Vermeer in Tijden van Oorlog

“Alles van waarde
is weerloos”
Lucebert


Vermeer maakte tijdens zijn – naar huidige maatstaven – relatief korte leven
(1632-1675, 43 jaar) meerdere oorlogen mee in het Holland van de Gouden
Eeuw.
Van 1618 tot 1648: laatste deel van de Tachtigjarige Oorlog met Spanje voor
een eigen, onafhankelijke republiek.
Van 1652-1654; van 1665-1667; van 1672-1674: drie oorlogen met Engeland.
1672: “Rampjaar”: bijna gelijktijdig drie oorlogen met Frankrijk, Engeland,
Münster en Keulen.

Bij de Gouden Eeuw denken we het liefst aan de delicate, lieflijke,
elegante, verstilde schoonheid en rijkdom in de schilderijen van Vermeer
en zijn tijdgenoten. Zoals de Dentellière in het Louvre in Parijs.

Maar de lijken van de gebroeders De Witt, als varkens in een slachthuis
ondersteboven aan een ladder opgehangen, gelyncht tijdens een volksoproer;
ook dát is “onze Gouden Eeuw”, vol oorlogen en gruwelijke wreedheden.
Spinoza noemde de daders “Ultimi Barbarorum”.

De Brits-Joodse historicus Simon Schama schreef over dat dubbele gevoel
over de Gouden Eeuw een briljant boek: “Overvloed en Onbehagen”
(“Embarrassment of Riches”).

Vermeer heeft zelf de verschrikkingen van de ontploffing van het Kruyt-
huys in 1654 meegemaakt, waarbij honderden burgers omkwamen of voor het
leven verminkt werden. Arnold Bon wijdde een strofe aan Vermeer, die
“als een feniks herrees” uit de as van die verwoesting, in een gedicht
over deze ramp, waarin ook de vermaarde schilder Fabritius omkwam.
Dit gedicht werd gepubliceerd in het boek “Beschryving der Stadt Delft”
van Dirck van Bleyswijck uit 1667.

Soo doov’ dan desen Phenix t’onzer schade
In ’t midden en in ’t beste van zyn swier,
Maar weer gelukkig rees’ er uyt zyn vier
VERMEER, die meesterlyck betrad zyn pade.

Deze “Delftse Donderslag” moet een zwaar traumatische ervaring geweest
zijn voor Vermeer, die Fabritius zeker persoonlijk gekend moet hebben.
Je zou Vermeer’s schilderkunst inderdaad kunnen zien als een feniks
van schoonheid, die herrijst uit het vuur van deze verwoesting. Alles
wat ons confronteert met de verschrikkingen van oorlog, geweld, vermin-
king en dood, is geheel uit zijn schilderijen verbannen. Vermeer is
een kunstenaar, die de troost van de schoonheid wil bieden, juist ook
voor zichzelf: licht, liefde en stilte.

Er zit een onderhuidse intensiteit in zijn serene en verstilde beelden,
die je doet voelen dat zijn ogen ook de absolute tegenpool ervan hebben
gezien.
De oorlogen in het Rampjaar 1672 zouden Vermeer aan de rand van de
afgrond brengen door de erop volgende zware economische crisis en
uiteindelijk mede tot zijn dood leiden.


Gestolen Vermeers

Ook zijn Vermeer-schilderijen verscheidene malen “slachtoffer” geweest van
diefstal.
De Liefdesbrief werd uit een tentoonstelling over Hollandse Meesters
in Brussel gestolen door Tijl van Limburg in 1971 en zo zwaar beschadigd
teruggevonden, dat een langdurige en moeizame restauratie noodzakelijk
was.
De Dublin-Vermeer werd in 1974 zelfs twee keer door de IRA en criminelen
voor losgeld ontvreemd, maar toch weer vrij gekregen, zonder grote schade
aan het schilderij.
Ook de Gitaarspeelster uit Kenwood House werd in 1974 gestolen en weer
in goede staat teruggevonden.

Triest dieptepunt is de diefstal van Het Concert uit het Isabella Stewart
Gardner Museum in Boston door criminelen in 1990. Inmiddels ruim 25 jaar
geleden, waarbij het schilderij met een mes uit zijn lijst werd gesneden.
Tot op de dag van vandaag is het schilderij nog steeds spoorloos en is het
nog maar zeer de vraag of het nog ooit in gave toestand tevoorschijn zal
komen, ook al is een dergelijk beroemd schilderij in principe onverkoopbaar.
“Alles van waarde is weerloos”, dichtte Lucebert. “Tegen de domheid strijdt
zelfs God vergeefs”, schreef Schiller.
Het museum heeft de lege lijsten van de gestolen schilderijen op zaal laten
hangen als stille getuigen van deze brute kunstroof.

Vermeer en Hitler.

Hitler was als “gemankeerde kunstschilder” een bewonderaar van Vermeer.
“De Schilderconst” hing jarenlang boven Hitler’s bureau in zijn hoofdkwar-
tier in Berchtesgaden. Na de oorlog wisten de “Monuments Men” van de
geallieerden oa. de “Schilderconst” en de “Astronoom” van Vermeer, samen
met vele andere beroemde kunstschatten, uit de zoutmijn van Altaussee in
Duitsland uit handen van de Nazi’s te redden. In 2014 verscheen er een
Hollywood-film over deze Monuments Men, geregisseerd door George Clooney.

Dit slot-citaat in het Vermeer-boek uit 1940 van de Britse schrijver
Thomas Bodkin laat iets voelen van de intense inwerking van troost,
die uit kan gaan van de schoonheid in Vermeer’s schilderijen, juist
wanneer men zich geconfronteerd ziet met de verschrikkingen van de
Tweede Wereldoorlog:

“Above all, we praise Vermeer for his power to bring us into intimate
contact with his own placid and lovely disposition. He calls us gently
outside the stress and vexations of commonplace existence to share a
quiet joy in visual beauty. He brings us, under his mantle, into a world
withdrawn from trouble, where peace and light, those two great gifts of
God which wise men always long for, may be found without limit”
Birmingham, october 1940.

Een gevoel dat treffend wordt verbeeld door deze beroemde foto van
Richard Peter in de troostende figuur “Allegorie van de Goedheid”
van beeldhouwer August Streitmüller, uitkijkend vanaf de Rathausturm
over het verwoeste Dresden, na het meedogenloze oorlogsbombardement
met brandbommen in 1945, een van de meest controversiële acties van
de gealliëerden tijdens WO II.

“Alleen schoonheid
kan de wereld redden”
Fjodor Dostojewski

De trailer van de film “Monuments Men” is hier te zien op You Tube: