Maandelijks archief: april 2016

Jeroen Bosch en Vermeer – “Tunnel van Licht”

Gezien op dinsdag 26 april 2016: tentoonstelling “Jeroen Bosch,
Visioenen van een Genie”, Noord Brabants Museum in Den Bosch.

“In goede kunst zit altijd veel meer
dan alleen datgene wat de kunstenaar
er zelf bewust in heeft willen leggen”
Harry Mulisch

Ondanks al zijn Hollandse feitelijkheid en nuchterheid heb ik in het licht
en het oog van Vermeer altijd ook een mystieke dimensie ervaren.
Bij het zien van de prachtige tentoonstelling “Jeroen Bosch- Visioenen van
een Genie” in het Noord Brabants Museum in Den Bosch, met al zijn fonkelende
kleuren en bizarre fantasie-figuren, viel mijn oog op twee grisaille-
schilderingen, waarvan de mystieke symboliek mij op wonderlijke wijze deed
denken aan de “licht-mystiek” van Vermeer. Mijn puur eigen, vrije en
persoonlijke interpretatie. Het gaat om de “Tunnel van Licht” en “Het Oog”.

De “Tunnel van Licht” is te vinden op het vierluik “Visioenen van het
Hiernamaals” van Jeroen Bosch, waarin figuren vanuit de duisternis naar
binnen gaan, op weg naar het zuivere licht aan het eind van de tunnel.

Ook in de “Schilderkunst” van Vermeer kijk je vanuit een donkere ruimte in een
kamer van licht; alsof je in een “Tunnel van Licht” meegevoerd wordt van het
bijna zwarte silhouet van de schilder, via de stralende kleuren van het poserende
meisje naar het helder verlichte witte muurvlakje. Een soort opgang naar het
licht zelf.
Vrij vertaald: vanuit de schilderkunst via de liefde naar het licht.


Op de achterzijde van het paneel “Johannes op Patmos” van Jeroen Bosch is een
grisailleschildering in de vorm van de pupil van “Het Oog”, met daarin het
lijdensverhaal van Christus. In het brandende vuur in het midden van de pupil
zie ik het verborgen intense vuur waarmee het oog van Vermeer het licht in alle
dingen zag.


In het verstilde theaterstuk dat Vermeer ons voor-tovert speelt het licht de
hoofdrol. Het spreekt een taal die de louter esthetische ervaring
– wat mij betreft – verre overstijgt.

Vermeer en Huygens – “Traité de la Lumière”

“Het is mij niet mogelijk de schoonheid
van de camera obscura in woorden
uit te drukken.
Alle schilderkunst is hierbij vergeleken
morsdood, want hier is het leven zelf”
Constantijn Huygens



“Hofwijck” is een buitenplaats buiten Den Haag en de voormalige residentie van de welgestelde diplomaat/dichter/kunstkenner Constantijn Huygens en diens zoon Christiaan Huygens. De grootste ontdekking van de Gouden Eeuw is de lens, het “geslepen glas”, waarmee tot dan toe voor het blote oog verborgen werelden zichtbaar werden. De microscoop en telescoop deden hun intrede. Op dit landgoed ontdekte Christiaan Huygens de ringen van de planeet Saturnus. De lens is ook het belangrijkste onderdeel van de camera obscura, waarvan Constantijn Huygens op Hofwijck er een in huis had, niet ver van Delft, de woonplaats van de schilder Johannes Vermeer.


“Ik heb bij mij thuis dat andere instrument, dat zeker bewonderenswaardige effecten oplevert bij het schilderen van weerspiegelingen in een donkere kamer: het is mij niet mogelijk er u de schoonheid van te verklaren in woorden: alle schilderkunst is hierbij vergeleken morsdood, want hier is het leven zelf of iets meer verhevens, als het woord er niet aan ontbrak. Figuur, contour en beweging ontmoeten elkaar op een natuurlijke en uiterst plezierige wijze”. Deze woorden van Constantijn Huygens doen denken aan het kijken naar een schilderij van Vermeer. Misschien was het evenaren van de door Huygens beschreven schoonheid van de camera obscura wel precies de ultieme ambitie van Vermeer. Die uitdaging was wellicht het brandpunt van zijn kunstenaarschap.

Christiaan Huygens, de zoon van Constantijn, wijdde zijn gehele leven aan de studie van het licht in zijn beroemde boek “Traité de la Lumière”. Evenzo zou
het gehele oeuvre van Vermeer beschouwd kunnen worden als een “Traité de la Lumière”, waarin het licht het enige onderwerp is.

In het archief-onderzoek inzake Vermeer is het de heilige graal, als er ooit
een geschreven correspondentie boven water zou komen tussen Huygens en Vermeer. John Michael Montias heeft in zijn archiefonderzoek naar het milieu van Vermeer onder andere ontdekt dat Vermeer een mecenas had: Pieter van Ruyven, maar helaas geen document dat een directe persoonlijke correspondentie aantoont tussen Vermeer en Huygens. Wel hebben twee goede bekenden van Huygens een persoonlijk bezoek aan Vermeer’s atelier in Delft gebracht: Balthasar de Monconys en Pieter Teding van Berkhout. Gezien het feit dat Huygens een camera obscura in huis had en gefascineerd was door de beeldende aspecten ervan, zou het werk van Vermeer hem zeker geinteresseerd kunnen hebben. Vermeer had vanuit Delft gemakkelijk de nabijgelegen residentie Hofwijck van Huygens kunnen bezoeken of vice versa. Misschien had Vermeer daar wel zijn “eureka”-moment over de schilderkunstige mogelijkheden van de camera obscura.

Constantijn Huygens oordeelde overigens niet onverdeeld gunstig over de schilder Torrentius, waarvan vaststaat dat deze schilderde met een camera obscura: “de listige vent voornamelijk door van dat hulpmiddel gebruik te maken bij zijn schilderen dat had bereikt, wat het domme volk met zijn gewoon beperkt oordeel het liefst aan goddelijke bezieling had toegeschreven”. Zou Huygens ook zo over Vermeer gedacht hebben: dat zijn schilderijen niet meer dan het resultaat zijn van een listige truc – schilderen met een camera obscura – en niet van een goddelijke bezieling ?
We weten het dus niet…..


Moderne compacte fotocamera’s missen overigens de magie van het licht van de camera obscura, door het kleine formaat van de film of digitale sensor. Het dichtst in de buurt komen de groot-formaat camera’s met een beeldformaat van 4 x 5 inch, waarvan twee hedendaagse portretopnamen als voorbeeld. De 19e eeuwse Daguerreotypie komt nog het dichtst bij de magie van Vermeer.

Bekijk ook deze YouTube video over de buitenplaats Hofwijck met Constantijn en Christiaan Huygens op TV-West:

Jane Jelley – Schilderen met Camera Obscura

“It’s not the camera
but who’s behind the camera”
anonymous

Heeft Vermeer in zijn schildertechniek gebruik gemaakt van optische
hulpmiddelen ? Deze vraag houdt de gemoederen onder veel Vermeer-
liefhebbers al jaren bezig. De schilderijen van Vermeer vertonen
optische effecten en vervormingen, die alleen door een lens zichtbaar
worden en met het blote oog onzichtbaar blijven.
Liet Vermeer zich slechts inspireren door het waarnemen in een camera
obscura, of had hij een speciale techniek ontwikkeld om de geprojec-
teerde beelden ook daadwerkelijk rechtstreeks op zijn schilderdoek
over te brengen ? En heeft hij deze techniek vervolmaakt om licht op
zijn eigen onnavolgbare wijze te vertalen in verf ?

Jane Jelley uit Oxford heeft in een reconstructie-experiment onder-
zocht of het in de praktijk mogelijk is om met een lens geprojecteerde
lichtbeelden met olieverf over te brengen op het schilderdoek met
gebruik van 17e eeuwse schilder-materialen en technieken.

Haar “transfers” vertonen een opvallende gelijkenis met de onderschil-
dering van Vermeer zelf, zoals bijvoorbeeld te zien op een X-ray opname
van het “Meisje met de Parel” uit het Mauritshuis in Den Haag. De door
haar gebruikte techniek lost ook het probleem op van de links-rechts
beeldomkering in de camera obscura.

Wat opvalt in de X-ray van het “Meisje met de Parel” is de afwezigheid
van schets-lijnen; Vermeer schildert direct in lichtvlekken. Precies wat
je zou verwachten als een schilder een licht-projectie inschildert. Een
camera obscura gaf alleen bij zonlicht een voldoende lichtsterke projectie,
die bruikbaar zou kunnen zijn voor een schilder. Ook de Italiaanse schilder
Canaletto gebruikte een camera obscura om zijn zonovergoten “Vedute”-stads-
gezichten van Venetië te schilderen. De camera “ziet” geen mensen of voor-
werpen, de camera ziet enkel het licht. Vermeer zou beschouwd kunnen worden
als een “levende camera”. Kunstschilder en “proto”-fotograaf in één.

 

Het kleine “Meisje met Rode Hoed” (X-rays van de National Gallery in
Washington, VS) lijkt Vermeer’s meest directe transcriptie van het licht
beeld in de camera obscura, net als het nog kleinere “Meisje met Fluit”
en de “Dentellière” uit het Louvre in Parijs. Wat deze drie werken gemeen
hebben is dat ze alle drie op paneel geschilderd zijn; de overige Vermeers
zijn geschilderd op linnen. In de X-ray van het “Meisje met Rode Hoed” is
een mansportret zichtbaar onder Vermeer’s schilderij.

Het moge duidelijk zijn dat het niet de camera was, die al deze meester-
werken creëerde, maar de kúnstenaar “in” de camera obscura; Johannes
Vermeer.
Of zoals de Franse fotograaf Henri Cartier-Bresson het mooi verwoordde:

“It’s an illusion that great pictures
are made with the camera…..
photography is to place
head, heart and eye
along the same line of sight”

Het artikel over de experimenten van Jane Jelley inzake het schilderen
met een camera obscura is te vinden via deze link:

Publicatie Jane Jelley

Haar eigen samenvatting van haar publicatie is te vinden met deze link:

Samenvatting Jane Jelley

Bekijk ook deze YouTube-video “Girl with the Red Hat” van de National
Gallery of Art in Washington, met veel close up details:

Chardin en Vermeer – “La Fillette au Volant”

Gezien in Düsseldorf, Kunstmuseum und Kunsthalle, 2000

“Until I saw Chardin’s painting,
I never realized how much beauty
lay around me in my parents’ house,
in the half-cleared table,
in the corner of a tablecloth left awry,
in the knife beside the empty oyster shell”
Marcel Proust

Van de Franse schilders uit de 18e eeuw, komt Jean-Baptiste Siméon
Chardin (1699-1779) in zijn intieme figuurstukken nog het dichtst bij
de verstilde interieurs van Vermeer.



Mijn persoonlijke favoriet is het charmante “La Fillette au Volant” met
haar badmintonracket en shuttle. Voor mij zijn de mooiste schil-
derijen juist die, waarin bijna niets gebeurt, laat staan een heel verhaal
wordt verteld. Dat heeft Chardin gemeen met Vermeer. Met name bij
Vermeer’s Melkmeid uit het Rijksmuseum moet ik denken aan wat de
historicus Johan Huizinga wel eens de “Heiligheid van het Alledaagse”
heeft genoemd.

Chardin’s “Jongen die een Kaartenhuis bouwt” is een mooie metafoor
voor het delicate handwerk, dat nodig is om de harmonieuze opbouw
van een goed schilderij in elkaar te zetten.

De glanzende zeepbel van Chardin’s “Bellenblazer” lijkt een beeld-echo
te zijn van de glazen bol aan het plafond in Vermeer’s “Allegorie op het
Geloof”: het zou een zinspeling kunnen zijn op de kwetsbaarheid en
vergankelijkheid van alle aardse schoonheid. Hoewel veel symbolen in
dit schilderij ontleend zijn aan het boek “Iconologia“ van Cesare Ripa,
is het onduidelijk wat de betekenis is van de glazen bol. Er wordt ook
wel eens gezegd dat de glazen bol staat voor het Verstand, dat zowel
alles kan weerspiegelen als bevatten.

Op YouTube is ook deze Franstalige video over Chardin te bekijken
(vanaf 5:15 een fragment met La Fillette au Volant) :

David Hockney en Vermeer – Art & Optics

Gezien op TV, 31 maart 2016, : “Het Uur van de Wolf: Hockney”,
documentaire over de Engelse kunstenaar David Hockney.

“A photograph doesn’t really have life
in the way a drawing or painting has it”
David Hockney

David Hockney is voor mij de grootste Britse kunstenaar
van deze tijd. Wat me in zijn werk aanspreekt is zijn
niet aflatende zoektocht naar nieuwe mogelijkheden in de
schilderkunst, fotografie en digitale beeldtechnieken.

Beroemd zijn zijn “Swimming Pool”-pictures als “A Bigger Splash”.

“The splash lasts only a second, but it took me seven days to paint it”,
in de woorden van David Hockney
Philip Steadman zegt over Hockney: “He knows that one can do things
with painting, that one cannot do with photographic technologies”.

In deze werken van Hockney klinkt iets door
van Vermeer:

Het schilderij “George Lawson and Wayne Sleep” is “een
onvoltooid schilderij over zijn onvoltooide relatie met Peter Schlesinger”
Hij wilde hier een sereen, verstild schilderij maken, met een clave-
cimbel als een knipoog naar Vermeer’s “Music Lesson” uit Londen,
maar heeft het nooit kunnen/willen voltooien.

“Looking at Pictures on a Screen (Henry Geldzahler)”
Een schilderij met zijn oudere vriend Henry Geldzahler, conservator
van het Metropolitan Museum of Art in New York, die zijn levenslange
vriend en mentor was. Met links op de achtergrond Vermeer’s
“Staande Clavecimbelspeelster” uit Londen.

Interessant zijn ook zijn Polaroid-montages; in zijn eigen woorden:
“Time was appearing in this pictures. And another illusion of Space”

Nog altijd baart hij als oudere kunstenaar opzien met zijn
enorme doeken uit “A Bigger Picture”, waarvan er een aantal in 2015
in het Noord Brabants Museum te zien waren.

Ook heeft hij in “Secret Knowledge” een interessante
discussie aangezwengeld over het gebruik van optische hulpmiddelen
in de schilderkunst vanaf de 15e eeuw.
Waaronder het gebruik van de Camera Obscura door Vermeer.
In deze YouTube-video’s twee interessante fragmenten uit deze
documentaire, waarin Hockney het gebruik van de Camera Obscura
door Vermeer en Caravaggio demonstreert: