Hoewel de schilderijen van Vermeer veelal alledaagse scenes uitbeelden, zijn
deze doortrokken van een bijna sacrale sereniteit en stilte, die zijn tafe-
relen de zeggenskracht geeft van een heilig ritueel. Ergens op een ongrijp-
bare maar voelbare manier lijken in Vermeer’s schilderijen kunst en religie
samen te komen. Welke invloed had religie op leven en kunst van Vermeer in
het spanningsveld tussen protestantisme en katholicisme in de Hollandse
Gouden Eeuw ?
“Whatever you are doing,
that what makes you
feel the most alive….
that is where God is….”
Ignatius van Loyola
Er zijn maar drie expliciet religieuze schilderijen van Vermeer bewaard geble-
ven. De Allegorie van het Geloof – een late Vermeer, de Dame met Weegschaal
met het Laatste Oordeel, en Christus in het Huis van Martha en Maria – een
vroege Vermeer.
Veel Vermeerliefhebbers ervaren bij het zien van een Vermeer een geheimzin-
nige sereniteit en stilte, die religieuze gevoelens kan oproepen in een alle-
daags tafereel. Alsof ze oog in oog staan met een mysterie geschilderd in
licht. Was Vermeer een soort schilderende mysticus/kluizenaar met een alziend
oog ?
“Als God zou schilderen, dan schilderde hij als Vermeer: louter licht”.
Was Vermeer misschien geïnspireerd door de lichtsymboliek in de proloog van
het evangelie van zijn naamgenoot Johannes ?:
“Er trad een mens op, een gezondene van God,
zijn naam was Johannes,
Deze kwam tot getuigenis om te getuigen van het Licht,
opdat allen door hem tot geloof zouden komen.
Niet hij was het Licht, maar hij moest getuigen van het Licht.”
In zijn beste momenten benadert de schilderhand van Vermeer een adembe-
nemende, bijna bovenaardse perfectie. En dan is er ook nog die schuilkerk
van de Jezuieten bijna naast zijn deur aan de Oude Langendijk in Delft en
een andere schuilkerk in Schipluiden, waar hij trouwde met zijn geliefde
Catharina Bolnes. Is het religieuze van Vermeer toch vooral een projectie
onzerzijds “in the eye of the beholder” of was Vermeer in werkelijkheid
een kunstenaar met een diepgevoelde innerlijke hang naar mystiek ? We
weten het niet.
Pal naast het huis van Vermeer aan de Oude Langendijk in het overwegend pro-
testantse Delft stond een woonhuis dat toebehoorde aan de katholieke orde van
de Jezuieten met een schuilkerk, waar Vermeer als katholiek ter kerke ging.
Om te kunnen trouwen met de liefde van zijn leven, Catharina Bolnes, een
rijke patriciërsdochter, bekeerde Vermeer zich als protestant tot het katho-
licisme, onder druk van de aanvankelijke weigering van zijn schoonmoeder Ma-
ria Thins om toestemming te geven voor het huwelijk. Het huwelijk werd in
1653 voltrokken in de katholieke schuilkerk Hodenpijl in Schipluiden, in de
buurt van Gouda. Buiten de schilderijen van Vermeer hebben we geen geschre-
ven brieven of teksten van hem, waaruit zijn innerlijke zieleroerselen direct
zijn af te leiden. Was zijn bekering een zuiver religieuze overgave aan God,
of veeleer ingegeven door opportunisme en pragmatisme, met het oog op de
materiële voordelen van een huwelijk met een rijke vrouw ? We weten het niet.
Misschien wist hij het zelf niet eens. Of misschien was het wel allebei. De
paradox is bij Vermeer nooit ver weg.
Het schilderij De Kruisiging van Jacob Jordaens uit 1623 is op de achtergrond
te zien in de Allegorie van het Geloof van Vermeer. Dit schilderij of een ko-
pie ervan bevond zich in de collectie van Vermeer’s schoonmoeder Maria Thins.
Werden de religieuze onderwerpen in Vermeer’s oeuvre vooral ingegeven door
zijn diepreligieuze katholieke schoonmoeder Maria Thins ? En was zij het
vooral die nauwe contacten onderhield met de Jezuieten in hun schuilkerk? En
zouden we in de vrouw in de Allegorie van het Geloof misschien wel zijn domi-
nante religieuze schoonmoeder kunnen zien ?
Vermeer zelf heeft van één schilderij nooit afstand kunnen doen: de Allegorie
van de Schilderkunst. Het komt mij voor dat Vermeer nog meer geloofde in de
schilderkunst zelf, dan in zijn katholieke geloof. Schilderkunst was zijn
ware geloof. “Show, don’t tell” zou zijn devies kunnen zijn. “Waarover men
niet spreken kan, moet men zwijgen”, zou hij de filosoof Wittgenstein kunnen
nazeggen. Of: “waar geen woorden zijn, daar moet men schilderen”. Voor Ver-
meer was dit schilderij zijn ultieme geloofsbelijdenis: God openbaart zich
voor Vermeer in het licht. Hier geen spoor van religieuze symbolen, en toch
geloof je alles. En de Allegorie van het Geloof met al zijn letterlijke reli-
gieuze symboliek blijft toch leeg, overtuigt niet echt. Berust op de misvat-
ting dat God alleen in een kerk te vinden zou zijn of bij een priester. Wat
mij betreft is in goede kunst vaak meer religie te vinden dan in de religie
zelf. Ik ervaar iets diepers in grote kunstenaars, zoals in De Schilderkunst
van Vermeer of het Dubbelconcert van Bach, dan in een preek van een dominee
of pastoor. Het is het verschil tussen “het” kunnen laten zien/voelen/horen
en het spreken over iets, waarover men niet spreken kan.
Ludwig Wittgenstein: “What can be shown, cannot be said”. En: “Don’t think,
but look !”.
De symbolen in Vermeers Allegorie van het Geloof zijn rechtstreeks en letter-
lijk ontleend aan het boek van Dirck Pietersz. Pers, “Cesare Ripa’s Icono-
logia of Uytbeeldinghen des Verstants” uit 1644.
Fede. Geloof.
“’t Gelove, wort oock door een Vrouwe afgebeelt, die sittende en seer aen-
dachtigh siende, een Kelck in de rechter hand hout, rustende met haer slin-
cker op een Boeck, dat op eenen vasten hoecksteen staet, te weten Christo,
hebbende de Werreld onder haere voeten.
Zy is in Hemels blaeu gekleet met een carmosyne opperkleet. Onder den hoeck-
steen leyt een Slange verplettert, en de Dood met sijne pijlen verbroocken.
Hier by leyt een Appel, waer door de Sonde is veroorsaeckt.
Zy is met Lauwerblaeden gekroont, tot een teycken, dat wy door ’t Gelove
overwinnen. Achter haer hanght een Doorne Kroon aen een spijcker. ’t Welck
alles door sich selven klaer is, als hebbende weynigh verklaeringe van noode.
In ’t verschiet wort Abraham mede gestelt, alwaer hy sijnen Soone wilde
offeren”.
Vermeer’s Allegorie van het Geloof wordt wel beschouwd als een opdracht voor
de schuilkerk van de Jezuieten in Delft. Schuilkerken waren een soort “huis-
kamer-kerken” in gewone woonhuizen. Zobeschouwd lijkt dit werk een schuil-
kerk op zichzelf, gesitueerd in een voor ons zo vertrouwd, steeds weer
terugkerend Vermeer-interieur.
De beroemde schuilkerk Ons Lieve Heer op Solder aan de Oudezijds Voorburg-
wal in Amsterdam. Gebouwd in de jaren 1660, precies in de tijd van Vermeer.
Schuilkerk Ons Lieve Heer op Solder in Amsterdam, “Doop van Christus in de
Jordaan door Johannes de Doper”, altaarschildering van Jacob de Wit (1695-
1754). Schuilkerken hadden vaak meerdere wisselaltaarstukken met een eenzelf-
de vorm en formaat. Het verborgen karakter van een schuilkerk lijkt te reso-
neren met het bijbelwoord in Mattheus 6:6:
“….wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader
in het verborgene…..”
Katholieke schuilkerk (Ons Lieve Heer op Solder) en protestantse kerk
(Catherijnekerk Utrecht, Pieter Saenredam).
Het private karakter van een schuilkerk ligt geheel in lijn met de intieme
huiselijke sfeer in Vermeer’s interieurschilderijen, afgeschermd van het open-
bare leven in grootse kerken en kathedralen. Evenals het feit dat Vermeer het
grootste en beste deel van zijn oeuvre schilderde voor één private mecenas:
Pieter van Ruijven.
Het is goed voorstelbaar dat schilderijen als de Allegorie van het Geloof
en Martha en Maria geschilderd zijn voor de schuilkerk van de Jezuïeten.
De Martha en Maria zou een altaarstuk kunnen zijn.
Het oeuvre van Vermeer oogt als een Gesamtkunstwerk uit één stuk, als een
monolytisch oeuvre, het resultaat van één groot project, een soort “Schuil-
kerk van Schoonheid”, een “Hermitage” voor een particuliere schilderijen-
collectie van een vermogende kunstverzamelaar. Een parallel universum van
sereniteit en licht.
In twee direct naast elkaar gelegen huizen bevond zich op de eerste verdie-
ping in het ene huis het schilderatelier van Vermeer en op de eerste verdie-
ping van het andere huis een katholieke schuilkerk van de Jezuieten, in de
kleine hechte katholieke gemeenschap in de Papenhoek in Delft. Een concretere
materiële link tussen kunst en religie in de naaste omgeving van Vermeer is
nauwelijks denkbaar. Pieter van Ruijven, zijn belangrijkste opdrachtgever,
was overigens een Remonstrant, dus van protestantse komaf.
Er is iets voor te zeggen dat Vermeer in zijn schilderijen het beste van twee
religies wist te verenigen: een protestantse soberheid, eenvoud en een katho-
lieke, barokke beeldenrijkdom.
Jezuieten Kerk aan de Oude Langendijk
Abraham Rademaker c.1670, Gemeentearchief, Delft
De katholieke Vermeer ging ter kerke in de schuilkerk van de Jezuieten, di-
rect naast het huis van zijn schoonmoeder Maria Thins aan de Oude Langendijk
in Delft, bij wie hij met zijn vrouw en kinderen inwoonde en het meerendeel
van zijn meesterwerken schilderde. De intieme ruimte van een kleine schuil-
kerk past helemaal bij de sfeer in de verstilde interieurschilderijen van
Vermeer.
“Waar twee of drie
in Mijn naam bijeen zijn,
daar ben ik in hun midden”
Mattheus 18:20.
De kleinschalige intimiteit sprak Vermeer aan. Het doet me denken aan de
sfeer in het Joods Leerhuis in een villa in Berg en Dal, dat ik jarenlang
bezocht.
Zijn figuren zijn meestal alleen of met z’n tweeën. Het is al gauw “Three is
a crowd” bij Vermeer…..
Geloof lijkt voor Vermeer een persoonlijk, intiem gebeuren te zijn. Zijn Mar-
tha en Maria kan gezien worden als een spiritueel statement ten gunste van
een beschouwelijke levenswijze, zowel in de kunst als in het geloof. Luiste-
ren. Kijken. Daar gaat het om. Een ode aan het contemplatieve leven.
Ook een niet bewaard gebleven religieus Vermeer-schilderij Bezoek aan het
Graf van Van der Meer, in de inventaris van Johannes de Renialme uit 1657 zou
een vroege Vermeer kunnen zijn, die hij schilderde voor een schuilkerk. Het
zou hier kunnen gaan om een Drie Vrouwen aan het Graf: na de begrafenis van
Christus gaan drie vrouwen samen naar het graf om zijn lichaam te zalven. Bij
het graf aangekomen zien ze dat de steen weg is en een engel vertelt hen dat
Christus is herrezen.
Vooral de vroege Vermeer legde zich toe op het schilderen van religieuze on-
derwerpen. Daarna legde hij zich onder invloed van Gerard Ter Borch en Pieter
de Hooch toe op zijn elegante interieurscenes, waarmee hij zo beroemd gewor-
den is. Maar in zijn betoverend mooie licht lijkt nog iets van zijn religieu-
ze inspiratie na te gloeien. Alsof God zich in de alledaagse taferelen van
Vermeer heeft teruggetrokken in het licht zelf.
De achterzijde van de huidige Maria-van-Jessekerk aan de Oude Langendijk in
Delft staat op de plek waar pater Makeblijde sinds ca 1620 over drie naast
elkaar gelegen panden beschikte. Het meest rechtse dubbele pand diende als
woonhuis, in het linkse richtte hij een schooltje plus internaat voor katho-
lieke meisjes in. In het tussenliggende pand woonde de hoofdonderwijzeres
van de school. Over de gezamenlijke zolders heen lag de schuilkerk. Dit
kleine stukje van de stad stond bekend als de Papenhoek, omdat de huiseige-
naren bekende katholieken waren. Vanaf 1621 kreeg Makeblijde er een pater
bij, Roeland de Pottere. Hij zou er tot 1662 verblijven.
In het buurhuis op de hoek met de Molenpoort – nog juist half zichtbaar –
woonde en werkte vanaf 1653 tot aan zijn dood in 1672 de schilder Jan Ver-
meer. Zijn jongste zoon noemde hij Ignatius, naar de stichter van de Jezuie-
tenorde Ignatius van Loyola. De Papenhoek bestond uit slechts 15 huizen; het
kan bijna niet anders dan dat dat kleine aantal katholieken elkaar trof in de
schuilkerk van de Jezuieten, en dat Vermeer nauwe banden had met de Jezuie-
ten. De Jezuieten waren een sterk intellectueel georiënteerde katholieke
orde. Vermeers Allegorie van het Geloof is ook de uitdrukking van een intel-
lectueel geconstrueerd concept, in de geest van de Jezuieten, dus mogelijk
in opdracht van de Jezuieten geschilderd. Hoewel de schilderstijl ontegen-
zeggelijk Vermeer is, geeft het schilderij het gevoel dat Vermeer niet zo
vrij was in zijn artistieke keuzes als in zijn kwa compositie verwante
Allegorie van de Schilderkonst, zijn absolute meesterwerk. Men neemt aan
dat hij zich door toenemende schulden en geldzorgen tot het aannemen van
deze opdracht gedwongen zag, in de economische malaise ontstaan na het
Rampjaar 1672. De opdrachtgevers waren kennelijk zeer onder de indruk van
de Allegorie van de Schilderkunst, die bij Vermeer in huis hing, en be-
stelden een Allegorie met eenzelfde compositie, maar dan met een expliciet
religieus onderwerp: Het Geloof.
Een tweede schuilkerk, die in verband wordt gebracht met Vermeer, is de
schuilkerk Hodenpijl in Schipluiden.
In 1657 woonde er in of bij de schuur- of schuilkerk van Hodenpijl de jezuïe-
tenpriester Johannes Verwey. De protestantse overheid tolereerde de uitoefe-
ning van het katholieke geloof in ruil voor jaarlijkse betalingen. In de
schuurkerk van Hodenpijl trouwden regelmatig ook bewoners uit Delft. Het be-
roemdste huwelijk betreft de schilder Johannes Vermeer met de katholieke
Catharina Bolnes in 1653.
Van zijn genre-interieurstukken zijn de Dame met Weegschaal en Het Melkmeisje
misschien wel het het meest religieus geïnspireerd. De Dame met Weegschaal
verwijst naar het ritueel van het wegen van de ziel in het licht van het
Laatste Oordeel, dat in het achtergrondschilderij te zien is. De eenvoudige
handeling van het uitschenken van de melk door een dienstmeid voelt aan
als een sacraal ritueel.
“Wat je ook doet……..dat is waar God is” . Iets alledaags als het uitgieten
van melk in een kom als een vorm van dienstbaarheid in het licht van God.
Het oog van Vermeer als het Alziende Oog van God. In het licht van Vermeer
wordt alles mooi.
“En God sprak
Er zij licht !
En het werd licht.
En God zag dat
het licht goed was”
Genesis
Zelfs Vermeer’s publiekslieveling Het Meisje met de Parel zou religieus geïn-
spireerd kunnen zijn:
Mattheus 13:44-46 gaat over de verborgen parel in een akker, en een koopman
die alles verkocht wat hij bezat om de akker met de verborgen parel te kunnen
kopen, als metafoor voor het Rijk der Hemelen. De afhangende hoofddoek lijkt
op een opzijgeschoven gordijn om te verborgen parel te onthullen.
Hoeveel invloed had religie nu werkelijk op Vermeer en zijn werk ? Over deze
kwestie worden verhitte discussies gevoerd. Feit is wel dat de als protestant
gedoopte Vermeer zich bekeerde tot het katholicisme, om te kunnen trouwen
met zijn katholieke vrouw Catharina. Dat de zus van zijn schoonmoeder Maria
Thins non was in een klooster in Leuven en de eerste zoon van Vermeer, Jo-
hannes, later priester zou worden. Werd Vermeer’s bekering louter door reli-
gieuze motieven ingegeven, of was het hem meer te doen om een “rijke vrouw
te trouwen”? Schoonmoeder Maria Thins was gescheiden, rijk en vermogend, en
katholiek religieus. Wat wel naar voren komt uit documenten, is dat Maria
Thins zich aanvankelijk hevig verzette tegen het huwelijk, maar na bemid-
deling van een bevriende kunstenaar Leonard Bramer alsnog toestemming gaf.
Geen van de kinderen van Vermeer kreeg een naam uit Vermeer’s eigen fami-
lie, wat erop lijkt te wijzen dat Vermeer na zijn huwelijk afstand geno-
men heeft van zijn eigen familie.
In een oeuvre van slechts vijfendertig schilderijen beweegt Vermeer zich
tussen uitersten: van een bordeelscene tot aan een religieus tafereel. Via
de Utrechtse Caravaggisten Van Baburen, Honthorst en Terbrugghen stond
Vermeer hier nog onder invloed van de Italiaanse schilder Caravaggio, die
werkte in sterke licht-donker contrasten en sterk contrasterende onderwer-
pen. Bijbelscenes en bordeelscènes. Toch is zelfs in zijn Koppelaarster al
die serene blik van Vermeer zichtbaar en voelbaar, die zo typerend is voor
zijn schilderkunst.
Maria Thins, Vermeer’s schoonmoeder, had zowel De Koppelaarster van Van
Baburen als De Kruisiging van Jacob Jordaens in haar huis hangen. Beide
schilderijen zijn in de achtergrond van enkele Vermeer-schilderijen terug
te zien.
Schuilkerk De Hoop in Amsterdam. In Nederland zijn nog steeds diverse schuil
kerken bewaard gebleven in Amsterdam, Alkmaar, Haarlem, Leiden, Utrecht,
Hoorn, Zutphen.
Via deze link is een lijst te vinden van nog bestaande schuilkerken:
Lijst van nog bestaande schuilkerken
Schuilkerk Op Het Altaar in Amsterdam
Kunst of religie. Een Cupido-schilderij of een lege muur. Katholicisme of
Protestantisme.
Ook bij de recente geruchtmakende – en wat mij betreft niet onomstreden –
restauratie van het beroemde Brieflesendes Mädchen am Offenen Fenster in
Dresden lijkt het thema Kunst en Religie, Protestantisme en Katholicisme een
rol van betekenis te spelen.
De lege muur-versie van de Briefleserin ademt een protestantse soberheid
en eenvoud.
De Cupido-versie van de Briefleserin laat eerder een katholieke, barokke
beeldenrijkdom zien.
Als de Cupido niet door Vermeer zelf maar door een latere hand is over-
schilderd, dan is de latere overschildering volgens een meer protestantse
smaak. Een kleinschalige protestantse “beeldenstorm” in een katholiek
schilderij.
Het is heel goed voor te stellen dat Vermeer zelf als kunstenaar in zijn
artistieke keuzes voortdurend een innerlijke spanning voelde tussen de
protestantse en katholieke invloed in zijn eigen leven. Tussen de beeld-
loosheid van het Protestantisme en de beeldenrijkdom van het Katholicisme.
Tussen een lege muur of een Cupido-schilderij. Tussen leegte en vorm.
Persoonlijk blijf ik de voorkeur geven aan de “protestantse” versie van
de Briefleserin met de lege muur. Het Cupido-schilderij is naar mijn smaak
in alle opzichten “too much”. Voltaire schreef ooit: “…humour when ex-
plained is no longer humour.” Het laat niets meer te raden over, het mys-
terie is verdwenen. Het is een grap vertellen en beginnen met de clou weg
te geven. “A German joke is no laughing matter”, merkte Mark Twain al
ooit fijntjes op…..
Deze video over “Amsterdam Ons Lieve Heer op Solder: Kunst in een
schuilkerk” is te zien op YouTube:
Ook deze video met een fotoserie van de schuilkerk Ons Lieve Heer op
Solder is op YouTube te bekijken: