Categorie archief: fotografie

……. en een mooi 2024 !

Fotomontage: een beetje Vermeer-licht en een vleugje Degas in de “Chinese Kamer” in landhuis Oud Amelisweerd…… Het schilderij is uiteraard “La Grande Famille” van de grote surrealist René Magritte.

Als Degas danseres-model poseerde kunsthistorica Anouk Duits.

Het Universum in een Hollandse Huiskamer – De Astronoom van Vermeer en het Planetarium van Eise Eisinga

In september 2023 is het Eise Eisinga Planetarium in Franeker door Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed. Het eeuwenoude planetarium is het oudst werkende ter wereld en een populaire trekpleister. De Friese wolfabrikant en zakenman Eise Eisinga bouwde het planetarium geheel zelfstandig van 1774 tot 1781 aan het plafond van zijn eigen woonkamer in Franeker. Het universum in een Hollandse huiskamer. Als Vermeer-liefhebber zie ik meteen een parallel met de Astronoom van Vermeer uit 1668 in het Louvre in Parijs, die bij het raamlicht in zijn studeerkamer een hemelglobe van de sterrenhemel bestudeert. De menselijke maat tegenover de oneindige grootsheid van het heelal.

De Astronoom van Vermeer uit 1668 is een van mijn favoriete Vermeers, omdat ik er mijn eigen persoonlijke fascinatie voor de sterrenhemel in herken, die teruggaat tot mijn vroegste jeugd. Ik spiegel mezelf in het woord van Plato: “Astronomy compels the soul to look upward, and leads us from this world to another”.

Het is overigens een van de topwerken die ontbraken op de grote Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum in Amsterdam in 2023.

De prachtige hemelglobe met sterrenbeelden van Jodocus Hondius uit 1600 is een waar kunst-werk op zichzelf. Kunst en Wetenschap gingen in de Gouden eeuw hand in hand.

Wat mij fascineert in het Planetarium van Eise Eisinga in Franeker en in de schilderijen van Johannes Vermeer van Delft is dat zij beiden in de bescheiden setting van één woonkamer in hun eigen huis min of meer in hun ééntje een levenswerk hebben gecreëerd, dat vandaag de dag wereldwijd als wereld cultureel erfgoed wordt beschouwd. Het universum in een kleine Hollandse binnenkamer. De kamergeleerde als ontdekkingsreiziger van het universum, met het vermogen tot een innerlijke reis vanuit de verbeeldingskracht van de geest.

Kunst en reizen.

Elke zichzelf respecterende kunstschilder in de Gouden Eeuw moest minstens éénmaal in zijn leven een grote Italië-reis ondernomen hebben. Een opvallend feit echter is dat de Grote Drie, Vermeer, Rembrandt en Hals, juist nooit zo’n grote reis ondernomen hebben. Zij bleven thuis. Hun artistieke reis ondernamen ze in de weidse wereld van hun eigen verbeelding in hun eigen atelier. De Haarlemse schilder Kees Verwey zei het het ooit zo: “Ik vind mijn Himalaya in mijn eigen schatkamer” (zo beschouwde hij zelf zijn atelier aan het Spaarne in Haarlem). Vermeer spant de kroon: hij is zelf bijna nooit zijn geboortestad Delft uit geweest. De grote ontdekkingsreiziger van het licht was in wezen een honkvaste huismus. Eise Eisinga past wat mij betreft in hetzelfde rijtje.

Dat vind ik het mooie van de Hollandse Gouden Eeuw: Leeuwenhoek, Huygens, Spinoza, Vermeer, al hun grote ontdekkingen en innovaties vonden plaats in de beslotenheid van een kleine Hollandse binnenkamer. Een tijdperk waarin alles nog een menselijke maat had. Het grootse in een intieme setting. Eenvoud als kenmerk van het ware.

Een planetarium in een Hollandse woonkamer

Het Koninklijk Planetarium Eise Eisinga  is een planetarium dat werd gebouwd door de Friese wolkammer Eise Eisinga in zijn eigen huis tussen 1774 en 1781. Aangedreven door een slingeruurwerk geeft het astronomisch uurwerk sinds de voltooiing in 1781 de actuele positie van de planeten aan via de plafondwijzerplaat en is hiermee het oudste werkende planetarium ter wereld. Eisinga  construeerde een planetarium – een mechanisch schaalmodel van ons zonnestelsel – tegen het plafond van zijn eigen woonkamer. Een indrukwekkend systeem van tandwielen en gewichten stelde hem in staat de bewegingen van de hemellichamen te reproduceren, inclusief de zon, de maan en alle destijds bekende planeten. Eisinga’s berekeningen waren zo ongelooflijk accuraat, dat ze ook heden ten dage nog correct blijken te zijn.

Toen zich in 1774 een conjunctie van de maan en de planeten Mercurius, Venus, Mars en Jupiter zou voordoen, gaf dominee Eelko Alta uit Bozum een boekje uit, waarin hij voorspelde dat deze hemellichamen op 8 mei 1774 op elkaar zouden botsen. De aarde zou hierdoor uit haar baan worden geslingerd en zou in de zon verbranden. Door deze voorspelling ontstond onrust in Friesland.

Om te laten zien dat er geen botsing zou ontstaan, besloot Eisinga in het plafond van de woonkamer van zijn huis uit 1768 een werkend schaalmodel van het zonnestelsel te bouwen. Een op de zolder boven de bedstee en het azuurblauwe plafond aangebracht raderwerk regelt met een regulateur de omlooptijden van de toen bekende planeten: Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter en Saturnus om de zon.. De planeten hangen als bollen in de kamer waarbij ze aan de zonzijde goudkleurig beschilderd zijn. De aarde is voorzien van een cirkelende maan. Daarnaast is het planetarium voorzien van een planisfeer en wijzerplaten voor onder meer de schijngestalten van de maan, zonsopkomst en ondergang, de weekdag en het jaartal.

Eisinga dacht aanvankelijk de constructie in zes maanden te kunnen klaren, maar pas in 1781 was het planetarium voltooid. De hoogleraar Jean Henri van Swinden die hem bezocht, was zeer lovend over Eisinga’s prestatie. Nog in het jaar van voltooiing werd de planeet Uranus ontdekt. Voor deze buitenplaneet was in het planetarium van Eisinga echter geen plaats meer.

Eisinga publiceerde in 1784 een “Nauwkeurige Beschrijving en Afteekeningen van de uitwendige vertooning en de inwendige zamenstelling van het gansche Planetarium”. Koning Willem I bezichtigde het planetarium in 1818 en kocht het in 1825 aan voor de Nederlandse staat.

Portretschilderij van Eise Eisinga uit 1827, geschilderd door de kunstschilder Willem Bartel van der Kooi.

Willem Bartel van der Kooi heeft Eise Eisinga vereeuwigd in een zogenaamd kniestuk. De sterrenkundige is tot de knieën afgebeeld, zittend aan de tafel in zijn eigen huiskamer en met zijn hoofd en lichaam naar rechts gewend. Het vertrek waarin hij zit is nu bekend als de planetariumkamer in museum Planetarium Eise Eisinga. Op het plafond is een natuurgetrouwe afbeelding van het planetenstelsel te zien, in de stand van de hemellichamen op 10 april 1827, het jaar waarin het schilderij voltooid is. Op de tafel waaraan Eisinga zit, ligt een door de sterrenkundige vervaardigde tekening van de grote zonne-eclips van 7 september 1820. Op de achtergrond staat rechts een ander door Eisinga vervaardigd planetarium dat hij nog eens op een grote schaal had willen uitvoeren, maar daar is het nooit meer van gekomen.

Via een klein trapje kun je op de zolder van het Eise Eisinga planetarium het raderwerk zien, dat de banen van de planeten om de zon op het plafond van het planetarium ook na 250 jaar nog steeds in beweging zet en houdt. De schoonheid van mathematisch/geometrische ordening en precisie. Het zonnestelsel als het tijdloze en feilloze raderwerk van een groots kosmologisch uurwerk.

Details van het plafond van het planetarium: de planeet Saturnus met de prachtige ringen in het sterrenbeeld Aquarius (Waterman) in de maand februari en de maanstanden-wijzer. Goed is hier te zien hoe de zonverlichte zijde van de planeet met goudverf is weergegeven. Na ruim 225 jaar is dit het oudst werkende planetarium ter wereld waar nog steeds de actuele stand van de planeten af te lezen is.

Het Koninklijke Eise Eisinga Planetarium is het oudste, nog altijd werkende, mechanische model van het zonnestelsel ter wereld. Het model laat op ieder moment van de dag de stand zien van de aarde, de maan en de vijf andere toen bekende planeten (Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus) ten opzichte van de zon. Wolfabrikant Eise Eisinga bedacht en bouwde het mechanisme op een ingenieuze manier in het plafond en de bedkastwand van zijn woonkamer. Hierdoor was hij in staat een groot model te bouwen, waarbij de hemellichamen goed zichtbaar boven de bezoekers hingen. De vindingrijkheid van Eisinga en de gedetailleerde instructies voor het onderhoud die hij naliet, droegen eraan bij dat het mechanisme nog altijd werkt.

In 1859 werd het planetarium door de Nederlandse staat geschonken aan de stad Franeker. De stad Franeker stelde het open als museum. Het woonhuis met planetarium is sinds 1967 een rijksmonument en staat in de Top 100 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg uit 1990. Eise Eisinga is vanwege zijn planetarium opgenomen in de Canon van Nederland en de Canon van Friesland.

Het planetarium is op 19 september 2023  tijdens de 45e sessie van de Commissie voor het Werelderfgoed in Riyad, toegevoegd aan de UNESCO werelderfgoedlijst.Het is een van de weinige werelderfgoedlocaties die met wetenschap te maken heeft. Replica’s van het mechaniek en de wijzerplaten zijn gebouwd in het Achterhoeks Planetarium en Planetarium Zuylenburgh.  De actuele stand van de plafondwijzerplaat is ook terug te vinden op de website van het planetarium.

De hemelglobe met sterrenbeelden van Jodocus Hondius uit 1600 wordt door Vermeer afgebeeld in zijn schilderij De Astronoom uit 1668 in de collectie van het Louvre in Parijs. (in 1983 verworven uit de privé-collectie van de rijke bankiersfamilie de Rothschild). Het is een pendant van De Geograaf van Vermeer in het Städel Museum in Frankfurt.

Het schilderij toont een man die een hemelglobe van Jodocus Hondius uit 1600 bestudeert. Op de werktafel ligt de Institutiones Astronomicae et Geographicae van Adriaan Metius (1621) opengeslagen op Boek III. Metius adviseert de onderzoeker in dat hoofdstuk om behalve op mechanische instrumenten en kennis van geometrie ook op inspiratie door God te vertrouwen. Aan de muur hangt een schilderij dat de vondst van Mozes afbeeldt. Deze profeet stond symbool voor de kennis van astronomie en geografie doordat hij alle kennis van het oude Egypte had verworven en het Joodse volk uit Egypte leidde.

Mogelijk is de afgebeelde man in De Geograaf en De Astronoom van Vermeer Antoni van Leeuwenhoek, stad- en leeftijdgenoot van Vermeer. Twintig jaar later portretteerde de Delftse schilder Jan Verkolje deze wetenschapper in een vergelijkbare pose als in De Geograaf. De gelaatstrekken komen eveneens deels overeen. Sluitend bewijs voor deze aanname is echter niet te geven.

Vermeer leefde in een tijd van grote ontdekkingsreizen. Een echo daarvan is terug te vinden in de prachtige landkaarten aan de muur in zijn intieme interieurs.

Directeur/conservator Adrie Warmenhoven van het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium in Franeker. De kunst van een goede pers-foto: één foto, waarin het hele verhaal verteld wordt. Net zoals Vermeer dat kon: het vermogen alles te kunnen zeggen in één helder leesbaar beeld.

Overigens heeft Nederland altijd grote astronomen voortgebracht: van Christiaan Huygens tot Jacobus Kapteyn, Willem de Sitter, Kees de Jager, Gerard Kuiper, Jan Hendrik Oort tot Ewine van Dishoeck en de “Duitse Nederlander” Heino Falcke, de man achter de eerste foto van een zwart gat. Maar ook nobelprijswinnaars in de theoretische natuurkunde als Hendrick Lorentz, Heike Kamerlingh Onnes en Gerard ’t Hooft. Einstein beschouwde Lorentz als zijn vaderlijke mentor en zocht hem vaak op in Leiden.

Albert Einstein in het raamlicht in zijn studeerkamer in het Institute of Advanced Studies in Princeton.

Het blijft een fascinerend gegeven dat hij in zijn studeerkamer met zijn Relativiteitstheorie de wetten van het universum ontrafelde, lang voor deze empirisch aangetoond konden worden.

Nog steeds bewijzen nieuwe waarnemingen met de nieuwste hi tech-meetinstrumenten de juistheid van zijn theorieën en klinkt steeds weer de mantra: “Einstein had gelijk – alweer !”. Zo werd het fenomeen “Zwaartekrachtlenzen” in het heelal al vroeg door  Einstein voorspeld, en pas veel later door de krachtige ruimte-telescopen van deze tijd als Hubble en Webb daadwerkelijk waargenomen. Een fenomeen waarin lichtstralen door de kromming van de ruimte-tijd als gevolg van de zwaartekracht worden afgebogen. Een kamergeleerde als ontdekkingsreiziger van de geest in het universum.

Een alledaags feitje uit het leven van Einstein: hij sliep tien uur per dag en maakte dagelijks een  wandeling van drie kilometer in het park rond Princeton. Alsof hij zijn geniale gedachte-experimenten allemaal uit zijn dromen haalde…… Onwillekeurig moet ik hierbij denken aan een mooi bijbel-vers:

“Het is voor u tevergeefs, dat gij vroeg opstaat, laat opblijft, het brood der smarten eet – Hij geeft het immers zijn beminde in de slaap”. (Psalm 127:2)

Deze video over het Planetarium van Eise Eisinga in Franeker is op YouTube te zien: “Het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium verwondert”, Prins Bernhard Cultuur Fonds.

Wetenschapsjournalist Govert Schilling legt uit waarom het Planetarium van Eise Eisinga zo bijzonder is:

How to Paint your Own Vermeer – What makes a Vermeer a Vermeer ?

Van alle grote meesters in de schilderkunst lijkt Johannes Vermeer voor veel kunstschilders, creatievelingen en kopiïsten de heilige graal te zijn. Wat is het in de schilderijen van Vermeer, dat hen zo aanspreekt ? En wat is het precies wat een Vermeer tot een Vermeer maakt ?

Rond de grote Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum in 2023 waren een aantal tentoonstellingen te zien met werk van hedendaagse kunstenaars van uiteenlopend niveau, allen geïnspireerd door Vermeer.

In Museum Het Prinsenhof in Delft en het Mauritshuis in Den Haag waren de winnende schilderijen te zien van de televisie-schilderwedstrijd De Nieuwe Vermeer in de categorieën Meesterschilders en Vrije Creatievelingen. Opdracht was om in elke aflevering een schilderij te maken op basis van het gegeven onderwerp van een verdwenen werk van Vermeer. Uit archieven weten we van het bestaan van een aantal schilderijen van Vermeer, die in de loop van de tijd tot op heden spoorloos verdwenen zijn.

Eveneens in het Mauritshuis in Den Haag wierp de tentoonstelling My Girl with a Pearl een blik vooruit in de toekomst van de beeldende kunst met de niet onomstreden opkomst van met behulp van Artificial Intelligence gegenereerde kunstwerken. Met als blikvanger de door Julian van Dieken met behulp van A.I. gecreëerde versie van Vermeer’s iconische Meisje met de Parel, die veel stof deed opwaaien en tot verhitte discussies leidde onder kunstliefhebbers.

In de Oude Kerk in Delft waren twee tentoonstellingen te zien: een met fotowerken van fotografe Carolien Sikkenk, en een met stillevens en kerkinterieurs van de bekende Groningse kunstschilder Henk Helmantel.

In de televisie-schilderwedstrijd De Nieuwe Vermeer van Omroep MAX kregen “meesterschilders” en “creatievelingen” in elk van de zes afleveringen van de serie de opdracht een “Verdwenen Vermeer” te schilderen. Een “educated guess” van hoe het originele Verdwenen Vermeer-schilderij er uit gezien zou kunnen hebben. We weten uit bronnenonderzoek naar beschrijvingen in oude veilinglijsten welk onderwerp ze hadden en van het feit dat ze bestaan hebben.  Maar voor zover we weten zijn de betreffende originele werken van Vermeer niet bewaard gebleven en voorgoed verdwenen.

Dit is de enige Verdwenen Vermeer, waarvan we wel precies weten hoe die er uit zag: Het Concert van Vermeer uit het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston. Deze Vermeer werd in 1990 gestolen en is tot op heden niet meer boven water gekomen.

In dit geval gaat het dus om een geschilderde kopie naar een kleurenfoto van het schilderij, die zo dicht mogelijk bij het origineel moest blijven.  Deze kopie is van de hand van “meesterschilder” Carolien van Olphen.

Mooi is haar kleurgebruik. In de blauwe kleuren van de staande dame rechts, heeft ze zich enige artistieke vrijheid veroorloofd. In het origineel zijn deze kleuren fletser, waarschijnlijk tengevolge van sleetsheid en verfverlies in het originele schilderij. In haar contouren maakt ze echter een vergissing, die veel Vermeer-kopiïsten maken.  Vermeer staat inderdaad wel bekend om zijn zachte contouren, die je kunt omschrijven als “vloei” of “Schmelz”. Veel kopiïsten proberen dat effect te bereiken met gretig en konsekwent “doezelen”, al of niet met een verdaskwast.  Het resultaat is dan dat alle contouren een beetje dezelfde vaagheid hebben. Wie goed naar een origineel schilderij van Vermeer zelf kijkt, ziet dat Vermeer juist heel precies en trefzeker de juiste variatie aanbrengt in zijn contouren, op de ene plek heel vaag, maar elders juist spatscherp, met name in de hooglichten, waardoor zijn licht gaat sprankelen.

Contouren spelen bij Vermeer een grote rol in het sturen van de blik van de beschouwer. Ongetwijfeld werd hij hierin geïnspireerd door het goed bestuderen van de lens-dieptescherpte effecten in een camera obscura lichtbeeld, waarin bepaalde delen van het beeld onscherp zijn en andere delen scherp in focus.

Deze twee werken worden in de serie aangeduid als “Een Heer van Stand” en zijn door deelnemende kunstenaars gevisualiseerd aan de hand van een beschrijving van een verdwenen topwerk van Vermeer, die terug te vinden is in de beroemde veilinglijst van de Dissius-collectie uit 1696 als kavel nr 5: “Daer een Seigneur zyn handen wast, in een doorsiende Kamer, met beelden, konstig en raer….”. Van de 21 Vermeer-schilderijen, waaronder meesterwerken als Het Gezicht op Delft en Het Melkmeisje,  bracht dit werk de vierde hoogste prijs op ( 95 gulden), dus het moet een zeldzaam topwerk geweest zijn. In het programma De Nieuwe Vermeer waren de “Meesterschilders” verplicht  zo veel mogelijk binnen het beeldtaal-idioom van Vermeer zelf te blijven in hun werk. “Creatievelingen” in de Vrije Categorie mochten een vrije interpretatie maken in hun eigen stijl, maar dan wel in de geest van Vermeer. Links is het werk te zien van Nard Kwast ( Nomen est omen !), rechts van Dominique Himmelsbach de Vries.

Dit is de “Heer van Stand”, met detailopnamen,  in de versie van Nard Kwast als “Meesterschilder”. Zijn sterkste punt is in mijn ogen de weergave van de lichtval. De compositie, perspectief en concentratie vind ik wat minder sterk. Een kaarsrecht staande mannenfiguur geheel ten voeten uit zou Vermeer nooit zo geschilderd hebben. De figuren van Vermeer zijn vaak “pyramide-vormig”, met een brede basis en smalle top. Vrouwen leenden zich in hun 17e eeuwse klederdracht daar goed voor met hun wijde rok of japon. Vermeer zou de man-figuur in het beeldvlak eerder bij de heupen “afgesneden” hebben of hebben laten zitten op een spaanse stoel, zoals de schilder in de “Weense Vermeer”. De “doorsiende kamer” uit de beschrijving komt in deze versie niet duidelijk uit de verf, de zichtlijn er naar toe wordt te veel geblokkeerd door de figuren. Gezien het feit dat de “doorsiende kamer” nadrukkelijk wordt vermeld in de korte beschrijving, moet ze een opvallende prominente plaats in de compositie hebben gehad. Niet zo half weggemoffeld achter de figuren.  Het perspectief is niet onjuist, maar ook niet sterk in haar dieptewerking. Het licht-donker contrast niet sprekend of verrassend. Het bijna-silhouet van de man in het zwarte kostuum is een beetje saai, geen levendige pose. De compositie en vlakverdeling blijven te rommelig en onrustig; het geheel  mist de focus en concentratie op één punt en de verstilling en het kalme evenwicht, waarin Vermeer zo sterk is.

Als je als kunstenaar zo  dicht mogelijk bij Vermeer zelf denkt te komen, moet ik zelf altijd denken aan die ene regel in een song van Paul Simon: “The nearer your destination, the more you’re slip sliding away”.

Deze meer grafische versie van de Heer van Stand van Dominique Himmelsbach de Vries in de Vrije Categorie is natuurlijk in een heel andere techniek uitgevoerd dan de olieverfschilderkunst van Vermeer, maar de compositie en perspectiefwerking vind ik ijzersterk. Het licht van Vermeer kon hij in deze techniek vanzelfsprekend onmogelijk  weergeven, maar het contrast en vlakverdeling  zijn prachtig.  De “doorsiende kamer” heeft hij duidelijk afgekeken van het schilderij De Pantoffels van Samuel van Hoogstraten in het Louvre in Parijs, maar een mooie prominente plaats in het geheel gegeven en naadloos en kunstig geïntegreerd in zijn eigen compositie.  De focus en concentratie ligt duidelijk op het handenwassen van de hoofdfiguur, Ook de plaatsing van de figuren op zichzelf geeft al een sterke dieptewerking. Als globale compositie zou dit in mijn ogen een “Vermeer-compositie” kunnen zijn, in een sfeer van ingetogen concentratie, zoals Vermeer zelf die in zijn verdwenen “Seigneur die zijn handen wast” in elkaar gezet zou kunnen hebben. Als Vrije Categorie-deelnemer had de kunstenaar de vrijheid er deze eigentijdse draai aan te geven in een sterk en krachtig beeld.

Ook een werk in de Vrije Categorie is deze versie van het verdwenen Tweede Straatje van Vermeer uit de Dissius-veilinglijst, van de hand van de Delftse kunstenaar Rafael Martig. Wat mij persoonlijk in dit werk aanspreekt is de mixed media-aanpak van een oud historisch fotografisch procédé – in dit geval de Cyanotypie –  met een overschildering in moderne gouache-waterverf. De mooie blauwtinten van de cyanotypie doen denken aan de mooie blauwen in de schilderijen van Vermeer of Delfts aardewerk. Een interessant concept. Oude fotografische technieken staan nog dicht bij de camera obscura van Vermeer. Zelf ben ik ook een groot fan van de Daguerreotypie, een van de vroegste vormen van fotografie. Ontwikkeld door Louis Daguerre, waarvan het procédé al in 1839 door de Franse overheid werd aangekocht. Ze hebben een unieke eigen uitstraling. Het zijn bovendien unica: een directe eerste afdruk van het licht zelf, waardoor er altijd maar één origineel, uniek exemplaar van is. Ze zijn dus niet reproduceerbaar en vermenigvuldigbaar.

Nog een werk in de Vrije Categorie dat mij bijgebleven is: deze versie van een verdwenen Vermeer, “Drie Maria’s bij het Graf”, van de Arnhemse kunstenares Merel Jansen. Als Vermeer-liefhebber voel ik mij meteen aangetrokken tot de ingetogen pose van de Maria-figuur links als “The Quiet Girl”. Het licht van Vermeer zul je hier niet vinden, maar het gebruik van helder gekleurde stoffen doet zeker aan Vermeer denken. Net als de stijlfiguur van “het schilderij in het schilderij”. Merel Janssen “schildert” met kleurige stoffen, waardoor de poses van de treurende Maria’s bij het Graf geen deprimerend beeld opleveren.

De verdwenen Drie Maria’s bij het Graf moet gezien de onderwerpkeuze een vroege Vermeer zijn geweest. De verdwenen “vroege Vermeers” zijn niet het soort Vermeerschilderijen, waaraan ik een sterk gevoel van gemis overhoud vanwege het feit dat ze er niet meer zijn. De vroege Diana van Vermeer in het Mauritshuis bijvoorbeeld is een aardig schilderij met een ingetogen, dromerige sfeer, maar geen typische Vermeer. Geen schilderij dat bij mij als Vermeerliefhebber het Vermeer-hart sneller doet kloppen.

De virtuele Vermeer-kamer op de website van het programma De Nieuwe Vermeer.

Er zaten absoluut een paar goede kunstenaars in het programma De Nieuwe Vermeer, maar bij geen enkel werk had ik het gevoel ”Zó had die ene verdwenen Vermeer er precies uit hebben kunnen zien “. Ook niet het gevoel “dat schilderij had ik zelf graag geschilderd willen hebben”, al zitten er veel betere kunstenaars in, dan ik zelf ooit zal kunnen zijn. Er kán ook gewoon geen Nieuwe Vermeer zijn. Vermeer is geen wedstrijd, en als het al een wedstrijd is, dan is het een wedstrijd, die je nooit winnen kan.

Zelfs een hedendaagse topkunstenaar als Gerhard Richter, onder andere beroemd om zijn “Photo Paintings”, verzuchtte ooit: “I cannot paint like Vermeer”. Vermeer oogt schijnbaar zo eenvoudig, maar die eenvoud is bedrieglijk. Hoe beter je gaat kijken, laat staan als je hem probeert na te doen, hoe meer je gaat inzien hoe knap bijvoorbeeld zo’n klein werkje als La Dentellière in het Louvre in Parijs in elkaar gezet is. Juist als alles klopt, lijkt alles zo vanzelfsprekend eenvoudig te zijn.

Vermeer dacht ook  niet in marketingtermen van “verdienmodel”, “de grootste ooit” of “kwantiteit”.  Vermeer’s streven als kunstenaar was zuiver gericht op kwaliteit en schoonheid.

Dat is ook precies wat hem zo geliefd maakt bij het grote publiek. Verum, Pulchrum et Bonum. Temidden van al het opdringerige lawaai van marketing, reclame en commercie wordt die ene stem door iedereen – zowel kenner als gewone liefhebber – als vanzelf direct herkend en verstaan: de stem van het Ware, het Schone en het Goede. Vermeer heeft niet de schreeuwerige marketingslogans nodig van snelle carrièretijgers en managers in maatpak. Echte kwaliteit “verkoopt” zichzelf. Marketingslogans doen eerder bijna afbreuk aan alles waar Vermeer wat mij betreft voor staat.

Twee voorbeelden van eigen digitale camera obscura-studies.

Geen van de deelnemers van de Nieuwe Vermeer heeft het aangedurfd om met een camera obscura te gaan werken en voor zover ik weet is de camera obscura zelfs niet eens ter sprake gebracht in de hele serie, ook niet door de experts. Hoe Vermeer precies gebruik gemaakt heeft van de camera obscura bij het maken van zijn schilderijen zullen we nooit weten. Maar dat het werken met de camera obscura een grote rol speelde in de ontwikkeling van zijn eigen unieke stijl en beeldtaal, daar zijn de meeste kenners het wel over eens.

Er werd door sommige kunstenaars in het programma wel gewerkt aan de hand van fotoshoots met kostuummodellen, maar dan met een gewone moderne digitale camera, die heel andere  beeldeigenschappen laat zien dan een camera obscura. Het lichtbeeld in een camera obscura heeft van zichzelf al de “look” van een schilderij, alsof het licht zelf het al “geschilderd” heeft. Wie ooit in een camera obscura kijkt, zal meteen aan Vermeer denken. Maar schilderijen maken op basis van camera obscura-beelden krijg je niet even in vier maanden in de vingers, ook niet digitaal.  Vermeer schilderde slechts één groot of twee kleine schilderijen in een heel jaar…….

Zulk langzaam en tijdrovend kunstenaarschap is niet mogelijk in een formule van een  commerciëel verdienmodel. Ik roep het al jaren:  kunstenaarschap à la Vermeer kan alleen mogelijk gemaakt worden door een mecenas of sponsor, die het aandurft een avontuur aan te gaan met een kunstenaar waar hij of zij in gelooft, waarbij hij of zij het risico durft te lopen dat “in het verleden behaalde resultaten geen garantie zijn voor de toekomst”. De moordende concurrentie van carrièretijgers in de huidige doorgedraaide kunstwereld van het snelle en grote geld, zal geen nieuwe Vermeer voortbrengen. Met een grote zak geld alleen, krijg je nog geen Vermeer.

Een van de grote technologische ontwikkelingen en innovaties van deze tijd is Artificial Intelligence. In het vertrouwde Photoshop konden al handmatig met digitale beeldbewerking diverse beeldelementen samengevoegd worden tot een nieuwe compositie (denk aan de fotowerken van Ruud van Empel) . Artificial Intelligence gaat nog een stap verder en biedt de mogelijkheid om beelden met behulp van algoritmes te genereren puur op basis van tekst, met de juiste trefwoorden, zoals je die in een zoekmachine als Google gebruikt. De ontwikkeling van A.I. gaat bijna griezelig snel. Bovenstaand beeld is van de hand van Julian van Dieken en is geheel met Artificial Intelligence gecreëerd. Het was te zien in de tentoonstelling “My Girl with a Pearl” in het Mauritshuis in Den Haag en is natuurlijk geïnspireerd op het beroemde Meisje met de Parel van Vermeer. Die oorhangers in de vorm van lampjes zijn niet mijn smaak, maar toch vind ik het op zichzelf wel een mooi beeld. Het werk leidt tot felle discussies tussen vóór- en tegenstanders. Maakt Artificial Intelligence alle creatieve beroepen als beeldend kunstenaar en grafisch ontwerper overbodig ? Ik denk van niet. Wil je een mooi beeld maken met kwalitatief hoogwaardige picturale kwaliteiten van licht, kleur, vlakverdeling, compositie, dan blijft het oog, hart en ziel en artistieke oordeel van de kunstenaar onontbeerlijk en ook diens vermogen de juiste artistieke keuzes te maken en een verhaal te vertellen dat mensen raakt. “Plaatjes maken” kan iedereen, interessante en mooie kunst maken, die mensen echt ráákt,  is niet iedereen gegeven. Reeds bij de uitvinding van de fotografie, vreesden kunstschilders voor “het einde van de schilderkunst”. Niets is minder waar gebleken. En ook de schilderijen van Vermeer zijn moeiteloos overeind gebleven tijdens die golven van spectaculaire technische innovaties als de uitvinding van de fotografie en de digitale revolutie. Technologie is slechts een instrument, waar je goede, maar ook slechte kunstwerken mee kunt maken.

Waar ik persoonlijk de grootste voordelen van het gebruik van Artificial Intelligence voor beeldend kunstenaars in zie, is in de ontwerpfase van beelden. Bijvoorbeeld variaties uitproberen van het door mij zo geliefde thema “Meisje in het licht bij het raam”, geïnspireerd op Vermeer. Uitproberen van lichtval, kleurstellingen, mise en scene, achtergrond, contrast, keuze van props, etc. De fase waarin de kwaliteit van uitvoering er nog niet zo toe doet. Hoe meer de kwaliteit van uitvoering er WEL toe gaat doen, des te meer het oog van een meester als Vermeer onontbeerlijk gaat worden en blijft.

Bovenstaande plaatjes op zichzelf raken mensen niet, liefde gaat uiteindelijk haar eigen mysterieuze weg, die het verstand ontgaat en die niet door louter een machine uit zichzelf gegenereerd kan worden. Zo is het niet de electrische gitaar op zich, zijn favoriete Fender Stratocaster, die de bluesy gitaarsolo’s van Eric Clapton zo doet ontroeren, maar hoe Clapton zelf door zijn gevoelvolle spel “can make his guitar gently weep”. Het is ook niet de camera obscura op zichzelf, die de lichtmagie in de schilderijen van Vermeer zo toverachtig mooi maakt. Het was wel het juiste instrument in de handen van van de juiste kunstenaar. Niet meer, maar ook niet minder. Vermeer maakte zijn beelden met behulp van een camera obscura, maar met een camera obscura krijg je nog lang geen Vermeer. Zo zal het vast ook met Artificial Intelligence gaan.

Voorbeelden van snelle op Vermeer geïnspireerde beelden, gegenereerd met een Artificial Intelligence-programma als NightCafe Creator, zoals die te vinden zijn op Internet.

Het heldere geel-blauw kleurakkoord spreekt me hier aan. Dit soort probeersels kunnen je helpen bij het maken van artistieke keuzes voor bijvoorbeeld het juiste kostuum voor een model-fotoshoot.

In de Oude Kerk in Delft waren in het voorjaar van 2023 twee tentoonstellingen te zien met fotowerken van fotografe Carolien Sikkenk en stilleven- en kerkinterieurschilderijen van de bekende Groningse kunstschilder Henk Helmantel.

Carolien Sikkenk is een Nederlandse fotografe, die haar fotowerken baseert op composities van Vermeer, en deze vervolgens vertaalt naar hedendaagse modellen, kostuums, locaties, props. Er zal ook vast wel wat Photoshop aan te pas komen. Maar ook dan nog komen deze fotowerken per definitie niet in de buurt van een origineel schilderij van Vermeer. Ik spreek ook uit eigen ervaring. Het licht, de kleur, de sfeer, de concentratie is bij Vermeer intenser, doorvoelder. Licht vertaald in verf door een meesterschilder als Vermeer heeft een heel andere uitstraling dan een digitale afdruk met printerinkt op Canvas of Dibond. Ook laat een foto te veel overbodige details zien, die een schilder als Vermeer zou weglaten om de werking van concentratie te versterken. Zoals ook de kleuren in een Vermeer-schilderij met meerdere glacis-verflagen gloeiender, rijker en dieper zijn. Verf en inkt zijn totaal verschillend in hun materie en aanwezigheid, geven elk heel andere resultaten en effecten in de visuele werking en uitstraling van een beeld.

De stillevens van de Groningse kunstschilder Henk Helmantel zijn van bijzondere kwaliteit en genieten ook internationaal een grote reputatie. Zijn onderwerpkeuze is weinig origineel en grijpt terug op de grote zeventiende eeuwse stillevenschilders als Heda en Claesz. Maar de kwaliteit van uitvoering en de picturale kwaliteiten van zijn schilderijen zijn van een zo hoog niveau, dat je een Helmantel in één oogopslag herkent tussen andere hedendaagse stillevenschilders. Zijn “originaliteit” ligt niet in zijn onderwerpkeuze en beeldideeën, maar in zijn uitzonderlijke kwaliteit van uitvoering. Dat heeft hij gemeen met Vermeer, waarvan hij zelf – bijna als vanzelfsprekend – ook een groot liefhebber is. Helmantel is een specialist, net als de zeventiende eeuwse genre-schilders. Zijn stillevens behoren tot de absolute top in het genre, zijn kerkinterieurs zijn van hoog niveau, maar in portret en landschap ligt niet zijn kracht. Die onderwerpen beoefent hij dan ook hoogst zelden en met weinig succes. “Wat je niet kunt, moet je ook niet willen” is een uitspraak van hem, die getuigt van veel zelfkennis. Helmantel zou nooit een mooie vrouw kunnen schilderen zoals Vermeer dat kon. Maar in de overgave waarmee hij het licht op een paar kweeperen uit zijn eigen tuin op een tafel weet weer te geven in verf en dat licht bijna laat ervaren als een goddelijke aanwezigheid; in dat opzicht is hij een zielsverwant van Vermeer.

Helmantel heeft zijn hoge niveau in zijn stillevens kunnen bereiken, doordat hij  in zijn eigen atelier in Westeremden maximale controle over zijn onderwerp heeft. Hij ziet wat hij schildert elke dag in zijn eigen atelier. Je ziet dat hij die maximale controle niet heeft in zijn kerkinterieurs, die in mijn ogen net niet helemaal hetzelfde niveau van lichtweergave halen als in zijn stillevens. Omdat Vermeer ook zo’n hoog niveau heeft in zijn weergave van het licht, ben ik ervan overtuigd dat ook Vermeer de beeldelementen van zijn interieurscènes ook direct voor zich zag in zijn atelier en zodoende ook maximale controle had over zijn onderwerp, zijn compositie en het licht.

Wat ik altijd heb bewonderd in Helmantel is dat hij altijd trouw aan zichzelf gebleven is. Toen hij in de jaren ’70 en ’80 al zijn traditionele stillevens en kerkinterieurs schilderde, ondervond hij in avant garde kunstenaarskringen veel kritiek en werd hij weggehoond als “not done”, hopeloos ouderwets en achterhaald. Vandaag de dag is juist zijn werk zeer gewild bij internationale kunstverzamelaars en evenzeer geliefd bij het grote publiek…..

De “broncode” die een Vermeer een Vermeer maakt, het “entkristal” van zijn eigen stijl en beeldtaal begint ergens in 1657 bij het “Brieflesendes Mädchen am Offenen Fenster” in Dresden en het duidelijk door Pieter de Hooch geïnspireerde “Officer and Laughing Girl” in de Frick Collection in New York. “Een jong meisje bij het raam waar het licht mooi is”, dat is het kloppende hart van elke echte Vermeer. Zijn levenslange inspiratie. In deze schilderijen vond Vermeer  zijn eigen stijl toen hij 25 jaar was, een ideale leeftijd, in de kracht en bloei van zijn leven.

Vermeer was zeker niet uniek in de keuze van dit onderwerp, we zien dit onderwerp ook al in de schilderijen van Pieter de Hooch, Gerrit Dou, Gabriel Metsu, Gerard Ter Borch, en andere tijdgenoten. Wat is het dan precies wat Vermeer tot een Vermeer maakt ? De weergave van licht, het perspectief, het heldere kleurgebruik, de weergave van contouren, de ijzersterke composities, de rust en verstilling, de fotografische effecten van de camera obscura ? Of is het een combinatie van al die beeldeigenschappen tegelijk ? We don’t know. De code van wat een Vermeer tot een Vermeer maakt, blijft een raadselachtig, ongrijpbaar en kennelijk niet te kraken geheim, want niemand is er tot nu toe echt in geslaagd werkelijk “een nieuwe Vermeer” te maken, die er overtuigend als een Vermeer uit ziet. Vermeer is a peerless genius. One of a kind. There will never be another Vermeer.

De vroege Vermeers hebben echter nog niet datgene, wat een Vermeer tot een Vermeer maakt. Ze laten een jonge kunstenaar zien die nog zoekende is en nog niet echt zijn eigen stijl gevonden heeft. De vroege Vermeers zouden net zo goed door een andere schilder gemaakt kunnen zijn – en wie weet zal toekomstig onderzoek dat ook in een enkel geval uitwijzen, zoals in het geval van de Sint Praxedis-kopie.

Bij deze Vermeer moet ik vaak denken aan “Zen in de Kunst van het Boogschieten”. De Dentellière van Vermeer  is maar een klein – bijna achteloos klein – schilderijtje, dat op het eerste gezicht oogt als een snelle snapshot. Maar de pijl van de boogschutter schiet hier midden in de roos, right on target, so direct. Bob Dylan zegt het mooier: “Truth is an arrow, and the gate is narrow, that it passes through”. Zoals een goed popliedje een “hit” kan zijn. Het raakt je, recht in het hart. Zoals een mooie melodie de kortste weg naar het hart is.

Heel soms geeft zelfs een reclame-filmpje, in dit geval van Bleu de Chanel, je dat gevoel. Dat gevoel wordt versterkt door die prachtige song uit de jaren zestig, “Nights in White Satin’ van de Britse popgroep The Moody Blues. Is dit niet waar iedere kunstenaar, jong of oud, die nog durft te dromen, diep in zijn of haar hart naar blijft verlangen ?:

“Just what you want to be, You’ll be in the end, because I love you……”

Te zien en te horen op Youtube:

Fotoserie Terugblik Vermeer Expositie Rijksmuseum 2023

Van 10 februari tot 4 juni 2023 waren in het Rijksmuseum 28 schilderijen van Johannes Vermeer te zien. Een blockbuster met massale belangstelling uit binnen- en buitenland. Door de tentoonstelling zeven keer te bezoeken, waren er voor mij voldoende tijdsblokken met nagenoeg lege zalen om de Vermeers te kunnen zien en ervaren zoals ze bedoeld zijn: voor verstilde contemplatie.

Het meest bijzondere aspect van de Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum was dat voor het eerst sinds lange tijd de twee Vermeers uit Dresden en de drie Vermeers uit de Frick Collection in New York bij hoge uitzondering weer in Nederland te zien waren ( als Vermeerliefhebber had ik deze natuurlijk al wel eerder gezien in de Gemäldegalerie in Dresden en de Frick in New York)

Tijdens de momenten dat de zalen nagenoeg leeg waren, kon ik ook erg genieten van het intense kijken van andere bezoekers; alleen voor een Vermeer of samen met z’n tweeën. De ideale Vermeer-ervaring is kunnen kijken in een rustige, lege zaal in je ééntje of met je geliefde of kunstenaar-vriend. Hieronder een paar sfeeropnamen van eigen hand:

Een jonge vrouw alleen voor een Vermeerschilderij in het museum. “This one steals my heart away…….”

Het plezier van het samen kijken. Twee zien soms meer dan een.

Ook had ik de eer uitgenodigd te worden voor de officiële opening van de Vermeer-tentoonstelling op 9 februari 2023. Met als mijn introducée Anouk Duits, die meermalen voor mij heeft geposeerd als kostuummodel in fotoshoots, geïnspireerd op Degas en Vermeer.

Deze man, met het polka dot overhemd, is Jonathan Janson, een Amerikaanse schilder en Vermeerkenner, die leeft en werkt in Rome. Het was een waar genot om met hem persoonlijk over Vermeer te spreken. Hij is kunstschilder, kijkt en praat ook als een schilder, is net als ik een autodidakt Vermeerkenner, geliefd bij Vermeerliefhebbers, tevens zeer gerespecteerd door museumexperts, en de curator van zijn eigen website EssentialVermeer.com, met afstand de beste website over Vermeer. Ik beschouw hem als een zielsverwant. Een vrije, onafhankelijke geest.

Hij speelt wat mij betreft dan ook de hoofdrol in de documentaire Dicht Bij Vermeer van Suzanne Raes. Voor wie zin en tijd heeft via deze link nog te zien op NPOstart:

https://www.npostart.nl/het-uur-van-de-wolf/29-05-2023/VPWON_1350879

An artist looking at his master……

Op YouTube heb ik een serie van vier video’s van eigen makelij geüpload van alle 28 Vermeerschilderijen in de 2023 Vermeer-expositie in het Rijksmuseum. In de vaste volgorde waarin de werken te zien waren. Voor de titels van de schilderijen heb ik de vormgeving van de expositie aangehouden. Een terugblik met slechts één advies: neem de tijd en alleen maar kijken, kijken, kijken:

VERMEER RIJKSMUSEUM EXHIBITION 2023 PART 1/4:

VERMEER RIJKSMUSEUM EXHIBITION 2023 PART 2/4:

VERMEER RIJKSMUSEUM EXHIBITION 2023 PART 3/4:

VERMEER RIJKSMUSEUM EXHIBITION 2023 PART 4/4:

Digitale Camera Obscura Portret-studies – Op zoek naar het Licht van Vermeer

Portretfotografie met een digitale camera obscura. Eigen studies geïnspireerd op Vermeer’s Meisje met Rode Hoed. In samenwerking met model/kunsthistorica Anouk Duits uit Arnhem. In vergelijking met opnamen met een moderne Nikon-camera ogen naar mijn mening de digitale camera obscura opnamen als lichtbeelden schilderachtiger en mysterieuzer. Staan ze dichter bij de schilderijen van Vermeer.

Digitale camera obscura opname van Anouk Duits als jonge vrouw met Sèvres-groene hoed en kimono, tegen de achtergrond van een verdure gobelin en een replica van een Spaanse Vermeer-stoel met leeuwenkopjes op de voorgrond. Net als in Vermeer’s Meisje met Rode Hoed lijken de hooglichten te drijven op een laag van kleurvlekken, die van gesmolten email lijken te zijn. De camera obscura heeft een geheel eigen schoonheid, die je in hedendaagse smartphones en fotocamera’s niet op die manier terugziet. De camera obscura straalt nog een “lichtbewustzijn” uit; het besef dat het beeld louter door de werking van het licht zelf is ontstaan. In de wereld van de camera obscura én Vermeer is het licht zelf de hoofdrolspeler. Ruim 70 procent van de hedendaagse foto’s wordt gemaakt met een smartphone, waarbij wellicht niemand meer het gevoel heeft met door het licht zelf gecreëerde beelden van doen te hebben. Met de slogan “iedereen kan fotograferen” dreigt het oorspronkelijke lichtbewustzijn te verdwijnen: het ervaren van licht als licht. Het Lumen de Lumine; licht als goddelijk licht. Fotograferen is verworden tot snel en veel “plaatjes maken”. Het is geen toeval dat de beelden van Vermeer in de hedendaagse “plaatjes-tsunami” moeiteloos overeind blijven. Omdat Kwaliteit het uiteindelijk toch altijd wint van kwantiteit, ook al lijkt het soms in de waan van de dag op korte termijn niet zo.

Twee maal een Meisje met Hoed; een camera obscura schilderij van Johannes Vermeer (boven) en een digitale camera obscura foto van eigen hand, in samenwerking met model Anouk Duits. In vergelijking met opnamen met een moderne Nikon-camera, ogen de digitale camera obscura opnamen schilderachtiger en mysterieuzer. Toch is Vermeer méér dan een slaafse nabootser van een camera obscura. Of zoals Gowing het fraaier formuleert: “a walking retina, drilled like a machine”. Ik ben er van overtuigd dat Vermeer in zijn schilderproces op de een of andere manier gebruik maakte van een camera obscura, maar met een camera obscura alleen krijg je nog lang geen Vermeer. Het is het raffinement waarmee Vermeer als schilder zijn lichtbeeldcomposities opbouwde en in elkaar zette, waarin zijn ware genialiteit zich toont.

Een “touch of genius” van Vermeer: het glimlicht in het oog van het Meisje met Rode Hoed (boven) is er met een hooglicht in turquoise verf “in one go” op gezet, om het oog te laten oplichten vanuit een mysterieuze schaduw. Waar de camera obscura ophoudt, begint de magie van de schilder Vermeer. Vermeer ontwikkelde zijn eigen schilderstijl en lagenopbouw-systeem door het lichtbeeld dat hij zag in de camera obscura uitgebreid te bestuderen en te proberen te vertalen in verf. Hij moet een diepgaande studie hebben gemaakt van de beeldeigenschappen van de camera obscura met het oog van een kunstschilder. Terwijl kunstenaars als Canaletto de camera obscura vooral gebruikte als een soort “overtrek-projector” in de eerste fase van het schilderproces, door de lichtbeeldprojectie over te trekken en zo een natuurgetrouwe beginschets-tekening op te zetten, was het Vermeer er juist om te doen om in het oppervlak van zijn laatste bovenste verflaag zoveel mogelijk de “look” en de geheel eigen schoonheid van de lichtprojectie in de camera obscura te benaderen. Dat bereik je nooit met “naschilderen”, als het naschilderen van een foto. Daarvoor was het camera obscura beeld bovendien te lichtzwak. Het genie en de uitdaging van Vermeer was dat hij een eigen schildersysteem ontwikkelde, waarin hij zijn verflagen zo opbouwde, dat hij uiteindelijk uitkwam bij een schilderijoppervlak, waarin in zijn ogen eenzelfde schoonheid als die van het camera obscura lichtbeeld te zien was. Vermeer was een schilder, geen fotograaf. Het is de manier waarop hij zijn schilderijen “from scratch” op uiterst geraffineerde wijze in elkaar zette tot die onverwoestbare composities, waar hij zijn huidige wereldroem aan te danken heeft. Hierin overstijgt hij het nivo van de fotografie volkomen en dit maakt hem nu tot de “schilder-god”, die iedere schilder in het diepste verborgene van zijn dromen en verlangens ook zou of had willen zijn. Zoals elk jongetje, dat net voor het eerst op straat tegen een bal trapt, ervan droomt ooit een Cruijff, Maradona of Messi te worden. Het is zoals Goldscheider over Vermeer schrijft: “Velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren”.

Model Anouk Duits met hoed en kimono in een camera obscura digitaal gefotografeerd in mijn daglichtstudio. De oorspronkelijk rode kleur van de hoed en de kimono heb ik digitaal verschoven naar Sèvres-groen, geïnspireerd door de kleur van haar ogen. Kenmerkend voor de camera obscura zijn de zachte, delicate overgangen en vervagende floers die als een subtiele mist-sluier over het beeld hangt, die door Leonardo da Vinci “sfumato” werd genoemd.

De camera obscura-opname naast een moderne Nikoncamera-opname. De camera obscura opname vertoont veel van wat de hedendaagse technisch geschoolde vakfotograaf als “beeldfouten” zou beschouwen, maar die voor een kunstschilder juist “happy accidents” zijn. De camera obscura staat dan ook veel dichter bij de schilderkunst, dan een spatscherpe hedendaagse foto. Hoe mooi geposeerd ook. De eerste fotocamera’s waren ook omgebouwde camera obscura’s en de eerste fotografen waren in wezen “omgeschoolde” kunstschilders.

Uitsnede van een camera obscura-portretfoto (boven) en een portretfoto gemaakt met een hedendaagse Nikon-camera (onder). Beiden laten hetzelfde mooie model zien, maar toch is er een verschil in sfeer. De vagere camera obscura opname roept bij mij meer een associatie op met een Vermeer-schilderij, dan de scherpe Nikon-foto. Het geniale van Vermeer als schilder is dat hij desondanks binnen die vaagheid toch tegelijk op de juiste plekken heel precies, scherp en trefzeker kan zijn. Dat talent is slechts zéér weinigen gegeven.

In de camera obscura (boven) lichten de glimlichten in de ogen van het model scherp op in de mysterieuze vage mist van een dromerig sfumato. Wat een heel andere sfeer geeft dan in de overigens ook fraaie moderne Nikon-opname (onder). Aimer la beauté, c’est voir la lumière……

Deze fraaie foto is gemaakt met een moderne Nikon-camera. Model is wederom Anouk Duits, kunsthistorica en model uit Arnhem, met wie ik graag samenwerk.

Naast meester van het licht is Vermeer ook de meester van de concentratie. Poses van verstilde concentratie doen het erg mooi in de lichtbeeld-projectie van een camera obscura.

In deze pose heb ik de spiegelende bol geleend van Vermeer’s Allegorie van het Geloof in New York en de pose van Vermeer’s Astronoom in het Louvre in Parijs.

De mouw van haar kimono heeft dezelfde schilderachtige uitstraling in de camera obscura als de mouw van de “Turxse mantel” van de Astronoom in Parijs.

Tekening van Sint Apollonia door de Jezuiet Isaac van der Mye, gemaakt op een dun doorschijnend vel perkament, vermoedelijk gemaakt in een camera obscura. Uit de collectie van het Rijksmuseum in Amsterdam. Isaac van der Mye was een aanvankelijk als kunstschilder opgeleide Jezuiet, die tussen 1650 en 1656 de directe buurman was van Vermeer aan de Oude langendijk in Delft, waar zich een schuilkerk en meisjesschool bevond van de Jezuieten. Gregor Weber van het Rijksmuseum oppert in zijn recente publicatie “Vermeer – Geloof, Licht en Reflectie” de theorie dat Vermeer via deze Jezuieten voor het eerst kennis maakte met de camera obscura. Frappant detail hierbij is dat de eerste tekenen van de invloed van de camera obscura op de schilderstijl van Vermeer te zien zijn vanaf 1656, het sterfjaar van Isaac van der Mye. Weber suggereert dat Vermeer het camera obscura-instrument van Van der Mye uit diens nalatenschap verworven zou kunnen hebben. Het zou dan gegaan kunnen hebben om een draagbaar tafelmodel camera obscura, waarmee Vermeer later waarschijnlijk het Meisje met Rode Hoed uit Washington en de Dentellière uit het Louvre heeft geschilderd. Overigens doet de tekening van Van der Mye in haar visuele stijlkenmerken verder in niets aan Vermeer denken. Veel reconstructie-studies van Vermeer en de camera obscura zien de camera obscura als een soort overtrek-projector, zoals in deze tekening. Als een hedendaagse episcoop of Artograph. In mijn ogen was het Vermeer juist veel meer te doen om zijn uiteindelijke schilderij-verfoppervlak tijdens de finishing in de laatste lagen en hooglichten er zo veel mogelijk uit te laten zien als een camera obscura lichtbeeld. Voor de juiste constructie van het perspectief heeft hij aantoonbaar een andere, traditionele methode gebruikt, met een krijtdraadje en een speld in het centrale verdwijnpunt. Het gaatje van die speld is in zeventien Vermeer-schilderijen ook daadwerkelijk als bewijs van deze werkwijze teruggevonden. In de constructie van het perspectief speelde de camera obscura dus geen rol van betekenis. Het perspectief was het eerste geraamte, de camera obscura speelde in mijn ogen vooral een rol bij de uiteindelijke bekleding, de “oppervlaktehuid” van het schilderij. Het is daar, waar bij Vermeer “the magic happens”.

In een in het latijn gesteld prekenboek “Lux Evangelica” van de Jezuiet Henricus Engelgrave uit 1655 bevindt zich in een preek van de 18e zondag na Pinksteren een emblema-afbeelding van een tot een camera obscura verduisterde kamer, waarin een engel het lichtprojectiebeeld opvangt op een wit vel papier. In de begeleidende tekst wordt in het latijn de werking van de camera obscura beschreven. Jezuieten waren een intellectuele katholiek-religieuze orde, voor wie wetenschap en religie een twee-eenheid vormden. In de genoemde preek staan een aantal kernwoorden, die zich gemakkelijk laten associëren met de schilderijen van Vermeer: “de verduisterde kamer, de lichtstraal, in één punt samen komen, de stilte, het mysterie, goddelijk licht, de geheime kamer van de ziel, onze geest is als een schilder, zowel in de ziel als op het schilderdoek, als een schilder schilderde hij in het donker…..in het verborgene geschilderd….. komt in het licht tevoorschijn…..als de ziel van een jong meisje…..” Met name het “animus puellae” – de ziel van een jong meisje – trof mij, omdat een mooi, jong meisje/vrouw steeds het kloppende hart en middelpunt is van bijna elk Vermeer-schilderij. Hoe sterk de relatie tussen Vermeer en de Jezuieten in werkelijkheid geweest is, zal wellicht nooit met harde wetenschappelijke feiten aangetoond kunnen worden, evenmin of het inderdaad de Jezuieten waren, die Vermeer in contact brachten met de camera obscura. Wel zal wellicht elke Vermeerliefhebber beamen dat in het licht van Vermeer méér mysterie ervaren kan worden, dan in het licht, dat op chemisch dan wel digitale wijze wordt geregistreerd door een fotocamera. Al is in het verleden ook gebleken, dat men ervoor moet waken de schilderijen van Vermeer al te zeer door een religieuze bril te bezien ( denk aan het beruchte schandaal van het aanvankelijk alom geprezen “religieuze meesterwerk van Vermeer” De Emmausgangers , dat later een vervalsing van Van Meegeren bleek te zijn). Ik zie Vermeer meer als een man van de Verlichting, dan als een Rembrandt in diens religieuze schilderijen. Je moet in Vermeer geen Rembrandt willen zien. Maar dat ook in het licht van Vermeer veel meer aan de hand is, dan een louter mechanische en inspiratieloze registratie van daglicht, lijkt mij evident. Vermeer was méér dan Gowings “walking retina, drilled like a machine”.

Interieur en exterieur van de Jezuieten schuilkerk en meisjesschool aan de Oude Langendijk in Delft ten tijde van Vermeer. Uiterst rechts is nog net een klein stukje van het huis van Vermeer en zijn schoonmoeder Maria Thins te zien. Het is ook aannemelijk dat de dochters van Vermeer in de meisjesschool van de Jezuieten naar school gingen. De prent van de voorgevel van de Jezuietenstatie aan de Oude Langendijk in Delft is van de hand van Abraham Rademaker uit 1730. Niet toevallig staat hier precies op deze plek sinds begin 19e eeuw de Maria van Jesse-kerk.

De Allegorie van het Geloof van Vermeer behoort niet tot zijn meest representatieve en meest geliefde schilderijen. Sommigen beschouwen het zelfs als een “mislukte Vermeer”. Toch is het vol van Jezuietische religieuze symboliek. Lang werd aangenomen dat Vermeer dit doek schilderde als opdracht voor de schuilkerk van de Jezuieten naast het huis van zijn schoonmoeder Maria Thins , bij wie hij met zijn vrouw en kinderen inwoonde. Met name de meesterlijk geschilderde glazen bol aan het plafond springt in het oog, als symbool voor het geloof. Het schilderij bevindt zich nu in het Metropolitan Museum of Art in New York.

In dit emblema houdt een Cupido-liefdesgod een glazen bol omhoog, met als onderschrift “Capit, quod non capit”. Wat zich ongeveer laat vertalen als : “Hij begrijpt, wat hij niet begrijpen kan”. De glazen bol staat symbool voor het Geloof; de glazen bol – hoe klein ook – is in staat het onmetelijke universum te weerspiegelen. . Zij vangt in zich al het licht van de wereld, als het symbool van de geest die, dankzij het geloof, in staat is het goddelijke licht en het oneindige universum te bevatten. En juist door het geloof is zij in staat “meer te begrijpen, dan zij eigenlijk kan begrijpen”. Uit: Guillielmus Hesius, Emblemata sacra de fide, spe, charitate, Antwerpen, 1636.

Voor de Jezuieten was de camera obscura het ideale instrument om het goddelijke licht waar te nemen. In hun ogen is het licht een manifestatie van God’s aanwezigheid in de wereld. De Jezuieten waren bijzonder bedreven in de studie van de optica. Deze bekende vroege afbeelding van een draagbaar type camera obscura is van de Duitse Jezuiet Johann Zahn, in zijn boek “Oculus Artificialis teledioptricus” uit 1669.

Een hedendaagse versie van de concentratie van Vermeer in een ander licht, dat van het beeldscherm van een smartphone. Een meisje met een smartphone in een bus, trein of bij een tramhalte levert in de ogen van een Vermeerliefhebber altijd een mooi beeld op. Ze gaat geheel op in haar eigen wereld, net als de vrouwen van Vermeer. Dit is overigens een hedendaagse Nikon-camera opname.

Op YouTube is een mooie video over de camera obscura te zien – “Jan Vermeer en de Camera Obscura”, van Red City Projects: