De strakke hechte geometrie en perspectieflijnen in sommige Vermeer-schil-
derijen doen denken aan de formele “wiskundige” structuur in de muziek van
Sweelinck en Bach. Vroeg in de Hollandse Gouden Eeuw legde Jan Pieterszoon
Sweelinck de grondslag voor de unieke Noordduitse orgel- en componisten-
school, waaruit later de volgens velen grootste componist aller tijden
zou voortkomen: Johann Sebastian Bach.
“Bach ist Anfang
und Ende aller Musik”
Max Reger
De intrinsieke waarde van alle muziek is gelegen in de harmonie. Muziek
verbindt en populaire muziek brengt mensen samen van de meest uiteenlopen-
de klasse, afkomst en religie. Muziekcomponisten harmoniseren afzonderlij-
ke noten tot melodieën en akkoorden. Net zoals Vermeer in zijn schilder-
kunst kleuren in harmonie brengt tot kleurakkoorden in verschillende
toonregisters – bezonken kleuren, volle verzadigde kleuren en lichte pas-
teltinten. En thema’s uit populaire liefdesliederen tot onderwerp maakt
van zijn schilderijen van verleiding met wijn, liefdesbrieven en muziek.
Muziek als begeleiding bij het liefdesspel. Maar ook de bijna mathemati-
sche structuur van de klaviermuziek van de vroeg-17e eeuwse componist
Sweelinck (en later Bach) doet denken aan de strakke en hechte geometri-
sche structuur in Vermeer’s “klavecimbelschilderijen”.
Grote componisten als Mozart, Bach of Beethoven heeft onze Gouden Eeuw
nooit voortgebracht. Het was wel de gouden eeuw van de schilderkunst. Die
is echt van tijdloze wereldklasse met Rembrandt, Vermeer en Hals. Van de
componisten uit de Hollandse Gouden Eeuw is Jan Pieterszoon Sweelinck
de musicus met de grootste internationale naam en faam.
Portret van Jan Pieterszoon Sweelinck door Jan Muller uit 1624. De in De-
venter geboren Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) is een van de belang-
rijkste componisten van de vroeg moderne geschiedenis en was daarnaast
ook nog organist, klavecinist, muziekpedagoog, muziekorganisator en en-
sembleleider. Sweelinck stierf in 1621, ruim tien jaar vóór het geboorte-
jaar 1632 van Vermeer, dus Vermeer zal de klavier- en orgelmuziek van
Sweelinck zeker ooit gehoord hebben in de Oude of Nieuwe Kerk in Delft.
De dichter des vaderlands Joost van den Vondel schreef uiteindelijk het
grafschrift van Sweelinck:
Dits Sweelinck’s sterfelyk deel, ten troost ons nagebleven
’t Ontsterfelyk hout de maet by Godt in ’t eeuwig leven
Daer streckt hy, meer dan hier omvatten ons gehoor
Een goddlycke galm in aller Enghlen oor.
Dit portretschilderij (olieverf op paneel, 67×52 cm), dat van Jan Pieters-
zoon Sweelinck is overgeleverd, is toegeschreven aan zijn broer Gerrit
Pieterszoon Sweelinck en is in het bezit van het Gemeentemuseum Den Haag.
Het dateert uit 1606. Daarop zijn de handen van de musicus afgebeeld met
twee uitgestrekte vingers net buiten de in trompe l’oeil geschilderde
ovale lijst. Volgens retorisch/iconografische symboolcodes van die tijd
is de boodschap ervan: ‘luister naar mij’.
Het olieverfportret dat de Groningse schilder Henk Helmantel in het Swee-
linckjaar 2012 maakte, is een paneel van 81×68 cm. Hoewel Helmantel vooral
bekend is door zijn stillevens en kerkinterieurs, heeft hij in de loop van
de tijd een serie zelfportretten gemaakt, evenals een kopie van een Rem-
brandtportret en portretten van familieleden of kopieën van oude meester-
werken. Het portret is een kopie naar een bestaand portret van Jan Muller
uit 1624 dat ook door Oxenaar op het Nederlandse bankbiljet van 25 gulden
is afgebeeld.
Drie mooie “klavecimbel-schilderijen” van Vermeer: De Muziekles uit de
Royal Collection in Londen en De Zittende Klavecimbelspeelster en Staande
Klavecimbelspeelster van Vermeer in de National Gallery in Londen.
Van Sweelinck zijn meer dan 70 composities voor ‘klavier’ (klavecimbel
en orgel) overgeleverd.
Zowel Sweelinck en Vermeer streefden in hun kunst naar het klassieke
ideaal van volmaaktheid en harmonie. Juist in de huidige verwarrende en
onzekere tijden blijft de klassieke kunst van Vermeer, Sweelinck en Bach
moeiteloos overeind en biedt ze een blijvende bron van troostende
schoonheid.
“I was staring through the cage
of those meticulous ink strokes
at the face of an absolute beauty”
Salieri on Mozart
De strakke hechte geometrie en perspectieflijnen in sommige Vermeer-schil-
derijen doen denken aan de strenge formele “wiskundige” structuur van de
variaties in de muziek van Sweelinck en Bach. Het verleent een stevig
kader en een onwankelbare tijdloosheid aan de compositie. Als de “Muziek
der Sferen”, de vaste natuurwetten in het universum. Een eeuwigheids-
waarde.
Bach heeft overigens ook met Vermeer gemeen dat zijn kunst een tijd lang
in vergetelheid was geraakt: Bach werd herontdekt door de componist Felix
Mendelssohn Bartholdy, Vermeer door de Franse kunsthistoricus Theophile
Thoré Burger. Sweelinck is een grootheid onder muziekkenners en echte
muziekfijnproevers, maar bij het grote publiek minder bekend en dus
relatief onbemind gebleven.
Het Ruckers klavecimbel op De Muziekles in Londen. Op het deksel van het
klavecimbel staat een Latijnse spreuk: “Musica Letitiae Comes, Medicina
Dolorum” – Muziek is de metgezel van de vreugde en een medicijn voor ver-
driet en pijn. Met name in de hechte geometrische orde in dit meesterwerk
klinkt iets door van de onverstoorbare harmonie, tijdloze ordening en wis-
kundige structuur van de klavierwerken van Sweelinck en Bach.
Ruckers in Antwerpen, de Klavecimbelstad.
Kenmerkend voor Ruckers-klavecimbels is de sierband met het motief van de
gestileerde dolfijnen.
De Ruckers-familie in Antwerpen was een beroemde dynastie van klavecimbel-
bouwers.
De familie Ruckers genoot in de 16de en 17de eeuw Europese faam. Veel
bekende barokcomponisten speelden op een Ruckersklavecimbel of op een di-
rect daarvan afgeleid type. De Ruckers creëerden een klavecimbel dat zich
liet opmerken door zijn ingenieuze inwendige bouw die een heldere, warme
klank voortbracht. En dat allemaal verpakt in een elegante, maar sobere
buitenkant.
Je vindt het Ruckersklavecimbel in de muziekkamer van Gaspar Duarte in
het Snijders-Rockoxhuis in Antwerpen. Bijzondere instrumenten, zeldzame
schilderijen en de muziek van Gaspars dochter Leonora Duarte laten je de
klank van het 17de-eeuwse Antwerpen daar ontdekken.
Het klavecimbel van Andreas Ruckers heeft de status van Topstuk van de
Vlaamse Gemeenschap.
Hans Ruckers (1533/40-1598) stamde zeer waarschijnlijk uit een Duitse
familie. Een Arnold Rucker was rond 1520 orgelbouwer in Weissenburg.
Hans Ruckers was in Mechelen geboren en kwam in 1575 naar Antwerpen.
Hij geldt als de stichter van de dynastie. Hij trouwde er dat jaar in de
kathedraal met Adriana Cnaeps. In 1579 werd hij als instrumentenbouwer
opgenomen in de Sint-Lucasgilde en in 1594 werd hij poorter van Antwerpen.
Het gezin had elf kinderen, onder wie twee zoons die eveneens instrumen-
tenbouwer werden.
Ruckers, die in de buurt woonde van Peter Paul Rubens, signeerde zijn in-
strumenten door zijn initialen HR te verwerken in een medaillon. De van
hem overgebleven instrumenten zijn virginalen, onder meer bewaard in musea
in Amsterdam, Berlijn, Brugge, New York, Parijs en Yale University. Hij
was ook orgelbouwer maar niets van dit werk is overgebleven.
Van alle reizen die Sweelinck gemaakt heeft, staat er slechts één buiten-
landse reis geregistreerd: zijn dienstreis naar Antwerpen in 1604, bekos-
tigd door de stad Amsterdam, waar hij bij de klavecimbelbouwers Ruckers
in opdracht van het Amsterdamse stadsbestuur een nieuw klavecimbel kocht.
Alleen het door de schilder Pieter Isaacz in 1607 beschilderde deksel van
dit stadsklavecimbel is bewaard gebleven. Het onderwerp is de Allegorie
van Amsterdam als Centrum van de Wereldhandel. Het bevindt zich in de
collectie van het Rijksmuseum in Amsterdam.
Het zogenaamde “Sweelinck-orgel” in de Nicolai-kerk in Utrecht is in 1953
gebouwd door de Deense orgelmaker Marcussen & Søn. Regelmatig worden op
dit orgel door gerenommeerde organisten concerten met muziek van Sweelinck
en Bach ten gehore gebracht. Het initiatief tot de bouw van het orgel
kwam van de Nederlandse Bach-vereniging.
Der Fluyten Lust-Hof van de componist Jacob van Eyk uit 1649 en het Meisje
met Fluit van Vermeer uit 1665-1670. Een hedendaagse fluitiste voor The
Music Lesson van Vermeer in de expositie Vermeer & Music in de National
Gallery in Londen in 2013.
“Mein Junges Leben hat ein End” was oorspronkelijk een eenvoudig volks-
liedje, waarop Jan Pieterszoon Sweelinck zes variaties componeerde. Het
wordt door kenners beschouwd als Sweelinck’s meesterwerk en werd in 1894
als het eerste van zijn werken gepubliceerd. Een Engelse criticus schreef:
“The sense of reprise brought about by the return to the mood of the ope-
ning in the final variation, even though the harmony and part-writing are
quite different, is surely a masterstroke”.
Grote componisten gebruikten vaak melodieën van bestaande liederen uit de
volksmuziek om er hun eigen variaties op te componeren. Het vinden van een
sterke melodie is een gave op zich.
Bij meesters van de melodie denk ik vooral aan Mozart, Chopin, Schubert,
Verdi, Puccini, maar ook aan Paul McCartney van The Beatles. De melodie
is de kortste weg naar het hart. Bob Dylan gebruikte ook wel eens een me-
lodie van een bestaande traditional folk song om zijn teksten op muziek
te zetten. De volksmuziek is de schatkamer van de melodie. De taal van
het hart is die van de oprechte eenvoud.
Bankbiljet van 25 gulden uit 1971 met een afbeelding van Jan Pieterszoon
Sweelinck. Op de voorzijde van het bankbiljet van 25 gulden , dat in 1971
in omloop kwam en van de hand is van de bekende grafisch ontwerper Oxe-
naar, staat een afbeelding van Jan Pieterszoon Sweelinck afgebeeld in de
kleur karmijnrood. Op de achterzijde is een lijnenpatroon afgebeeld, dit
staat voor geluidsgolven. Het bankbiljet is voor het laatst gedrukt in
1995. Sweelinck is overigens de enige Nederlandse componist wiens beel-
tenis op papiergeld heeft gestaan. Ook een grappig weetje: popmuzikant
Stef Bos is een directe afstammeling van Sweelinck, zo onthulde het
televisieprogramma Verborgen Verleden van de NTR in 2013.
Zomerzegel uit 1935 van 12 1/2 cent van Jan Pieterszoon Sweelinck, ontwor-
pen door Willem van Konijnenburg.
Enkele CD-covers van muziek uit de tijd van Sweelinck en Vermeer:
– “Go From My Window” – Music for the Virginal van Colin Tilney, met oa.
muziek van Sweelinck.
– “Music from the Time of Vermeer”- Constantijn Huygens and his Musical
Circle, National Gallery Londen, met klavecimbel, luit, theorbe en
sopraan.
– Jan Pieterszoon Sweelinck, Complete Keyboard Works van Léon Berben.
Op de website Essential Vermeer van Jonathan Janson zijn nog meer voor-
beelden te vinden van muziek uit de tijd van Vermeer:
essential vermeer – vermeer and music
“Zonder Sweelinck, geen Bach”. Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621) zou
je de Nederlandse Bach kunnen noemen als je kijkt naar zijn betekenis en
invloed. Hij was een befaamd orgelbouwer en de laatste grote polyfonist.
Schrijver Maarten ’t Hart schreef over Bach: “….als je je écht in Bach
wilt verdiepen is er in feite maar één manier om in zijn wereld thuis te
geraken. Dan moet je achter een spinet, klavechord, klavecimbel of kerk-
orgel gaan zitten en bijvoorbeeld het Andante (BWV 940) spelen uit de
Vijf kleine Préludes. Niet meer dan tien maten, maar wel Bach in al zijn
onvergankelijke grootheid ten voeten uit”.
Das Wohltemperierte Klavier. Dit werk van Bach past misschien het best
bij de “klavecimbel-schilderijen” van Vermeer, zoals De Muziekles in Lon-
den. Net als Bach in zijn muziek, streeft Vermeer naar “welgetempereerde”
schilderkunst, naar het vinden van zuivere visuele harmonieën.
Das wohltemperierte Klavier, BWV 846-893 (Het welgetempereerde (= zuiver
gestemde) klavier, dikwijls afgekort als WTK), is een van de hoofdwerken
van Johann Sebastian Bach, en speciaal geschreven voor klavecimbel, een
in zijn tijd gangbaar toetsinstrument. Het wordt tegenwoordig ook vaak
op de piano gespeeld. Het goedgestemde slaat op de in die tijd revolu-
tionaire welgetempereerde stemming van het instrument, een stemming waar-
door het mogelijk was om in alle toonsoorten (redelijk) zuiver te spelen.
Via Sweelinck en Buxtehude naar de onbetwiste grootmeester van de
toonkunst: Johann Sebastian Bach.
Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621)
Dietrich Buxtehude (1637-1707)
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Vooral jonge orgelleerlingen uit Duitsland bekwaamden zich in Amsterdam
bij Sweelinck in het orgelspelen en het componeren. Tot zijn beroemdste
leerlingen behoorde Heinrich Scheidemann, die vervolgens weer de leer-
meester werd van onder anderen Dietrich Buxtehude. Buxtehude zou later
op zijn beurt een groot voorbeeld worden voor de jonge Johann Sebastian
Bach. Buxtehude is dus een “go-between” tussen Sweelinck en Bach in een
ononderbroken keten van meester en leerling. Het is dus niet overdreven
om te stellen dat we het beginpunt van Bachs voorgangers moeten zoeken
bij onze beroemde landgenoot Jan Pieterszoon Sweelinck. Sweelinck legde
de grondslag voor de unieke Noordduitse orgel- en componistenschool, waar-
uit ook Bachs kunst voor een groot deel is voortgekomen. Het bekende hier
rechts afgebeelde “Haussmann-portret” met pruik werd pas na de dood van
Bach geschilderd.
De roem van Buxtehude verbreidde zich spoedig over Duitsland. Ook de
toen nog jonge Bach kwam het kunstenaarschap van Buxtehude ter ore en
hij reisde in 1705 te voet van Arnstadt naar Lübeck (een afstand van
300 kilometer), om kennis te maken met het orgelspel en de compositiekunst
van de vereerde meester. Deze muzikale pelgrimsvoettocht maakte op Bach
zo’n diepe indruk dat hij zijn gehele verlofperiode vergat en maanden te
laat weer in Arnstadt terugkeerde. Hij heeft hier al die tijd de speel-
wijze en compositiekunst van Buxtehude als het ware ingedronken, want de
invloed van Buxtehudes kunst op Bachs orgelmuziek is onmiskenbaar. Het
hier rechts afgebeelde “Erfurt-portret” zou een portret van de jonge
Bach zijn, links zijn oudere leermeester Buxtehude.
Voor mij persoonlijk behoort het Largo ma non tanto in het Double Concerto
for Two Violins in D minor, BWV 1043 van Bach in de uitvoering van de
beroemde Joodse violist Yehudi Menuhin tot de mooiste muziek ooit geschre-
ven. Ook wel eens treffend omschreven als: “the most perfect piece of mu-
sic ever written, the winding helix of mind and heart”. Het Largo klinkt
als een duet tussen twee violen, een tweegesprek, een beurtzang tussen
twee geliefden die elkaar blijven zoeken en omspelen in hun eeuwige ver-
langen naar de liefde. Dan weer dichtbij, dan weer veraf; innig ver-
strengeld en soms weer onbereikbaar ver weg.
Muziek van troost en schoonheid in een volmaakte harmonie, die mij ook
zo raakt in de schilderkunst van Vermeer.
Bach en Vermeer
Op twaalf van de vijfendertig Vermeer-schilderijen komen muziekinstrumen-
ten voor, waaronder kostbare klavecimbels en viola da gamba’s. In de na-
latenschap van Vermeer komt echter geen enkel muziekinstrument voor, dus
het is onzeker of Vermeer of zijn huisgenoten zelf een muziekinstrument
bespeelden. Toch zijn er in de schilderstijl van Vermeer zeker visuele
parallellen met de muziek van zijn tijd te zien. Van populaire liefdes-
liederen tot de klavier-muziek van Sweelinck, de grootste componist uit
de Hollandse Gouden Eeuw en grondlegger van de toonkunst van Johann
Sebastian Bach.
De strakke hechte geometrie in sommige Vermeers doet denken aan de “wis-
kundige” structuur van de muziek van Sweelinck en Bach.
Bach heeft overigens met Vermeer gemeen dat zijn kunst een tijd lang in
vergetelheid was geraakt: Bach werd herontdekt door de componist Felix
Mendelssohn Bartholdy (1809-1847), Vermeer door de Franse kunsthistoricus
Theophile Thoré-Bürger (1807-1869). Van Bach weten we dat enkele Passies
en meerdere Cantates verloren zijn gegaan, en we weten ook dat er sprake
is van een paar “Missing Vermeers”, waaronder het topstuk “Daer een Seig-
neur zijn Handen Wast in een Doorsiende Kamer”, dat vermeld wordt in de
beroemde Dissius-veilinglijst uit 1696 en tot op heden nooit is terug-
gevonden.
In de vergelijking van Bach met Vermeer zijn parallellen te trekken tussen
de klassieke muziek van Bach en de klassieke schilderkunst van Vermeer:
wat het contrapunt is voor Bach, is het perspectief voor Vermeer; de me-
lodie van Bach het licht van Vermeer, de mathematische structuur van Bach
de geometrische ordening van Vermeer, het Wohltemperierte Klavier de
“klavecimbelstukken” van Vermeer, Symfonie is Allegorie, de abstractie
in geluid de abstractie in licht. Wat noten zijn voor Bach zijn toonwaar-
den voor Vermeer. Vermeer is geharmoniseerde, zuivergestemde, gemusica-
liseerde schilderkunst. Het kalme onverstoorbare stromen van licht als de
muziek van Bach.
Fabritius (1622-1654) en Vermeer (1632-1675). Fabritius is de go-between
tussen Rembrandt en Vermeer.
Carel Fabritius wordt algemeen beschouwd als Rembrandts meest getalenteer-
de leerling. Fabritius schilderde historiestukken, portretten, stillevens
en stadsgezichten. Door zijn belangstelling voor lichtval, perspectief
en trompe-l’oeil was hij een van de grondleggers van de zogenoemde Delftse
school waarvan Johannes Vermeer de bekendste vertegenwoordiger is.
Aan zijn schildercarrière kwam in 1654 abrupt een einde, toen hij op de
leeftijd van 32 jaar omkwam tijdens de ontploffing van het Delftse kruit-
magazijn. Waarschijnlijk is een deel van zijn werk door deze ramp verlo-
ren gegaan. Voor zover bekend zijn er zo’n vijftien schilderijen en een
twaalftal tekeningen bewaard gebleven.
Of Carel Fabritius de leermeester was van Vermeer, daarvoor ontbreekt
een overtuigend concreet bewijs, maar al in de zeventiende eeuw werd
Johannes Vermeer wel degelijk als de artistieke erfgenaam van Carel
Fabritius beschouwd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit dit gedicht van Arnold
Bon, de uitgever van Van Bleyswijcks Beschryvinge der stadt Delft uit
1667, waarin hij Fabritius in zijn treurdicht op de dood van de schilder
omschreef als het “beste troetel Kindt” van de “Konst-Goddin Pictura”.
In zijn gedicht “Op de droevige, en onghelukkigste Doot van den alderver-
maarsten, en konstrycksten schilder. Carel Fabritius”, besluit Arnold
Bon met deze laatste strofe:
“Soo doov’ dan desen Phenix t’onzer schade
In ’t midden en in ’t beste van zyn swier,
Maar weer gelukkig rees’ er uyt zyn vier (vuur)
VERMEER, die meesterlyck betrad zyn pade”.
Woody Guthrie en Bob Dylan. Wat Buxtehude was voor Bach, was de Ameri-
kaanse folksinger Woody Guthrie voor de jonge Bob Dylan. Bach ondernam
een voettocht van driehonderd kilometer om Buxtehude te horen spelen.
Dylan verliet zijn provinciale geboortestad Hibbing, Minnesota in het
noorden om in New York zijn grote voorbeeld Woody Guthrie te ontmoeten.
Elke kunstenaar begint met bewonderen. Bach bewonderde Buxtehude, Ver-
meer bewonderde Fabritius, Bob Dylan bewonderde Woody Guthrie.
Bijna alle Vermeer-schilderijen gaan over de liefde. Elke Vermeer is in
zekere zin een geschilderd liefdeslied.
Liefdes-liedjes zoals een duet tussen Vrijer en Vrijster waren in de 17e
eeuw even populair als die van The Beatles en The Rolling Stones in de
jaren ’60. Liederenboeken om samen uit te zingen werden in vele edities
uitgegeven, net zoals in hedendaagse amateurzangkoren popsongs uit de
jaren ’60 en ’70 uit puur plezier voor het samen zingen uitgevoerd wor-
den.
Uit de popmuziek van de “Gouden” jaren ’60 is de album-cover van het
Beatles-album Revolver uit 1966 overigens mijn persoonlijke favoriet.
Een kunstwerk op zichzelf, in mijn ogen stijlvoller en mooier dan de
iconische en meer kleurrijke Sgt Pepper-albumcover uit 1967.
De kracht van de Hollandse muziek in de 17e eeuw ligt niet zozeer in de
ingewikkelde polyfonie of Barok-composities, maar eerder in de eenvoudig-
ste van alle muziekgenres: het lied, dat in de Gouden Eeuw een enorme
populariteit genoot. De muzikale kracht ervan ligt vooral in het pure
plezier om te zingen in alle lagen van de bevolking. Hun muziekhonger
werd eerder door dichters als Constantijn Huygens, Vondel, Cats en
Hooft gevoed en gestild, dan door grote componisten.
Dezelfde burgers die dol waren op deze populaire liederen, waren ook de-
genen die een grote liefde koesterden voor schilderijen en deze in grote
getalen kochten om ze in hun eigen huis op te hangen. In bijna elk vertrek
in een gemiddelde burgerwoning hingen één of meerdere schilderijen. Om
een idee van de populariteit van schilderijen te geven: er zijn schat-
tingen dat er in de Gouden Eeuw zo’n vijf à zes miljoen schilderijen
zijn geproduceerd….
“Variaties op Vermeer – een muzikale vertelling” is een hedendaagse mu-
ziektheatervoorstelling in het Vermeer Centrum in Delft uit 2016 met kla-
vier en viola da gamba-muziek van Huygens en Sweelinck.
De hedendaagse componist Louis Andriessen schreef in 2004 de veelgeprezen
opera “Writing To Vermeer” in een enscenering van Peter Greenaway en Sas-
kia Boddeke. Ik zag deze opera in de Stopera in Amsterdam, en was met
name onder de indruk van de visuele schoonheid van het toneelbeeld met
mooie videoprojecties van handschriften, tegelvloeren, schilderijen en
nagespeelde Vermeer-scenes.
Schrijfster Anna Enquist en pianist Ivo Jansen brachten een CD uit, met
pianostukken uit de roman Het Geheim van Anna Enquist over het levens-
verhaal van een concertpianiste. In haar verhalenbundel De Kwetsuur
komt een verhaal voor, dat zich afspeelt rondom een verdwenen schilde-
rij van Vermeer en een hedendaagse vrouw in Delft: “Daer een seigneur
zijn handen wast”. Onder de pianostukken op de CD staan onder meer de
onvolprezen Goldberg variaties en Das Wohltemperierte Klavier van Bach.
Enkele muziekvideo’s op YouTube met topstukken van Sweelinck en Bach:
Jan Pieterszoon Sweelinck: Onder een Linde Groen, gespeeld door Katja
Sager op het Kuhn orgel in Wallisellen/Zürich:
Johann Sebastian Bach Concerto en La mineur pour 4 clavecins BWV 1065
Pascale Mélis à l’orgue St. Clodoald St. Cloud:
Johann Sebastian Bach – Double Violin Concerto in D minor, 2nd
movement, Largo: