Expositie-catalogus “Vermeer and the Masters of Genre Painting”,
Adriaan Waiboer, e.a., 2017.
“Vermeer is de nachtegaal
onder de mussen”
Max Friedländer
Veel museumbezoekers valt het op dat in een zaal met Hollandse
meesters een Vermeer meteen “er uit springt”.
In de Vermeer-zaal in het Mauritshuis overstralen Vermeer’s Gezicht
op Delft en zijn Meisje met de Parel de toch ook fraaie top-werken
van Ter Borgh, Saenredam, Van Mieris en Van Anraedt.
Waar zit hem dat nou in ? Of zoals Vermeer-kenner Arthur Wheelock het
verwoordt: “What makes a Vermeer a Vermeer ?”
Wat mij in het algemeen altijd als eerste opvalt is dat een schilderij
van een tijdgenoot – hoe goed ook – er ineens wat “rommelig en onrustig”
uit gaat zien naast een Vermeer.
Vermeer is “superstrak” in zijn design, zijn composities zijn “groot
gezien” in een heldere, strakke verdeling van grote vlakken. Een
klassiek evenwicht, waarin alles tot rust is gekomen en precies op de
juiste plek staat.
En natuurlijk het beroemde licht van Vermeer. Die onwaarschijnlijk
subtiele en delicate weergave van licht. Als derde vallen meteen de
heldere kleuren op temidden van de – oneerbiedig gezegd – “bruine
saus”- schilderijen van zijn tijdgenoten.
Vertrouwd als wij zijn met de fotografie, springen ook de
“fotografische” kwaliteiten van Vermeer’s schilderijen in het oog; de
lichtweergave, de kadrering, de dieptescherpte, de optische “look”.
Het beste is echter om een schilderij van Vermeer nader te bekijken in
een directe confrontatie met een schilderij van een tijdgenoot in
een gelijksoortig onderwerp.
Vermeer en Pieter De Hooch
Vrouw met Weegschaal: Bij Vermeer is de lichtwerking veel overtuigender,
Vermeer tilt het onderwerp naar een spiritueler en abstracter nivo:
Het schilderij van het Laatste Oordeel geeft het een betekenis van het
wegen van de ziel tegenover aardse schatten. De compositie zelf gaat
over evenwicht, balans. Het alledaagse krijgt een onalledaagse lading.
Vermeer gaat gewoon een paar stappen verder dan De Hooch. De vrouwen
van De Hooch ogen ook stijver, verstard, bevroren. De poses van de
vrouwen van Vermeer ogen natuurlijker en ontspannen.
De composities van deze twee schilderijen De Hooch’s “Paar met Papegaai”
en Vermeer’s Liefdesbrief lijken bijna letterlijk aan elkaar ontleend.
Het lijkt erop dat Vermeer voor de overtuigende ruimte- en dieptewerking
in zijn interieur-schilderijen veel van de perspectief-constructie van
zijn Delftse collega De Hooch heeft geleerd.
Het idee voor de compositie komt misschien van De Hooch, maar Vermeer’s
uitvoering ervan is superieur. De algehele beeld- en lichtregie is ook
sterker en strakker.
Wat opvalt tussen De Hoochs Wijndrinkende Dame en Twee Heren en
Vermeer’s Soldaat en Lachende Meisje is de kadrering. Vermeer kadreert
als een fotograaf door afsnijding van het beeldkader. Het effect van
beeldafsnijding is, dat het oog van de beschouwer wat niet in beeld is,
er bij denkt en daardoor lijkt het beeld groter dan het in werkelijkheid
is. De uitwisseling van blikken is bij Vermeer veel intenser dan bij
de Hooch, omdat je er als beschouwer dichter op zit.
Vermeer’s Concert heeft een overtuigender ruimte- en lichtwerking dan
de Musicerende Familie van De Hooch. Vermeer maakt ook vaak gebruik
van een “repoussoir” waardoor het beeld meer diepte krijgt. Ook is
er een groot verschil in detaillering: Vermeer schildert alleen details
waar ze echt nodig zijn, en hecht meer belang aan de algehele
lichtwerking en sfeer in het afgebeelde interieur. De Hooch is meer
een ingekleurde lijntekening; Vermeer komt meer in de buurt van een
bijna fotografisch weergegeven lichtbeeld. Het is geen toeval dat veel
fotografen en filmmakers groot liefhebber zijn van Vermeer.
Vermeer en Gerard ter Borch
Ter Borch is een fenomenaal figuur-schilder, maar minder sterk in het
overtuigend in de ruimte plaatsen van zijn figuren. Dit is met name
duidelijk in de vergelijking van Vermeer’s Wijnglas uit Berlijn en
Ter Borch’s versie ervan. Ook hier valt meteen het beroemde licht
van Vermeer op.
Het licht van Vermeer oogt ook natuurlijker als daglicht dat door
hoge ramen, diep in de kamer doordringt. Bij Ter Borch staat de figuur
centraal, bij Vermeer is het licht zelf de hoofdpersoon, zoals in
zijn Parelsnoer in Berlijn.
Vermeer en Gabriel Metsu
In de Waterkan-schilderijen van Metsu en Vermeer valt weer de
afgesneden compositie van Vermeer op, maar ook het loslaten van de
anecdote door Vermeer. Vermeer neigt meer naar abstractie en concept.
Vermeer’s Vrouw met Waterkan in het Metropolitan in New York, zou ook
als titel kunnen hebben: “Zuiverheid”.
Water als symbool voor een bijna spiritueel reinigingsritueel.
Metsu komt in zijn beste momenten – met name in de Dublin-pendanten
– misschien nog wel het dichtst bij Vermeer. Met dat mooie raamlicht.
Maar waar Metsu’s oeuvre nogal wat stijlbreuken kent, heeft dat van
Vermeer een volkomen eenheid van stijl, als uit één stuk. De visie
en het design van Vermeer laat zich samenvatten in drie woorden:
Alles is Licht. Het licht als hoofdrolspeler en sfeerbepaler in het
schilderij.
Vermeer en Frans van Mieris
Het Duet van Van Mieris uit het Schwerin-museum is een charmant
schilderij, maar kwa design en vormgeving is Vermeer’s Staande
Clavecimbelspeelster een juweel van compositie. Door de geometrische
vlakken-opbouw van het beeld krijgt het een iets van de hogere orde,
waar eeuwen later Mondriaan naar streefde. De eeuwigheidswaarde van
een schitterende wiskundige formule.
Het portret van Van Mieris van zijn vrouw Cunera streeft naar het
weergeven van haar individuele gelaatstrekken in een treffende
gelijkenis. Vermeer’s Meisje met de Parel is meer de uitbeelding
van een metafoor, de weergave van een ideaalbeeld. Ze is als een
parel, als de liefde zelf. En Vermeer is een meesterregisseur
van de menselijke blik. De blik van de vrouw is altijd gericht
op waar het schilderij over gaat.
Vermeer en Gerard Dou
Als leerling van Rembrandt schildert Dou bij voorkeur in warm
kaarslicht, waar Vermeer de meester is van het koele daglicht.
Dou is de exponent van de Leidse fijnschilders, die hun
schilderijen tot in het minutieuze detail uitwerken. Vermeer
is beslist geen “fijnschilder”, maar weet de illusie van
scherpte op te roepen door op de juiste plekken zijn details
te plaatsen.. Het oog doet de rest. Een Vermeer-
compositie is altijd opgebouwd uit grote hoofdvlakken, een
helder, samenhangend “grondbeeld”, waardoor zijn beelden
nergens “verkruimelen”of “verrommelen” door een veelheid van
overbodige details. Dit is mooi te zien in beide varianten
van het motief van de Zittende Clavecimbelspeelster.
Vermeer is een meester van de op één punt gerichte focus en
concentratie; bij Dou schenkt een vrouw water, terwijl ze de
beschouwer aankijkt, en daarmee de vierde wand doorbreekt.
Bij Vermeer zie je altijd onverdeelde aandacht; het Melkmeisje
gaat geheel op in het uitgieten van de melk voor het maken
van broodpap. Overigens was Dou de rijkste en succesvolste
van alle genreschilders van de 17e eeuw.
Vermeer en Jan van Goyen
Van Goyen schilderde zijn vele stadsgezichten altijd in zijn
atelier naar eerder op locatie gemaakte schetsen.
Hij heeft een kenmerkend diffuus, grijzig licht. Vermeer
schilderde één stadsgezicht: het Gezicht op Delft, en het
is alsof je op een zonnige lente-ochtend gewoon door een
raam naar buiten kijkt. Het heeft de frisse, heldere kleuren
van een plein air-schilderij, terwijl de impressionisten
ruim twee eeuwen later pas echt in de open lucht zouden
gaan schilderen. Van Goyen’s stadsgezicht is een typisch
atelierstuk, binnen geschilderd; Bij Vermeer’s Gezicht op
Delft waan je je in de buitenlucht, met je haar in de wind,
die met lichte vlagen over het water van de Schie scheert.
En natuurlijk die fantastische oer-hollandse wolkenlucht
met dat prachtige ultramarijnblauw. Ook daarin onderscheidt
Vermeer zich van zijn Hollandse tijdgenoten, dat prachtige
zuivere blauw.
Vermeer en Rembrandt van Rijn
Als je Rembrandt’s Saskia met Rode Hoed naast Vermeer’s
Meisje met Rode Hoed ziet, valt meteen op dat Rembrandt een
pure schilder is, terwijl Vermeer ook iets heeft van een
fotograaf. De kadrering, de lichtweergave, de lens-
dieptescherpte. Een optische beeldweergave. De Vermeer zou
een foto kunnen zijn, de Rembrandt niet. Een Vermeer als
een kleurendaguerrotypie.
Vermeer en Michiel van Musscher
Het atelier van Van Musscher lijkt ineens een rommeltje,
als je dit atelierstuk vergelijkt met de evenwichtige en
uitgewogen compositie in Vermeer’s meesterwerk De
Schilderconst uit Wenen. De Vermeer is statig en kalm en
het licht stroomt uit één bron uit over de hele binnenkamer.
Vermeer is een geniale vormgever, die alles op precies de
goede plek in elkaar zet, om een superstrak leadbeeld te
verkrijgen, dat in één krachtig beeld zijn hele oeuvre
samenvat in een volkomen stijleenheid.
Vermeer en Carel Fabritius
Hoewel leerling van Rembrandt is Fabritius de eerste die met
lichte achtergronden ging werken zoals in zijn beroemde
Puttertje. Vermeer is op die lijn doorgegaan en werkte vaak
met een witgepleisterde muur als achtergrond. Net als Fabritius
schilderde Vermeer met een helder palet en een subtiele en
delicate weergave van het licht.
Vermeer en Nicolaes Maes
De Slapende Keukenmeid van Nicolaes Maes is belerend en
moraliserend, Vermeer is veel subtieler in zijn boodschappen
en onthoudt zich van een moreel oordeel. Ook hier valt weer
de afgesneden compositie van Vermeer op, waardoor het eigenlijke
onderwerp veel meer close up naar voren komt.
Vermeer en Caspar Netscher
Zo dicht als de Dentellière over haar kantwerkje gebogen zit,
zo zit ook Vermeer hier heel dicht op zijn onderwerp. Ook hier
bewijst zich weer de effectiviteit van een afgesneden compositie.
Die kadrering als van een fotograaf. En Vermeer’s conceptuele en
abstracte kwaliteiten. Het schilderij van Netscher is gewoon een
Kantwerkster; de Vermeer zou je ook een titel mee kunnen geven als:
“Aandacht” of “Concentratie”. Het heeft iets van een ZEN-achtige
verstilling en verlichting. Als een Japans Haiku-gedicht.
Vermeer staat aan de top van de pyramide van de Hollandse meesters
van de genreschilderkunst. Zijn weinige schilderijen zijn bijna
allemaal meesterwerken, helemaal doorontwikkeld tot de absolute,
ideale vorm, waarnaar al zijn tijdgenoten streefden en alleen maar
van konden dromen. Het eindpunt van een ontwikkeling.
Lawrence Gowing vat het mooi samen in zijn passage over Vermeer’s
Dentellière:
“There’s only one Lacemaker.
We cannot imagine another.
It’s a complete and single definition”
Vermeer’s Dentellière blijft ook als thumbnail een sterk en
herkenbaar beeld, dat niets aan kracht inboet als je het verkleint:
Op YouTube is deze video te zien over de expositie: “Vermeer et les
Maitres de la Peinture de Genre” in het Musée du Louvre in Parijs.
De expositie reist later nog door naar Dublin en Washington: