Categorie archief: tentoonstellingen

Het Universum in een Hollandse Huiskamer – De Astronoom van Vermeer en het Planetarium van Eise Eisinga

In september 2023 is het Eise Eisinga Planetarium in Franeker door Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed. Het eeuwenoude planetarium is het oudst werkende ter wereld en een populaire trekpleister. De Friese wolfabrikant en zakenman Eise Eisinga bouwde het planetarium geheel zelfstandig van 1774 tot 1781 aan het plafond van zijn eigen woonkamer in Franeker. Het universum in een Hollandse huiskamer. Als Vermeer-liefhebber zie ik meteen een parallel met de Astronoom van Vermeer uit 1668 in het Louvre in Parijs, die bij het raamlicht in zijn studeerkamer een hemelglobe van de sterrenhemel bestudeert. De menselijke maat tegenover de oneindige grootsheid van het heelal.

De Astronoom van Vermeer uit 1668 is een van mijn favoriete Vermeers, omdat ik er mijn eigen persoonlijke fascinatie voor de sterrenhemel in herken, die teruggaat tot mijn vroegste jeugd. Ik spiegel mezelf in het woord van Plato: “Astronomy compels the soul to look upward, and leads us from this world to another”.

Het is overigens een van de topwerken die ontbraken op de grote Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum in Amsterdam in 2023.

De prachtige hemelglobe met sterrenbeelden van Jodocus Hondius uit 1600 is een waar kunst-werk op zichzelf. Kunst en Wetenschap gingen in de Gouden eeuw hand in hand.

Wat mij fascineert in het Planetarium van Eise Eisinga in Franeker en in de schilderijen van Johannes Vermeer van Delft is dat zij beiden in de bescheiden setting van één woonkamer in hun eigen huis min of meer in hun ééntje een levenswerk hebben gecreëerd, dat vandaag de dag wereldwijd als wereld cultureel erfgoed wordt beschouwd. Het universum in een kleine Hollandse binnenkamer. De kamergeleerde als ontdekkingsreiziger van het universum, met het vermogen tot een innerlijke reis vanuit de verbeeldingskracht van de geest.

Kunst en reizen.

Elke zichzelf respecterende kunstschilder in de Gouden Eeuw moest minstens éénmaal in zijn leven een grote Italië-reis ondernomen hebben. Een opvallend feit echter is dat de Grote Drie, Vermeer, Rembrandt en Hals, juist nooit zo’n grote reis ondernomen hebben. Zij bleven thuis. Hun artistieke reis ondernamen ze in de weidse wereld van hun eigen verbeelding in hun eigen atelier. De Haarlemse schilder Kees Verwey zei het het ooit zo: “Ik vind mijn Himalaya in mijn eigen schatkamer” (zo beschouwde hij zelf zijn atelier aan het Spaarne in Haarlem). Vermeer spant de kroon: hij is zelf bijna nooit zijn geboortestad Delft uit geweest. De grote ontdekkingsreiziger van het licht was in wezen een honkvaste huismus. Eise Eisinga past wat mij betreft in hetzelfde rijtje.

Dat vind ik het mooie van de Hollandse Gouden Eeuw: Leeuwenhoek, Huygens, Spinoza, Vermeer, al hun grote ontdekkingen en innovaties vonden plaats in de beslotenheid van een kleine Hollandse binnenkamer. Een tijdperk waarin alles nog een menselijke maat had. Het grootse in een intieme setting. Eenvoud als kenmerk van het ware.

Een planetarium in een Hollandse woonkamer

Het Koninklijk Planetarium Eise Eisinga  is een planetarium dat werd gebouwd door de Friese wolkammer Eise Eisinga in zijn eigen huis tussen 1774 en 1781. Aangedreven door een slingeruurwerk geeft het astronomisch uurwerk sinds de voltooiing in 1781 de actuele positie van de planeten aan via de plafondwijzerplaat en is hiermee het oudste werkende planetarium ter wereld. Eisinga  construeerde een planetarium – een mechanisch schaalmodel van ons zonnestelsel – tegen het plafond van zijn eigen woonkamer. Een indrukwekkend systeem van tandwielen en gewichten stelde hem in staat de bewegingen van de hemellichamen te reproduceren, inclusief de zon, de maan en alle destijds bekende planeten. Eisinga’s berekeningen waren zo ongelooflijk accuraat, dat ze ook heden ten dage nog correct blijken te zijn.

Toen zich in 1774 een conjunctie van de maan en de planeten Mercurius, Venus, Mars en Jupiter zou voordoen, gaf dominee Eelko Alta uit Bozum een boekje uit, waarin hij voorspelde dat deze hemellichamen op 8 mei 1774 op elkaar zouden botsen. De aarde zou hierdoor uit haar baan worden geslingerd en zou in de zon verbranden. Door deze voorspelling ontstond onrust in Friesland.

Om te laten zien dat er geen botsing zou ontstaan, besloot Eisinga in het plafond van de woonkamer van zijn huis uit 1768 een werkend schaalmodel van het zonnestelsel te bouwen. Een op de zolder boven de bedstee en het azuurblauwe plafond aangebracht raderwerk regelt met een regulateur de omlooptijden van de toen bekende planeten: Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter en Saturnus om de zon.. De planeten hangen als bollen in de kamer waarbij ze aan de zonzijde goudkleurig beschilderd zijn. De aarde is voorzien van een cirkelende maan. Daarnaast is het planetarium voorzien van een planisfeer en wijzerplaten voor onder meer de schijngestalten van de maan, zonsopkomst en ondergang, de weekdag en het jaartal.

Eisinga dacht aanvankelijk de constructie in zes maanden te kunnen klaren, maar pas in 1781 was het planetarium voltooid. De hoogleraar Jean Henri van Swinden die hem bezocht, was zeer lovend over Eisinga’s prestatie. Nog in het jaar van voltooiing werd de planeet Uranus ontdekt. Voor deze buitenplaneet was in het planetarium van Eisinga echter geen plaats meer.

Eisinga publiceerde in 1784 een “Nauwkeurige Beschrijving en Afteekeningen van de uitwendige vertooning en de inwendige zamenstelling van het gansche Planetarium”. Koning Willem I bezichtigde het planetarium in 1818 en kocht het in 1825 aan voor de Nederlandse staat.

Portretschilderij van Eise Eisinga uit 1827, geschilderd door de kunstschilder Willem Bartel van der Kooi.

Willem Bartel van der Kooi heeft Eise Eisinga vereeuwigd in een zogenaamd kniestuk. De sterrenkundige is tot de knieën afgebeeld, zittend aan de tafel in zijn eigen huiskamer en met zijn hoofd en lichaam naar rechts gewend. Het vertrek waarin hij zit is nu bekend als de planetariumkamer in museum Planetarium Eise Eisinga. Op het plafond is een natuurgetrouwe afbeelding van het planetenstelsel te zien, in de stand van de hemellichamen op 10 april 1827, het jaar waarin het schilderij voltooid is. Op de tafel waaraan Eisinga zit, ligt een door de sterrenkundige vervaardigde tekening van de grote zonne-eclips van 7 september 1820. Op de achtergrond staat rechts een ander door Eisinga vervaardigd planetarium dat hij nog eens op een grote schaal had willen uitvoeren, maar daar is het nooit meer van gekomen.

Via een klein trapje kun je op de zolder van het Eise Eisinga planetarium het raderwerk zien, dat de banen van de planeten om de zon op het plafond van het planetarium ook na 250 jaar nog steeds in beweging zet en houdt. De schoonheid van mathematisch/geometrische ordening en precisie. Het zonnestelsel als het tijdloze en feilloze raderwerk van een groots kosmologisch uurwerk.

Details van het plafond van het planetarium: de planeet Saturnus met de prachtige ringen in het sterrenbeeld Aquarius (Waterman) in de maand februari en de maanstanden-wijzer. Goed is hier te zien hoe de zonverlichte zijde van de planeet met goudverf is weergegeven. Na ruim 225 jaar is dit het oudst werkende planetarium ter wereld waar nog steeds de actuele stand van de planeten af te lezen is.

Het Koninklijke Eise Eisinga Planetarium is het oudste, nog altijd werkende, mechanische model van het zonnestelsel ter wereld. Het model laat op ieder moment van de dag de stand zien van de aarde, de maan en de vijf andere toen bekende planeten (Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus) ten opzichte van de zon. Wolfabrikant Eise Eisinga bedacht en bouwde het mechanisme op een ingenieuze manier in het plafond en de bedkastwand van zijn woonkamer. Hierdoor was hij in staat een groot model te bouwen, waarbij de hemellichamen goed zichtbaar boven de bezoekers hingen. De vindingrijkheid van Eisinga en de gedetailleerde instructies voor het onderhoud die hij naliet, droegen eraan bij dat het mechanisme nog altijd werkt.

In 1859 werd het planetarium door de Nederlandse staat geschonken aan de stad Franeker. De stad Franeker stelde het open als museum. Het woonhuis met planetarium is sinds 1967 een rijksmonument en staat in de Top 100 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg uit 1990. Eise Eisinga is vanwege zijn planetarium opgenomen in de Canon van Nederland en de Canon van Friesland.

Het planetarium is op 19 september 2023  tijdens de 45e sessie van de Commissie voor het Werelderfgoed in Riyad, toegevoegd aan de UNESCO werelderfgoedlijst.Het is een van de weinige werelderfgoedlocaties die met wetenschap te maken heeft. Replica’s van het mechaniek en de wijzerplaten zijn gebouwd in het Achterhoeks Planetarium en Planetarium Zuylenburgh.  De actuele stand van de plafondwijzerplaat is ook terug te vinden op de website van het planetarium.

De hemelglobe met sterrenbeelden van Jodocus Hondius uit 1600 wordt door Vermeer afgebeeld in zijn schilderij De Astronoom uit 1668 in de collectie van het Louvre in Parijs. (in 1983 verworven uit de privé-collectie van de rijke bankiersfamilie de Rothschild). Het is een pendant van De Geograaf van Vermeer in het Städel Museum in Frankfurt.

Het schilderij toont een man die een hemelglobe van Jodocus Hondius uit 1600 bestudeert. Op de werktafel ligt de Institutiones Astronomicae et Geographicae van Adriaan Metius (1621) opengeslagen op Boek III. Metius adviseert de onderzoeker in dat hoofdstuk om behalve op mechanische instrumenten en kennis van geometrie ook op inspiratie door God te vertrouwen. Aan de muur hangt een schilderij dat de vondst van Mozes afbeeldt. Deze profeet stond symbool voor de kennis van astronomie en geografie doordat hij alle kennis van het oude Egypte had verworven en het Joodse volk uit Egypte leidde.

Mogelijk is de afgebeelde man in De Geograaf en De Astronoom van Vermeer Antoni van Leeuwenhoek, stad- en leeftijdgenoot van Vermeer. Twintig jaar later portretteerde de Delftse schilder Jan Verkolje deze wetenschapper in een vergelijkbare pose als in De Geograaf. De gelaatstrekken komen eveneens deels overeen. Sluitend bewijs voor deze aanname is echter niet te geven.

Vermeer leefde in een tijd van grote ontdekkingsreizen. Een echo daarvan is terug te vinden in de prachtige landkaarten aan de muur in zijn intieme interieurs.

Directeur/conservator Adrie Warmenhoven van het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium in Franeker. De kunst van een goede pers-foto: één foto, waarin het hele verhaal verteld wordt. Net zoals Vermeer dat kon: het vermogen alles te kunnen zeggen in één helder leesbaar beeld.

Overigens heeft Nederland altijd grote astronomen voortgebracht: van Christiaan Huygens tot Jacobus Kapteyn, Willem de Sitter, Kees de Jager, Gerard Kuiper, Jan Hendrik Oort tot Ewine van Dishoeck en de “Duitse Nederlander” Heino Falcke, de man achter de eerste foto van een zwart gat. Maar ook nobelprijswinnaars in de theoretische natuurkunde als Hendrick Lorentz, Heike Kamerlingh Onnes en Gerard ’t Hooft. Einstein beschouwde Lorentz als zijn vaderlijke mentor en zocht hem vaak op in Leiden.

Albert Einstein in het raamlicht in zijn studeerkamer in het Institute of Advanced Studies in Princeton.

Het blijft een fascinerend gegeven dat hij in zijn studeerkamer met zijn Relativiteitstheorie de wetten van het universum ontrafelde, lang voor deze empirisch aangetoond konden worden.

Nog steeds bewijzen nieuwe waarnemingen met de nieuwste hi tech-meetinstrumenten de juistheid van zijn theorieën en klinkt steeds weer de mantra: “Einstein had gelijk – alweer !”. Zo werd het fenomeen “Zwaartekrachtlenzen” in het heelal al vroeg door  Einstein voorspeld, en pas veel later door de krachtige ruimte-telescopen van deze tijd als Hubble en Webb daadwerkelijk waargenomen. Een fenomeen waarin lichtstralen door de kromming van de ruimte-tijd als gevolg van de zwaartekracht worden afgebogen. Een kamergeleerde als ontdekkingsreiziger van de geest in het universum.

Een alledaags feitje uit het leven van Einstein: hij sliep tien uur per dag en maakte dagelijks een  wandeling van drie kilometer in het park rond Princeton. Alsof hij zijn geniale gedachte-experimenten allemaal uit zijn dromen haalde…… Onwillekeurig moet ik hierbij denken aan een mooi bijbel-vers:

“Het is voor u tevergeefs, dat gij vroeg opstaat, laat opblijft, het brood der smarten eet – Hij geeft het immers zijn beminde in de slaap”. (Psalm 127:2)

Deze video over het Planetarium van Eise Eisinga in Franeker is op YouTube te zien: “Het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium verwondert”, Prins Bernhard Cultuur Fonds.

Wetenschapsjournalist Govert Schilling legt uit waarom het Planetarium van Eise Eisinga zo bijzonder is:

How to Paint your Own Vermeer – What makes a Vermeer a Vermeer ?

Van alle grote meesters in de schilderkunst lijkt Johannes Vermeer voor veel kunstschilders, creatievelingen en kopiïsten de heilige graal te zijn. Wat is het in de schilderijen van Vermeer, dat hen zo aanspreekt ? En wat is het precies wat een Vermeer tot een Vermeer maakt ?

Rond de grote Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum in 2023 waren een aantal tentoonstellingen te zien met werk van hedendaagse kunstenaars van uiteenlopend niveau, allen geïnspireerd door Vermeer.

In Museum Het Prinsenhof in Delft en het Mauritshuis in Den Haag waren de winnende schilderijen te zien van de televisie-schilderwedstrijd De Nieuwe Vermeer in de categorieën Meesterschilders en Vrije Creatievelingen. Opdracht was om in elke aflevering een schilderij te maken op basis van het gegeven onderwerp van een verdwenen werk van Vermeer. Uit archieven weten we van het bestaan van een aantal schilderijen van Vermeer, die in de loop van de tijd tot op heden spoorloos verdwenen zijn.

Eveneens in het Mauritshuis in Den Haag wierp de tentoonstelling My Girl with a Pearl een blik vooruit in de toekomst van de beeldende kunst met de niet onomstreden opkomst van met behulp van Artificial Intelligence gegenereerde kunstwerken. Met als blikvanger de door Julian van Dieken met behulp van A.I. gecreëerde versie van Vermeer’s iconische Meisje met de Parel, die veel stof deed opwaaien en tot verhitte discussies leidde onder kunstliefhebbers.

In de Oude Kerk in Delft waren twee tentoonstellingen te zien: een met fotowerken van fotografe Carolien Sikkenk, en een met stillevens en kerkinterieurs van de bekende Groningse kunstschilder Henk Helmantel.

In de televisie-schilderwedstrijd De Nieuwe Vermeer van Omroep MAX kregen “meesterschilders” en “creatievelingen” in elk van de zes afleveringen van de serie de opdracht een “Verdwenen Vermeer” te schilderen. Een “educated guess” van hoe het originele Verdwenen Vermeer-schilderij er uit gezien zou kunnen hebben. We weten uit bronnenonderzoek naar beschrijvingen in oude veilinglijsten welk onderwerp ze hadden en van het feit dat ze bestaan hebben.  Maar voor zover we weten zijn de betreffende originele werken van Vermeer niet bewaard gebleven en voorgoed verdwenen.

Dit is de enige Verdwenen Vermeer, waarvan we wel precies weten hoe die er uit zag: Het Concert van Vermeer uit het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston. Deze Vermeer werd in 1990 gestolen en is tot op heden niet meer boven water gekomen.

In dit geval gaat het dus om een geschilderde kopie naar een kleurenfoto van het schilderij, die zo dicht mogelijk bij het origineel moest blijven.  Deze kopie is van de hand van “meesterschilder” Carolien van Olphen.

Mooi is haar kleurgebruik. In de blauwe kleuren van de staande dame rechts, heeft ze zich enige artistieke vrijheid veroorloofd. In het origineel zijn deze kleuren fletser, waarschijnlijk tengevolge van sleetsheid en verfverlies in het originele schilderij. In haar contouren maakt ze echter een vergissing, die veel Vermeer-kopiïsten maken.  Vermeer staat inderdaad wel bekend om zijn zachte contouren, die je kunt omschrijven als “vloei” of “Schmelz”. Veel kopiïsten proberen dat effect te bereiken met gretig en konsekwent “doezelen”, al of niet met een verdaskwast.  Het resultaat is dan dat alle contouren een beetje dezelfde vaagheid hebben. Wie goed naar een origineel schilderij van Vermeer zelf kijkt, ziet dat Vermeer juist heel precies en trefzeker de juiste variatie aanbrengt in zijn contouren, op de ene plek heel vaag, maar elders juist spatscherp, met name in de hooglichten, waardoor zijn licht gaat sprankelen.

Contouren spelen bij Vermeer een grote rol in het sturen van de blik van de beschouwer. Ongetwijfeld werd hij hierin geïnspireerd door het goed bestuderen van de lens-dieptescherpte effecten in een camera obscura lichtbeeld, waarin bepaalde delen van het beeld onscherp zijn en andere delen scherp in focus.

Deze twee werken worden in de serie aangeduid als “Een Heer van Stand” en zijn door deelnemende kunstenaars gevisualiseerd aan de hand van een beschrijving van een verdwenen topwerk van Vermeer, die terug te vinden is in de beroemde veilinglijst van de Dissius-collectie uit 1696 als kavel nr 5: “Daer een Seigneur zyn handen wast, in een doorsiende Kamer, met beelden, konstig en raer….”. Van de 21 Vermeer-schilderijen, waaronder meesterwerken als Het Gezicht op Delft en Het Melkmeisje,  bracht dit werk de vierde hoogste prijs op ( 95 gulden), dus het moet een zeldzaam topwerk geweest zijn. In het programma De Nieuwe Vermeer waren de “Meesterschilders” verplicht  zo veel mogelijk binnen het beeldtaal-idioom van Vermeer zelf te blijven in hun werk. “Creatievelingen” in de Vrije Categorie mochten een vrije interpretatie maken in hun eigen stijl, maar dan wel in de geest van Vermeer. Links is het werk te zien van Nard Kwast ( Nomen est omen !), rechts van Dominique Himmelsbach de Vries.

Dit is de “Heer van Stand”, met detailopnamen,  in de versie van Nard Kwast als “Meesterschilder”. Zijn sterkste punt is in mijn ogen de weergave van de lichtval. De compositie, perspectief en concentratie vind ik wat minder sterk. Een kaarsrecht staande mannenfiguur geheel ten voeten uit zou Vermeer nooit zo geschilderd hebben. De figuren van Vermeer zijn vaak “pyramide-vormig”, met een brede basis en smalle top. Vrouwen leenden zich in hun 17e eeuwse klederdracht daar goed voor met hun wijde rok of japon. Vermeer zou de man-figuur in het beeldvlak eerder bij de heupen “afgesneden” hebben of hebben laten zitten op een spaanse stoel, zoals de schilder in de “Weense Vermeer”. De “doorsiende kamer” uit de beschrijving komt in deze versie niet duidelijk uit de verf, de zichtlijn er naar toe wordt te veel geblokkeerd door de figuren. Gezien het feit dat de “doorsiende kamer” nadrukkelijk wordt vermeld in de korte beschrijving, moet ze een opvallende prominente plaats in de compositie hebben gehad. Niet zo half weggemoffeld achter de figuren.  Het perspectief is niet onjuist, maar ook niet sterk in haar dieptewerking. Het licht-donker contrast niet sprekend of verrassend. Het bijna-silhouet van de man in het zwarte kostuum is een beetje saai, geen levendige pose. De compositie en vlakverdeling blijven te rommelig en onrustig; het geheel  mist de focus en concentratie op één punt en de verstilling en het kalme evenwicht, waarin Vermeer zo sterk is.

Als je als kunstenaar zo  dicht mogelijk bij Vermeer zelf denkt te komen, moet ik zelf altijd denken aan die ene regel in een song van Paul Simon: “The nearer your destination, the more you’re slip sliding away”.

Deze meer grafische versie van de Heer van Stand van Dominique Himmelsbach de Vries in de Vrije Categorie is natuurlijk in een heel andere techniek uitgevoerd dan de olieverfschilderkunst van Vermeer, maar de compositie en perspectiefwerking vind ik ijzersterk. Het licht van Vermeer kon hij in deze techniek vanzelfsprekend onmogelijk  weergeven, maar het contrast en vlakverdeling  zijn prachtig.  De “doorsiende kamer” heeft hij duidelijk afgekeken van het schilderij De Pantoffels van Samuel van Hoogstraten in het Louvre in Parijs, maar een mooie prominente plaats in het geheel gegeven en naadloos en kunstig geïntegreerd in zijn eigen compositie.  De focus en concentratie ligt duidelijk op het handenwassen van de hoofdfiguur, Ook de plaatsing van de figuren op zichzelf geeft al een sterke dieptewerking. Als globale compositie zou dit in mijn ogen een “Vermeer-compositie” kunnen zijn, in een sfeer van ingetogen concentratie, zoals Vermeer zelf die in zijn verdwenen “Seigneur die zijn handen wast” in elkaar gezet zou kunnen hebben. Als Vrije Categorie-deelnemer had de kunstenaar de vrijheid er deze eigentijdse draai aan te geven in een sterk en krachtig beeld.

Ook een werk in de Vrije Categorie is deze versie van het verdwenen Tweede Straatje van Vermeer uit de Dissius-veilinglijst, van de hand van de Delftse kunstenaar Rafael Martig. Wat mij persoonlijk in dit werk aanspreekt is de mixed media-aanpak van een oud historisch fotografisch procédé – in dit geval de Cyanotypie –  met een overschildering in moderne gouache-waterverf. De mooie blauwtinten van de cyanotypie doen denken aan de mooie blauwen in de schilderijen van Vermeer of Delfts aardewerk. Een interessant concept. Oude fotografische technieken staan nog dicht bij de camera obscura van Vermeer. Zelf ben ik ook een groot fan van de Daguerreotypie, een van de vroegste vormen van fotografie. Ontwikkeld door Louis Daguerre, waarvan het procédé al in 1839 door de Franse overheid werd aangekocht. Ze hebben een unieke eigen uitstraling. Het zijn bovendien unica: een directe eerste afdruk van het licht zelf, waardoor er altijd maar één origineel, uniek exemplaar van is. Ze zijn dus niet reproduceerbaar en vermenigvuldigbaar.

Nog een werk in de Vrije Categorie dat mij bijgebleven is: deze versie van een verdwenen Vermeer, “Drie Maria’s bij het Graf”, van de Arnhemse kunstenares Merel Jansen. Als Vermeer-liefhebber voel ik mij meteen aangetrokken tot de ingetogen pose van de Maria-figuur links als “The Quiet Girl”. Het licht van Vermeer zul je hier niet vinden, maar het gebruik van helder gekleurde stoffen doet zeker aan Vermeer denken. Net als de stijlfiguur van “het schilderij in het schilderij”. Merel Janssen “schildert” met kleurige stoffen, waardoor de poses van de treurende Maria’s bij het Graf geen deprimerend beeld opleveren.

De verdwenen Drie Maria’s bij het Graf moet gezien de onderwerpkeuze een vroege Vermeer zijn geweest. De verdwenen “vroege Vermeers” zijn niet het soort Vermeerschilderijen, waaraan ik een sterk gevoel van gemis overhoud vanwege het feit dat ze er niet meer zijn. De vroege Diana van Vermeer in het Mauritshuis bijvoorbeeld is een aardig schilderij met een ingetogen, dromerige sfeer, maar geen typische Vermeer. Geen schilderij dat bij mij als Vermeerliefhebber het Vermeer-hart sneller doet kloppen.

De virtuele Vermeer-kamer op de website van het programma De Nieuwe Vermeer.

Er zaten absoluut een paar goede kunstenaars in het programma De Nieuwe Vermeer, maar bij geen enkel werk had ik het gevoel ”Zó had die ene verdwenen Vermeer er precies uit hebben kunnen zien “. Ook niet het gevoel “dat schilderij had ik zelf graag geschilderd willen hebben”, al zitten er veel betere kunstenaars in, dan ik zelf ooit zal kunnen zijn. Er kán ook gewoon geen Nieuwe Vermeer zijn. Vermeer is geen wedstrijd, en als het al een wedstrijd is, dan is het een wedstrijd, die je nooit winnen kan.

Zelfs een hedendaagse topkunstenaar als Gerhard Richter, onder andere beroemd om zijn “Photo Paintings”, verzuchtte ooit: “I cannot paint like Vermeer”. Vermeer oogt schijnbaar zo eenvoudig, maar die eenvoud is bedrieglijk. Hoe beter je gaat kijken, laat staan als je hem probeert na te doen, hoe meer je gaat inzien hoe knap bijvoorbeeld zo’n klein werkje als La Dentellière in het Louvre in Parijs in elkaar gezet is. Juist als alles klopt, lijkt alles zo vanzelfsprekend eenvoudig te zijn.

Vermeer dacht ook  niet in marketingtermen van “verdienmodel”, “de grootste ooit” of “kwantiteit”.  Vermeer’s streven als kunstenaar was zuiver gericht op kwaliteit en schoonheid.

Dat is ook precies wat hem zo geliefd maakt bij het grote publiek. Verum, Pulchrum et Bonum. Temidden van al het opdringerige lawaai van marketing, reclame en commercie wordt die ene stem door iedereen – zowel kenner als gewone liefhebber – als vanzelf direct herkend en verstaan: de stem van het Ware, het Schone en het Goede. Vermeer heeft niet de schreeuwerige marketingslogans nodig van snelle carrièretijgers en managers in maatpak. Echte kwaliteit “verkoopt” zichzelf. Marketingslogans doen eerder bijna afbreuk aan alles waar Vermeer wat mij betreft voor staat.

Twee voorbeelden van eigen digitale camera obscura-studies.

Geen van de deelnemers van de Nieuwe Vermeer heeft het aangedurfd om met een camera obscura te gaan werken en voor zover ik weet is de camera obscura zelfs niet eens ter sprake gebracht in de hele serie, ook niet door de experts. Hoe Vermeer precies gebruik gemaakt heeft van de camera obscura bij het maken van zijn schilderijen zullen we nooit weten. Maar dat het werken met de camera obscura een grote rol speelde in de ontwikkeling van zijn eigen unieke stijl en beeldtaal, daar zijn de meeste kenners het wel over eens.

Er werd door sommige kunstenaars in het programma wel gewerkt aan de hand van fotoshoots met kostuummodellen, maar dan met een gewone moderne digitale camera, die heel andere  beeldeigenschappen laat zien dan een camera obscura. Het lichtbeeld in een camera obscura heeft van zichzelf al de “look” van een schilderij, alsof het licht zelf het al “geschilderd” heeft. Wie ooit in een camera obscura kijkt, zal meteen aan Vermeer denken. Maar schilderijen maken op basis van camera obscura-beelden krijg je niet even in vier maanden in de vingers, ook niet digitaal.  Vermeer schilderde slechts één groot of twee kleine schilderijen in een heel jaar…….

Zulk langzaam en tijdrovend kunstenaarschap is niet mogelijk in een formule van een  commerciëel verdienmodel. Ik roep het al jaren:  kunstenaarschap à la Vermeer kan alleen mogelijk gemaakt worden door een mecenas of sponsor, die het aandurft een avontuur aan te gaan met een kunstenaar waar hij of zij in gelooft, waarbij hij of zij het risico durft te lopen dat “in het verleden behaalde resultaten geen garantie zijn voor de toekomst”. De moordende concurrentie van carrièretijgers in de huidige doorgedraaide kunstwereld van het snelle en grote geld, zal geen nieuwe Vermeer voortbrengen. Met een grote zak geld alleen, krijg je nog geen Vermeer.

Een van de grote technologische ontwikkelingen en innovaties van deze tijd is Artificial Intelligence. In het vertrouwde Photoshop konden al handmatig met digitale beeldbewerking diverse beeldelementen samengevoegd worden tot een nieuwe compositie (denk aan de fotowerken van Ruud van Empel) . Artificial Intelligence gaat nog een stap verder en biedt de mogelijkheid om beelden met behulp van algoritmes te genereren puur op basis van tekst, met de juiste trefwoorden, zoals je die in een zoekmachine als Google gebruikt. De ontwikkeling van A.I. gaat bijna griezelig snel. Bovenstaand beeld is van de hand van Julian van Dieken en is geheel met Artificial Intelligence gecreëerd. Het was te zien in de tentoonstelling “My Girl with a Pearl” in het Mauritshuis in Den Haag en is natuurlijk geïnspireerd op het beroemde Meisje met de Parel van Vermeer. Die oorhangers in de vorm van lampjes zijn niet mijn smaak, maar toch vind ik het op zichzelf wel een mooi beeld. Het werk leidt tot felle discussies tussen vóór- en tegenstanders. Maakt Artificial Intelligence alle creatieve beroepen als beeldend kunstenaar en grafisch ontwerper overbodig ? Ik denk van niet. Wil je een mooi beeld maken met kwalitatief hoogwaardige picturale kwaliteiten van licht, kleur, vlakverdeling, compositie, dan blijft het oog, hart en ziel en artistieke oordeel van de kunstenaar onontbeerlijk en ook diens vermogen de juiste artistieke keuzes te maken en een verhaal te vertellen dat mensen raakt. “Plaatjes maken” kan iedereen, interessante en mooie kunst maken, die mensen echt ráákt,  is niet iedereen gegeven. Reeds bij de uitvinding van de fotografie, vreesden kunstschilders voor “het einde van de schilderkunst”. Niets is minder waar gebleken. En ook de schilderijen van Vermeer zijn moeiteloos overeind gebleven tijdens die golven van spectaculaire technische innovaties als de uitvinding van de fotografie en de digitale revolutie. Technologie is slechts een instrument, waar je goede, maar ook slechte kunstwerken mee kunt maken.

Waar ik persoonlijk de grootste voordelen van het gebruik van Artificial Intelligence voor beeldend kunstenaars in zie, is in de ontwerpfase van beelden. Bijvoorbeeld variaties uitproberen van het door mij zo geliefde thema “Meisje in het licht bij het raam”, geïnspireerd op Vermeer. Uitproberen van lichtval, kleurstellingen, mise en scene, achtergrond, contrast, keuze van props, etc. De fase waarin de kwaliteit van uitvoering er nog niet zo toe doet. Hoe meer de kwaliteit van uitvoering er WEL toe gaat doen, des te meer het oog van een meester als Vermeer onontbeerlijk gaat worden en blijft.

Bovenstaande plaatjes op zichzelf raken mensen niet, liefde gaat uiteindelijk haar eigen mysterieuze weg, die het verstand ontgaat en die niet door louter een machine uit zichzelf gegenereerd kan worden. Zo is het niet de electrische gitaar op zich, zijn favoriete Fender Stratocaster, die de bluesy gitaarsolo’s van Eric Clapton zo doet ontroeren, maar hoe Clapton zelf door zijn gevoelvolle spel “can make his guitar gently weep”. Het is ook niet de camera obscura op zichzelf, die de lichtmagie in de schilderijen van Vermeer zo toverachtig mooi maakt. Het was wel het juiste instrument in de handen van van de juiste kunstenaar. Niet meer, maar ook niet minder. Vermeer maakte zijn beelden met behulp van een camera obscura, maar met een camera obscura krijg je nog lang geen Vermeer. Zo zal het vast ook met Artificial Intelligence gaan.

Voorbeelden van snelle op Vermeer geïnspireerde beelden, gegenereerd met een Artificial Intelligence-programma als NightCafe Creator, zoals die te vinden zijn op Internet.

Het heldere geel-blauw kleurakkoord spreekt me hier aan. Dit soort probeersels kunnen je helpen bij het maken van artistieke keuzes voor bijvoorbeeld het juiste kostuum voor een model-fotoshoot.

In de Oude Kerk in Delft waren in het voorjaar van 2023 twee tentoonstellingen te zien met fotowerken van fotografe Carolien Sikkenk en stilleven- en kerkinterieurschilderijen van de bekende Groningse kunstschilder Henk Helmantel.

Carolien Sikkenk is een Nederlandse fotografe, die haar fotowerken baseert op composities van Vermeer, en deze vervolgens vertaalt naar hedendaagse modellen, kostuums, locaties, props. Er zal ook vast wel wat Photoshop aan te pas komen. Maar ook dan nog komen deze fotowerken per definitie niet in de buurt van een origineel schilderij van Vermeer. Ik spreek ook uit eigen ervaring. Het licht, de kleur, de sfeer, de concentratie is bij Vermeer intenser, doorvoelder. Licht vertaald in verf door een meesterschilder als Vermeer heeft een heel andere uitstraling dan een digitale afdruk met printerinkt op Canvas of Dibond. Ook laat een foto te veel overbodige details zien, die een schilder als Vermeer zou weglaten om de werking van concentratie te versterken. Zoals ook de kleuren in een Vermeer-schilderij met meerdere glacis-verflagen gloeiender, rijker en dieper zijn. Verf en inkt zijn totaal verschillend in hun materie en aanwezigheid, geven elk heel andere resultaten en effecten in de visuele werking en uitstraling van een beeld.

De stillevens van de Groningse kunstschilder Henk Helmantel zijn van bijzondere kwaliteit en genieten ook internationaal een grote reputatie. Zijn onderwerpkeuze is weinig origineel en grijpt terug op de grote zeventiende eeuwse stillevenschilders als Heda en Claesz. Maar de kwaliteit van uitvoering en de picturale kwaliteiten van zijn schilderijen zijn van een zo hoog niveau, dat je een Helmantel in één oogopslag herkent tussen andere hedendaagse stillevenschilders. Zijn “originaliteit” ligt niet in zijn onderwerpkeuze en beeldideeën, maar in zijn uitzonderlijke kwaliteit van uitvoering. Dat heeft hij gemeen met Vermeer, waarvan hij zelf – bijna als vanzelfsprekend – ook een groot liefhebber is. Helmantel is een specialist, net als de zeventiende eeuwse genre-schilders. Zijn stillevens behoren tot de absolute top in het genre, zijn kerkinterieurs zijn van hoog niveau, maar in portret en landschap ligt niet zijn kracht. Die onderwerpen beoefent hij dan ook hoogst zelden en met weinig succes. “Wat je niet kunt, moet je ook niet willen” is een uitspraak van hem, die getuigt van veel zelfkennis. Helmantel zou nooit een mooie vrouw kunnen schilderen zoals Vermeer dat kon. Maar in de overgave waarmee hij het licht op een paar kweeperen uit zijn eigen tuin op een tafel weet weer te geven in verf en dat licht bijna laat ervaren als een goddelijke aanwezigheid; in dat opzicht is hij een zielsverwant van Vermeer.

Helmantel heeft zijn hoge niveau in zijn stillevens kunnen bereiken, doordat hij  in zijn eigen atelier in Westeremden maximale controle over zijn onderwerp heeft. Hij ziet wat hij schildert elke dag in zijn eigen atelier. Je ziet dat hij die maximale controle niet heeft in zijn kerkinterieurs, die in mijn ogen net niet helemaal hetzelfde niveau van lichtweergave halen als in zijn stillevens. Omdat Vermeer ook zo’n hoog niveau heeft in zijn weergave van het licht, ben ik ervan overtuigd dat ook Vermeer de beeldelementen van zijn interieurscènes ook direct voor zich zag in zijn atelier en zodoende ook maximale controle had over zijn onderwerp, zijn compositie en het licht.

Wat ik altijd heb bewonderd in Helmantel is dat hij altijd trouw aan zichzelf gebleven is. Toen hij in de jaren ’70 en ’80 al zijn traditionele stillevens en kerkinterieurs schilderde, ondervond hij in avant garde kunstenaarskringen veel kritiek en werd hij weggehoond als “not done”, hopeloos ouderwets en achterhaald. Vandaag de dag is juist zijn werk zeer gewild bij internationale kunstverzamelaars en evenzeer geliefd bij het grote publiek…..

De “broncode” die een Vermeer een Vermeer maakt, het “entkristal” van zijn eigen stijl en beeldtaal begint ergens in 1657 bij het “Brieflesendes Mädchen am Offenen Fenster” in Dresden en het duidelijk door Pieter de Hooch geïnspireerde “Officer and Laughing Girl” in de Frick Collection in New York. “Een jong meisje bij het raam waar het licht mooi is”, dat is het kloppende hart van elke echte Vermeer. Zijn levenslange inspiratie. In deze schilderijen vond Vermeer  zijn eigen stijl toen hij 25 jaar was, een ideale leeftijd, in de kracht en bloei van zijn leven.

Vermeer was zeker niet uniek in de keuze van dit onderwerp, we zien dit onderwerp ook al in de schilderijen van Pieter de Hooch, Gerrit Dou, Gabriel Metsu, Gerard Ter Borch, en andere tijdgenoten. Wat is het dan precies wat Vermeer tot een Vermeer maakt ? De weergave van licht, het perspectief, het heldere kleurgebruik, de weergave van contouren, de ijzersterke composities, de rust en verstilling, de fotografische effecten van de camera obscura ? Of is het een combinatie van al die beeldeigenschappen tegelijk ? We don’t know. De code van wat een Vermeer tot een Vermeer maakt, blijft een raadselachtig, ongrijpbaar en kennelijk niet te kraken geheim, want niemand is er tot nu toe echt in geslaagd werkelijk “een nieuwe Vermeer” te maken, die er overtuigend als een Vermeer uit ziet. Vermeer is a peerless genius. One of a kind. There will never be another Vermeer.

De vroege Vermeers hebben echter nog niet datgene, wat een Vermeer tot een Vermeer maakt. Ze laten een jonge kunstenaar zien die nog zoekende is en nog niet echt zijn eigen stijl gevonden heeft. De vroege Vermeers zouden net zo goed door een andere schilder gemaakt kunnen zijn – en wie weet zal toekomstig onderzoek dat ook in een enkel geval uitwijzen, zoals in het geval van de Sint Praxedis-kopie.

Bij deze Vermeer moet ik vaak denken aan “Zen in de Kunst van het Boogschieten”. De Dentellière van Vermeer  is maar een klein – bijna achteloos klein – schilderijtje, dat op het eerste gezicht oogt als een snelle snapshot. Maar de pijl van de boogschutter schiet hier midden in de roos, right on target, so direct. Bob Dylan zegt het mooier: “Truth is an arrow, and the gate is narrow, that it passes through”. Zoals een goed popliedje een “hit” kan zijn. Het raakt je, recht in het hart. Zoals een mooie melodie de kortste weg naar het hart is.

Heel soms geeft zelfs een reclame-filmpje, in dit geval van Bleu de Chanel, je dat gevoel. Dat gevoel wordt versterkt door die prachtige song uit de jaren zestig, “Nights in White Satin’ van de Britse popgroep The Moody Blues. Is dit niet waar iedere kunstenaar, jong of oud, die nog durft te dromen, diep in zijn of haar hart naar blijft verlangen ?:

“Just what you want to be, You’ll be in the end, because I love you……”

Te zien en te horen op Youtube:

Jacobus Vrel, Voorloper en Wegbereider van Johannes Vermeer

Gezien op 27 april 2023 in het Mauritshuis in Den Haag, “Jacobus Vrel, Voorloper van Vermeer”, een mooie, kleine, intieme tentoonstelling van 13 schilderijen over de herontdekking van een raadselachtige kunstenaar, van wiens leven slechts zeer weinig bekend is en die als een vroege voorloper en wegbereider van Vermeer beschouwd kan worden. In het kielzog van de massale drukte van de grote Vermeer-blockbuster in het Rijksmuseum was deze kleine en rustige  tentoonstelling een verademing,  een oase van rust, contemplatie en stilte. Zoals ook het werk van Vermeer ooit bedoeld was……

Jacobus Vrel, Vrouw Leunend uit het Raam, Kunsthistorisches Museum, Wenen (1654)

Een in zwart geklede vrouw met een witte hoofddoek leunt uit het open raam van een tamelijk lege kamer. Waar ze naar kijkt blijft verborgen voor het oog van de beschouwer. Terwijl een kookpot boven het vuur in de haard hangt, is haar naaiwerk blijven liggen op de tafel voor het raam. Gezien de stylistische verwantschap met Vermeer en de Hooch, lijkt de vroege datering van dit werk uit Wenen (1654) te wijzen op een rol van Vrel als voorloper van Vermeer. Het is het enige gedateerde werk van Vrel.

Vrel vervaardigde voornamelijk genrestukken van verstilde huiselijke interieurscènes en  stadsgezichten/straatscènes. Zijn stijl is eenvoudig, met weinig opsmuk. De interieurs zijn enigszins melancholisch van sfeer, de kamers zijn vrij kaal en leeg, met een enkele in zwart-wit geklede vrouw, op de rug of en profile afgebeeld in een in zichzelf gekeerde pose. Typerend voor zijn stijl zijn de kale witte muren, de hoge ramen, de lege kamer, merkwaardig lage stoelen, het kleine strookje papier met zijn signatuur dat bijna achteloos op de kale tegelvloer ligt.

“Vrouw bij het Raam” zou uiteindelijk het Leitmotiv worden in het oeuvre van Vermeer. Zoals in diens beroemde “Brieflezend Meisje bij het Venster” uit 1658-59 in Dresden. Het is niet bekend of Vermeer het werk van Vrel gekend heeft. Hoe dan ook loopt er een directe lijn met het thema “Vrouw bij het Raam” van Jacobus Vrel naar Johannes Vermeer. Waar zijn voorlopers naar op zoek waren, dat vond uiteindelijk Vermeer en deze werkte het thema vervolgens uit tot een volmaakte, definitieve, klassieke kunstvorm. Vermeer zou het Picasso na kunnen zeggen: “Ik zoek niet, ik vind”. Maar natuurlijk stond Vermeer wel degelijk op de schouders van voorgangers als Jacobus Vrel.

Is bij Vrel de vrouw bij het raam een oudere vrouw, meer een moeder-figuur, bij Vermeer is ze eerder een meisje/jonge vrouw bij het raam. Bij Vrel overheerst een dromerige melancholie en soberheid, Vermeer is kleurrijker en straalt meer luxe, rijkdom en verstilde levensvreugde uit.

De signaturen van Vrel zijn zo gevarieerd, dat het bijna kunstwerkjes op zichzelf zijn. Ook Vermeer besteedde veel aandacht aan de vormgeving van zijn signaturen.

Het feit dat Thoré-Bürger onbewust uitgerekend een gravure van een (helaas verloren gegaan) werk van Vrel uit zijn eigen collectie koos als leadbeeld voor zijn beroemde artikel over Vermeer in de Gazette des Beaux Arts en dus een Vrel aanzag voor een Vermeer, zegt genoeg over de stylistische verwantschap tussen Vrel en Vermeer. Een vrouw die op de rug gezien door een deuropening of raam kijkt, is in al zijn eenvoud een uiterst suggestief en raadselachtig  gegeven. Waar kijkt ze naar ? En we kunnen haar gemoedstoestand ook niet peilen, want we kunnen haar gezicht niet zien. Een dergelijke raadselachtigheid, ambiguïteit en suspense zien we ook bij Vermeer.

“Vous êtes à la fois curieux du mystère et de la réalité” is een treffende typering van Thoré in zijn openingszin in zijn beroemde Vermeer-artikel. Vrel weet in zijn sobere interieurscènes met verrassend weinig beeldelementen en ondanks een vrij gebrekkige schildertechniek een intense, raadselachtige sfeer op te roepen en een subtiel psychologisch spel met het oog van de beschouwer te spelen.

Jacobus Vrel, Oude Lezende Vrouw met een Jongen achter het Raam, Collection Orsay

Jacobus Vrel, Interieur met een Vrouw die het Haar van een Meisje Kamt – Detroit Institute of Art

De schilderijen van Vrel hebben iets priegeligs en hij worstelt met perspectivische verhoudingen. Zijn figuren lijken een beetje te zweven. Zijn interieurs zijn te kaal, zijn vertrekken te hoog, Gek genoeg dragen die technische tekortkomingen eigenlijk alleen maar bij aan de aantrekkingskracht van de schilderijen. Ze hebben op een charmante manier iets vervreemdends. Juist zijn gebrekkige schilderstijl geeft zijn schilderijen een geheel eigen, originele en herkenbare stijl en sfeer.

Zijn schilderijen zien er raar en vervreemdend uit, zijn figuren zijn in zichzelf gekeerd. Jacobus Vrel lijkt ogenschijnlijk  het alledaagse leven in de Nederlandse Republiek gedurende de 17e eeuw vast te leggen, maar het is tegelijkertijd bijna een surrealistische wereld die hij creëert. Zijn lege witte muren lijken soms wel lege witte projectieschermen, waarop de beschouwer zijn eigen “film” kan projecteren.

De schilder zelf is als een geestverschijning. Ondanks jaren van onderzoek, blijft het mysterie omtrent zijn identiteit nog steeds onopgelost. Waar hij geboren werd en waar hij gewoond en gewerkt heeft, weten we niet. We kennen zijn naam slechts uit één enkele inventaris, die uit zijn tijd dateert en uit de signaturen op zo’n 50 bewaard gebleven werken, die zich nauwelijks laten vergelijken met die van zijn tijdgenoten. Vrel was een pionier op zijn eigen terrein.

Jacobus Vrel, “Vrouw op een stoel, kijkend naar een kind achter het raam”, Fondation Custodia, Parijs

Een schilderij als dit roept bij mij associaties op met popliedjes als: “What Goes On ?” van The Beatles, “”What’s Going On ?”- Marvin Gaye, of de beginregels van het liedje “For What It’s Worth” van Buffalo Springfield : “There’s something happening here, what it is, ain’t exactly clear”.  Of “Mother and Child Reunion” van Paul Simon.

Een in zwart geklede vrouw met witte hoofd-en schouderdoek zit wankel op een gekantelde stoel in een kale, lege en lichte kamer, legt haar hand op het raam en kijkt naar een klein kind in een donkere kamer achter het raam. In een glasruitje bij het kleine kind zit een barst. De scene doet bijna surrealistisch aan. Zou een scene uit een film van de Zweedse regisseur Ingmar Bergman kunnen zijn. Is het een moeder die haar kind probeert aan te raken, dat zich aan gene zijde in de duisternis bevindt ? Een verstild, maar wanhopig gebaar van een moeder, die rouwt om haar verloren kind ? Is het kind echt of is het een geestverschijning in haar droom ?

Het schilderij doet bijna modern aan, om met spaarzame middelen een bijna surreële droomwereld op te roepen. Het is een ontroerend beeld dat je raakt, zonder dat je precies kunt zeggen waarom. Net als een goed popliedje, waarvan je de tekst aanvankelijk nauwelijks kunt verstaan, maar de melodie meteen recht je hart in gaat.

Sfeerbeelden en zaaloverzichten van de kleine Vrel-tentoonstelling in het Mauritshuis. Mijn favoriet was het Vrel-schilderij uit de Fondation Custodia  in Parijs. De Nederlandse verzamelaar Friits Lugt had een voorliefde voor onbekende of in zijn ogen onterecht vergeten of miskende kunstenaars. Waaronder dus Jacobus Vrel. De vormgever van de tentoonstelling  heeft zich met de signaturen van Vrel  op speelse wijze grafisch uitgeleefd door ze als een soort lambrisering onder de schilderijen op de witte muren weer te geven.

Vrel beeldt zijn in zwart-wit geklede vrouwenfiguren vaak op de rug gezien af. Een pose die in de fotografie een “backshot” wordt genoemd. Het geeft een raadselachtige sfeer aan een scene, omdat de beschouwer niet kan zien waar ze naar kijkt en haar gezichtsuitdrukking niet kan zien. De beschouwer kan zelf invullen, waar ze naar kijkt en wat ze voelt, maar het blijft eeuwig gissen en raden. Iedere beschouwer kan er zijn eigen associaties bij invullen en gevoelens op projecteren.

Ook in Vermeer’s schilderijen zijn figuren soms op de rug gezien, zoals de soldaat in het fraaie Soldaat en Lachende Meisje in de Frick Collection, de schilder in zijn beroemde meesterwerk De Schilderkunst in Wenen, het meisje aan het virginaal in The Music Lesson in Londen en de luitspelende man in het – helaas nog steeds gestolen – Concert in Boston. Wat meteen opvalt in de schilderijen van Vermeer naast de monochrome werken van Jacobus Vrel is de kleurenrijkdom. Als zwart-wit fotografie naast kleurenfotografie. Ieder met zijn eigen schoonheid.

De Deense schilder Vilhelm Hammershoi (1864-1916) maakt ook vaak gebruik van “backshots”, vrouwenfiguren op de rug gezien. In hun strenge soberheid en soms benauwende stilte, zijn kale, lege binnenkamers en in zwart geklede vrouwen ogen de schilderijen van Jacobus Vrel verrassend modern. Het is om deze reden dat ze wel eens vergeleken worden met het werk van Hammershoi. Ze hebben iets van een Protestantse strengheid en soberheid, met een geheel eigen esthetiek.

Théophile Thoré (1807-1869)

Het werk van Vrel was lange tijd onbekend. Daar kwam verandering in toen zijn schilderijen in de 19e eeuw bij toeval werden herontdekt door de Franse kunstcriticus en journalist Théophile Thoré-Bürger. Vrel was de “bijvangst” van zijn belangrijke artikel uit 1866 over het werk van Johannes Vermeer in het toonaangevende Franse tijdschrift Gazette des Beaux Arts. In dit artikel bracht Thoré de schilderijen van Vermeer – en ook die van Vrel – onder de internationale aandacht. Abusievelijk schreef Thoré in het artikel schilderijen van Vrel toe aan Vermeer. De initialen “J.V.” van de beroemde Delftse schilder zijn identiek aan die van Jacobus Vrel. En omdat zij dezelfde onderwerpen afbeeldden , is de verwarring dus begrijpelijk.

Vrel’s raadselachtige werken zijn in het verleden wel eens vaker aangezien voor schilderijen van Vermeer. Op de titelpagina van het beroemde artikel over Vermeer’s herontdekking door Theophile Thoré-Bürger in de Gazette des Beaux Arts in 1866 staat merkwaardigerwijs een gravure van een (helaas verloren gegaan) werk van Jacobus Vrel uit de eigen collectie van Thoré. Dat meerdere werken van Vrel aanvankelijk nog aan Vermeer werden toegeschreven, zegt al genoeg over een zekere artistieke verwantschap tussen Vrel en Vermeer. Maar dendrochronologisch onderzoek naar de door Vrel gebruikte panelen heeft aangetoond dat hij al geruime tijd vóór Vermeer actief moet zijn geweest.

De kiem voor Thoré’s publicatie over Vermeer werd gelegd tijdens een bezoek aan het Mauritshuis in 1842, toen Vermeer’s Gezicht op Delft een onvergetelijke indruk maakte op de Fransman. De kunstcriticus had een kleine kunstverzameling in zijn Parijse appartement, waaronder ook schilderijen van Vermeer en Vrel. Een werk uit zijn verzameling was opgenomen in deze tentoonstelling. Ook was Thoré de trotse eigenaar van Het Puttertje van Carel Fabritius, sinds de aankoop in 1896 een van de publiekslievelingen in het Mauritshuis.

Jacobus Vrel, Interieur met een Vrouw die het Haar van een Meisje Kamt – Detroit Institute of Art

Johannes Vermeer, Vrouw met Parelsnoer, 1662-64 –  Staatliche Museen zu Berlin, Berlijn

De witte, kale muur speelt in beide schilderijen een opvallend grote rol. Bij Vermeer is het licht op de witte muur zo intens stralend aanwezig, dat het bijna de hoofdrol voor zich opeist in de afgebeelde scene.

Prominent in het werk van Vrel zijn de kale, lege witgepleisterde muren en het licht dat langs de ruwe witte kalk strijkt. Bij Vermeer zien we dat gegeven erg mooi terug in Het Parelsnoer in Berlijn. Opvallend is ook het verschil van weergave van de vrouw bij Vrel en bij Vermeer; bij Vrel is ze klein en nederig weergeven. Bij Vermeer is ze groot en iets van onderaf gezien, wat een verheffend effect heeft. Vermeer zet zijn vrouwen op subtiele wijze op een voetstuk. Zijn compositie geeft aan het beeld als geheel een voorname, monumentale werking.

Jacobus Vrel, Straatscene met Bakkerij bij de Stadsmuur, Hamburger Kunsthalle, Hamburg

Johannes Vermeer, Het Straatje, ca. 1658-59, Rijksmuseum Amsterdam

Jacobus Vrel, twee versies Straatscene met Bakkerij bij de Stadsmuur:  privécollectie, Jerusalem en Hamburger Kunsthalle, Hamburg

Vrel’s straattaferelen hebben de merkwaardige uitstraling van toneeldecors. Ze hebben iets weg van een hedendaagse filmset. Zijn smalle huizen zien eruit als decorstukken. Het beroemde Straatje van Vermeer heeft een natuurlijker lichtwerking en meer levensechte uitstraling. Het oeuvre van Vrel bestaat voor de ene helft uit interieurstukken en voor de andere helft uit straatscènes. Van Vermeer kennen we uit zijn vroege periode slechts een stadsgezicht en twee straatjes in Delft (een is verloren gegaan). In tegenstelling tot Vrel heeft Vermeer zich in zijn verdere carrière dus uitsluitend toegelegd op het schilderen van interieurscènes en zich nooit meer in de buitenwereld gewaagd aan straatscènes of stadsgezichten. Merkwaardig misschien, want zijn Gezicht op Delft is een absoluut meesterwerk.

Huis Bonck in Hoorn. In dit zestiende eeuwse huis is nog de sfeer te ervaren van de interieurschilderijen van Jacobus Vrel. De hoge ramen, de schouw, de witte muren, de dubbele deur, het kale, lege interieur.

Karakteristiek voor Vrel  is de manier waarop hij sommige werken signeerde, met zijn naam op een strookje papier dat hij schijnbaar achteloos op de vloer laat liggen.

Midden in hartje Parijs is in een statig pand de Fondation Custodia gehuisvest, met de Collectie Frits  Lugt, een oase van stilte en rust midden in een bruisende wereldstad en buiten de gangbare paden  van de grote musea en het massatoerisme. Hier bevindt zich het raadselachtige schilderij  “Vrouw met kind achter een raam” van Jacobus Vrel.  Op YouTube is deze video te zien:

Fondation Custodia | Project partner “Jacobus Vrel. A Search for Clues

Dit schilderij van Jacobus Vrel, “Vrouw op een stoel, kijkend naar een kind achter het raam”, in de Fondation Custodia, Parijs roept bij mij een poëtische associatie op met een song van Paul Simon: “Mother and Child Reunion” uit 1972:

Fotoserie Terugblik Vermeer Expositie Rijksmuseum 2023

Van 10 februari tot 4 juni 2023 waren in het Rijksmuseum 28 schilderijen van Johannes Vermeer te zien. Een blockbuster met massale belangstelling uit binnen- en buitenland. Door de tentoonstelling zeven keer te bezoeken, waren er voor mij voldoende tijdsblokken met nagenoeg lege zalen om de Vermeers te kunnen zien en ervaren zoals ze bedoeld zijn: voor verstilde contemplatie.

Het meest bijzondere aspect van de Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum was dat voor het eerst sinds lange tijd de twee Vermeers uit Dresden en de drie Vermeers uit de Frick Collection in New York bij hoge uitzondering weer in Nederland te zien waren ( als Vermeerliefhebber had ik deze natuurlijk al wel eerder gezien in de Gemäldegalerie in Dresden en de Frick in New York)

Tijdens de momenten dat de zalen nagenoeg leeg waren, kon ik ook erg genieten van het intense kijken van andere bezoekers; alleen voor een Vermeer of samen met z’n tweeën. De ideale Vermeer-ervaring is kunnen kijken in een rustige, lege zaal in je ééntje of met je geliefde of kunstenaar-vriend. Hieronder een paar sfeeropnamen van eigen hand:

Een jonge vrouw alleen voor een Vermeerschilderij in het museum. “This one steals my heart away…….”

Het plezier van het samen kijken. Twee zien soms meer dan een.

Ook had ik de eer uitgenodigd te worden voor de officiële opening van de Vermeer-tentoonstelling op 9 februari 2023. Met als mijn introducée Anouk Duits, die meermalen voor mij heeft geposeerd als kostuummodel in fotoshoots, geïnspireerd op Degas en Vermeer.

Deze man, met het polka dot overhemd, is Jonathan Janson, een Amerikaanse schilder en Vermeerkenner, die leeft en werkt in Rome. Het was een waar genot om met hem persoonlijk over Vermeer te spreken. Hij is kunstschilder, kijkt en praat ook als een schilder, is net als ik een autodidakt Vermeerkenner, geliefd bij Vermeerliefhebbers, tevens zeer gerespecteerd door museumexperts, en de curator van zijn eigen website EssentialVermeer.com, met afstand de beste website over Vermeer. Ik beschouw hem als een zielsverwant. Een vrije, onafhankelijke geest.

Hij speelt wat mij betreft dan ook de hoofdrol in de documentaire Dicht Bij Vermeer van Suzanne Raes. Voor wie zin en tijd heeft via deze link nog te zien op NPOstart:

https://www.npostart.nl/het-uur-van-de-wolf/29-05-2023/VPWON_1350879

An artist looking at his master……

Op YouTube heb ik een serie van vier video’s van eigen makelij geüpload van alle 28 Vermeerschilderijen in de 2023 Vermeer-expositie in het Rijksmuseum. In de vaste volgorde waarin de werken te zien waren. Voor de titels van de schilderijen heb ik de vormgeving van de expositie aangehouden. Een terugblik met slechts één advies: neem de tijd en alleen maar kijken, kijken, kijken:

VERMEER RIJKSMUSEUM EXHIBITION 2023 PART 1/4:

VERMEER RIJKSMUSEUM EXHIBITION 2023 PART 2/4:

VERMEER RIJKSMUSEUM EXHIBITION 2023 PART 3/4:

VERMEER RIJKSMUSEUM EXHIBITION 2023 PART 4/4:

Van Vermeer tot Hockney – Het Gebruik van Optische Hulpmiddelen door Oude en Nieuwe Meesters

Gezien op donderdag 3 november 2022 in Teylers Museum in Haarlem: de expositie Hockney’s Eye waarin werken van oude meesters te zien zijn naast de tekeningen, schilderijen, fotomontages en digitale I-Pad schilderijen van de nieuwe meester David Hockney zelf. Hockney kwam in 2001 met een baanbrekende studie “Secret Knowledge”, waarin hij betoogt dat kunstschilders al vanaf de 15e eeuw gebruik maakten van optische hulpmiddelen als spiegels, lenzen, camera obscura en camera lucida. Voor een liefhebber van Vermeer met zijn camera obscura is Hockney een van de meest inspirerende hedendaagse kunstenaars, met zijn experimenten op het snijvlak van fotografie, schilderkunst en digitale beeldtechnieken.

Hoewel David Hockney in zijn Secret Knowledge-project vreemd genoeg relatief weinig aandacht besteedt aan Vermeer en diens gebruik van de camera obscura, zie ik een duidelijke artistieke geestverwantschap tussen beiden. Vermeer die schilderde met een camera obscura en Hockney met een digitale IPad. Beiden staan open voor de nieuwste technologische hulpmiddelen van hun eigen tijd en doen er hun voordeel mee in hun eigen artistieke proces en werkwijze. Hockney betoogt dat in de werken van een kunstenaar altijd sporen terug te vinden zijn van de optische hulpmiddelen waarmee hij heeft gewerkt. Maar hij voegt terecht eraan toe dat het begrijpen van hoe zo’n hulpmiddel werkt nog lang niet de magische schoonheid van een kunstwerk verklaart. De camera obscura op zichzelf maakt nog lang geen Vermeer.

Oude gravure van een camera obscura in de vorm van een tent. Het is een verduisterde kamer met slechts een klein gaatje of lens als lichtopening. Hierdoorheen vallen lichtstralen naar binnen, die op de wand tegenover het gaatje een ondersteboven gekeerde projectie van de buitenwereld vormen. Al in de 16e eeuw wordt de camera obscura beschreven als hulpmiddel voor kunstenaars. Het is een handige manier om een driedimensionaal beeld, zoals een stadsgezicht, interieur of portret, nauwgezet te vertalen naar het platte vlak. Hockney denkt dat veel oude meesters als Caravaggio, Canaletto en Vermeer beïnvloed zijn door de bijna magische schoonheid van deze projecties.

In de BBC TV-documentaire Secret Knowledge uit 2001 is David Hockney te zien in een studio-opstelling met een tableau vivant naar de Bacchus van Caravaggio met een levend kostuummodel. Tegenover het helder verlichte tafereel bevindt zich een verduisterde tent, die fungeert als een camera obscura met een grote lens, waarin Hockney het ondersteboven geprojecteerde lichtbeeld overtrekt op het witte schildersdoek.

Het Teylers Museum in Haarlem behoort wat mij betreft naast het Mauritshuis in Den Haag tot een van de mooiste en oudste musea van Nederland. Het werd in 1784 gesticht als “boek en konstzael” – een openbare gelegenheid voor kunst en wetenschap. Het museum heeft met de Ovale Zaal de oudste Nederlandse museumzaal waarvan het interieur nagenoeg in originele staat behouden is. Het museum is genoemd naar Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778), een rijke Haarlemse laken- en zijdefabrikant en bankier. Als aanhanger van de Verlichting had Pieter Teyler grote belangstelling voor kunst en wetenschap.. Naast het museum is nu ook zijn fraai gerestaureerde woonhuis voor het publiek opengesteld. Juist omdat Hockney zowel kunstenaar en onderzoeker is, komt zijn werk in Teylers Museum erg goed tot zijn recht.

CAMERA OBSCURA SCHILDERIJEN

In een van de woonvertrekken in het Pieter Teylershuis staat een camera obscura opgesteld die uitkijkt op de binnenplaats van het huis. Het afgebeelde schilderij is de Binnenplaats van Teylers Fundatiehuis te Haarlem, geschilderd door Wybrand Hendriks (1744-1831). Achter Teylers Fundatiehuis is nog net een stuk van het dak van de Ovale Zaal te zien met daarop de sterrenwacht. Enkele mensen staan bij de reling en genieten van het uitzicht. Kenners vermoeden dat Hendriks bij het vervaardigen van dit schilderij gebruik maakte van een camera obscura, gezien de ongewone lichteffecten en het perspectief.

Christiaan Andriessen, La Chambre Obscure, Zelfportret met camera obscura, 20 juli 1806. Pen, penseel en grijze inkt. Telescopen, panorama’s, lenzen en projecties waren alomtegenwoordig in het tijdperk direct voor de uitvinding van de fotografie. Een van de meest sprekende bronnen die daarvan getuigen is het dagboek van Christiaan Andriessen (1775-1846) in het Stadsarchief in Amsterdam. De Amsterdamse kunstenaar Christiaan Andriessen portretteerde zichzelf staande met zijn camera obscura in de deuropening van zijn huis. Waarschijnlijk gebruikte hij de camera bij het maken van zijn tekeningen. De basislijnen van een stilstaand beeld zoals een landschap of stadsgezicht zijn op deze manier gemakkelijk over te nemen.

De draagbare versie van de camera obscura. Klassieke mahoniehouten uitschuifbare doos met lens, Engeland, 1709. Met een omkeerspiegel kon het ondersteboven gekeerde projectiebeeld weer rechtop gezet worden en op doorzichtig papier overgetrokken worden, zoals te zien op deze oude gravure van Adolphe Ganot in zijn boek An Elementary Treatise on Physics, 1882.

SPIEGELS, LENZEN EN TELESCOPEN

In de prachtige Ovale Zaal van het Teylers Museum bevinden zich een grote holle en bolle spiegel op een standaard. De holle, concave spiegel heeft een vergrotend effect, de bolle, convexe spiegel geeft een groothoekbeeld, waarin de gehele ruimte juist verkleind is afgebeeld. Bovenstaand schilderij van de Ovale Zaal van Teylers, van de hand van de al eerder genoemde kunstenaar Wybrand Hendriks, is mogelijk vervaardigd met behulp van zo’n bolle spiegel.

“Scioptic ball”, Hoffman, Paris. Deze unieke projectielens werd gebruikt als draaibare lens om het lichtbeeld van een buitentafereel te projecteren op de tegenoverliggende wand van een verduisterde binnenkamer, die zo letterlijk fungeerde als een camera obscura. Daaronder links een model dat de werking van het menselijk oog als een camera obscura aanschouwelijk maakt en rechts de grafische telescoop van de Engelse kunstenaar/uitvinder Cornelius Varley, waarover hieronder meer.

De Grafische Telescoop van kunstenaar/uitvinder Cornelius Varley, Whipple Museum in Cambridge. Bovenstaande landschapstekening van de Exe-vallei vanuit Tiverton in Devon uit 1824 is gemaakt door Varley zelf met behulp van zijn grafische telescoop. De kunstenaar zag door de lens steeds een deel van het uitvergrote landschap. Daardoor is het midden van de voorstelling met veel detail uitgewerkt. Vervolgens gaf hij met het blote oog de rest met schetsmatige lijnen aan.


Model dat de werking van het menselijk oog als een camera obscura aanschouwelijk maakt, 1850-1900, Whipple Museum in Cambridge. Het menselijk oog werkt als een camera obscura. De lichtstralen van de voorwerpen die je ziet, vallen door je pupillen naar binnen, waarna ze via de ooglens ondersteboven worden geprojecteerd op je netvlies. In je hersenen wordt dat beeld vervolgens omgedraaid.

CAMERA LUCIDA – TEKENINGEN

De camera lucida, het instrument dat de Franse kunstenaar Jean Auguste Dominique Ingres (1780-1867) mogelijk gebruikte voor zijn portretten, is in 1806 uitgevonden, en bestaat uit een standaard met een prisma, die de tekenaar vanaf zijn tekentafel op ooghoogte houdt. Zo zie je gelijktijdig het onderwerp dat je wil tekenen en je blad papier voor je. In principe hoef je het dus alleen nog maar over te trekken. Van alle historische optische hulpmiddelen heeft David Hockney zich vooral toegelegd op het leren tekenen met een camera lucida en zich daarbij laten inspireren door de portrettekeningen van Ingres. Het leren schilderen met een camera obscura in de voetsporen van Vermeer is een veel tijdrovender en lastiger opgave, omdat het apparaat groter is dan de camera lucida, een lichtzwakker projectiebeeld geeft en je in het donker moet werken, wat een accurate beoordeling van kleuren en toonwaarden op het schilderdoek zelf bijna onmogelijk maakt. Waarschijnlijk heeft Hockney er om die reden van af gezien, om zelf als kunstenaar verder te experimenteren met de camera obscura van Vermeer. Hockney geeft de voorkeur aan snellere technieken, die sneller resultaat geven. Tim Jenison deed er een half jaar over om één reconstructie te schilderen van de Muziekles van Vermeer. Hockney heeft om begrijpelijke redenen niet de tijd en het geduld voor zo’n langzame werkwijze. Hockney is een kunstenaar die net als de meeste hedendaagse kunstenaars het liefst experimenteert met steeds weer nieuwe concepten en technieken, maar dan wel in dialoog met de oude meesters. Precies dat maakt hem zo interessant als kunstenaar.

David Hockney is een begenadigd tekenaar, maar het lukte hem maar niet om met zijn uit de losse hand en het blote oog getekende ( “eyeballing”) portretten ook maar in de buurt te komen van de tekeningen die de Franse kunstenaar Jean Auguste Dominique Ingres aan het begin van de 19e eeuw heeft gemaakt. Ingres’ portretten zijn zo precies weergegeven dat ze vragen begonnen op te roepen. “Uncannily accurate” noemt Hockney ze. Had de Franse kunstenaar misschien een hulpmiddel gebruikt als de camera lucida ? Dezelfde vraag roepen de schilderijen van Vermeer op, zijn schilderijen vertonen zoveel gelijkenis met de exacte weergave van licht, toonwaarden en lenseffecten in de fotografie, dat velen ervan overtuigd zijn dat hij – tweehonderd jaar vóór de uitvinding van de fotografie – al gebruik moet hebben gemaakt van optische hulpmiddelen als spiegels, lenzen en een camera obscura.

Het gebruik van hulpmiddelen is soms terug te zien in de stijl en handschrift in het werk van een kunstenaar. Hier een tekening van Ingres naast een van Warhol. De tekening van Warhol vertoont alle kenmerken van de overtreklijnen van een projectiebeeld. Hockney ziet dit soort lijnen ook in het onderste deel van de Ingres-tekening. Overtreklijnen zien er anders uit dan de lijnen van een met het blote oog uit de losse hand gemaakte tekening. Bij het overtrekken vergeet je het onderwerp en volg je gewoon vanzelf de contourlijnen in de projectie. Zonder erbij na te denken of te voelen wat het is dat je tekent. De lijnen krijgen een meer abstract karakter. Ook in de schilderijen van Vermeer zie je dat voorwerpen soms oplossen in een abstract patroon van donkere en lichte vlekken.

De mooiste werken van Hockney zelf in deze tentoonstelling zijn misschien wel de twaalf portretten die hij begin 2000 maakte van de suppoosten van de National Gallery in Londen. Hockney, besloot, geïnspireerd door Ingres, de mensen te portretteren die zelf óók bijna bij de collectie horen, met behulp van de camera lucida. Bijna net zo ongemakkelijk poserend als bij een foto, met enorme handen en kleine hoofden. Ter vergelijking zijn hierboven negen portrethoofden van Ingres naast die van Hockney afgebeeld.

DIGITALE IPAD SCHILDERIJEN

In de Grote Schilderijenzaal van Teylers hangen digitale werken van Hockney op beeldschermen tussen de 18e eeuwse schilderijen van oude meesters. Aardige bonus van de digitale mogelijkheden is dat op de digitale beeldschermen een timelapse van het hele ontstaansproces van Hockneys IPad-schilderijen te volgen is. “The Painter at Work”. Ook valt op dat olieverfschilderijen als “opzichtbeelden” lichtzwakker zijn dan “doorzichtbeelden” in een digitaal beeldscherm. Het beeldscherm straalt zelf licht uit, een olieverf reflecteert het licht.

Serie zelfportretten uit 2012 van David Hockney gemaakt op zijn IPad. Hij omarmt nog steeds gretig de nieuwe artistieke mogelijkheden van de digitale media. Ondanks zijn hoge leeftijd van 85 jaar is Hockney nog altijd zeer productief en een inspirerende mediagenieke kunstenaar met een erudiete welbespraaktheid en Brits gevoel voor humor. Een lichtend voorbeeld voor elke échte kunstenaar, voor wie het bereiken van de pensioenleeftijd geen enkele reden is om te stoppen met werken en creëren.

VERSCHUIVENDE PERSPECTIEVEN

Hockney’s eigen perspectiefstudie naar het beroemde landschapschilderij “Laantje in Middelharnis” uit 1689 van de 17e eeuwse Hollandse meester Meindert Hobbema in de National Gallery in Londen. In zijn eigen versie speelt Hockney met andere beelduitsneden en verschuivende perspectieven. Hockney ziet het perspectief als een opeenvolging van losse waarnemingen, die ons brein verbindt tot de sensatie, de visuele ervaring van een landschap.

Video-still uit de video Woldgate Woods, Winter 2010 van een besneeuwde laan in de winter. Door negen videocamera’s met elke een ander gezichtspunt gesynchroniseerd te monteren op een langzaam rijdende auto, ziet de beschouwer dezelfde ruimte vanuit een steeds iets andere hoek binnen één enkel video-kunstwerk. Fascinerend om naar te kijken. De video duurt 49 minuten. Ook vanuit het concept van het verschuivend perspectief. Doet me ook denken aan de rustgevende Slow TV van een camera vanuit een auto of trein die door een landschap rijdt. De eerste keer dat zulke Slow TV in Noorwegen werd uitgezonden was in 2009, met beelden van een 7,5 uur durende treinrit van Bergen naar Oslo. Het bleek tot ieders verrassing een enorme kijkcijferhit…..

PIETER TEYLERS HUIS

Binnenkamers in het Pieter Teylers of Fundatiehuis. Mijn favoriete binnenkamers zijn de met oriëntaals behang en vloerkleed gedecoreerde “oosterse” kamer en het atelier met een mooie Hermeskop en gipsen afgietsel van een Griekse godin. Als Vermeerliefhebber maakt mijn hart altijd een sprongetje in een interieur, waarin natuurlijk, helder daglicht door een raam van opzij naar binnen valt. Dit is het licht dat schilders eeuwenlang geschilderd hebben, naast het kaarslicht, dat heel lang de enige vorm van kunstlicht was.

In deze YouTube video uit de BBC-documentaire van David Hockneys Secret Knowledge uit 2001 is ook een fragment te zien, waarin David Hockney werkt in een camera obscura-opstelling naar een tableau vivant van het schilderij Bacchus van Caravaggio:

Ook op YouTube is deze video te zien – 225 jaar ovale zaal Teylers Museum: