Alle berichten van Thijn

VIDEOCLIP “A TRIBUTE TO VERMEER”  VAN FILMMAKER WYTSE KOETSE EN DE STORMACHTIGE OPKOMST VAN KUNSTMATIGE INTELLIGENTIE

Gezien op 10 augustus 2024 op YouTube: de videoclip “A Tribute to Vermeer” van de Amsterdamse filmmaker Wytse Koetse. Bij het maken van deze video maakte de filmmaker gebruik van een Kunstmatige Intelligentie programma Runway Gen-3 om de schilderijen van Vermeer  “tot leven te wekken”. Verstilling komt ineens in beweging. Een fascinerende technologische ontwikkeling.

Artificial Intelligence of Kunstmatige Intelligentie is een digitale nabootsing van menselijke intelligentie door een machine/computer. De opslagcapaciteit, rekenkracht en snelheid van computers is zo groot geworden, dat ze inmiddels zonder tussenkomst van menselijke intelligentie op basis van algoritmes in korte tijd enorme hoeveelheden data kunnen verwerken en tot patroonherkenning en zelfstandig leren in staat zijn. Op basis van het invoeren van één regel tekst (prompt) kan een A.I. programma zelfstandig beelden met een fotografische nauwkeurigheid genereren, die soms nauwelijks van echt te onderscheiden zijn. Af en toe is het jawdropping wat je voorbij ziet komen. De razendsnelle ontwikkelingen van A.I. zijn echter naast fascinerend ook een beetje griezelig.

De Amsterdamse filmmaker Wytse Koetse (44) maakte gebruik van kunstmatige intelligentie (A.I.) om schilderijen van Vermeer tot leven te wekken in zijn recente film ‘A Tribute to Vermeer’. Het kostte hem naar eigen zeggen twee dagen om de videoclip van één minuut in elkaar te zetten met het A.I.-programma Runway Gen-3. Het resultaat toont aan wat er nu anno 2024 allemaal al mogelijk is met van tekst naar beeld genererende A.I.-programma’s. Het is fascinerend om te zien hoe de verstilde schilderijen van Vermeer ineens in beweging komen en door de snelle montage tot éénzelfde wereld lijken samen te smelten. Een lust voor het oog om naar te kijken als Vermeer-liefhebber.

“Wat als je A.I. over Vermeer’s Meisje met de Parel gooit? Dan lacht ze opeens haar tanden bloot en komt ze ineens tot leven als een “écht” meisje van vlees en bloed. We zien het melkmeisje dat ook écht melk giet, het Gezicht op Delft met bootjes die door het water glijden: nog nooit kwamen de schilderijen van Vermeer zo overtuigend tot leven”. De oplettende kijker zal genoeg beeldfouten opmerken, maar het is slechts een kwestie van er nog meer tijd in steken, dat die er ook uit gehaald kunnen worden.

Wat me aanspreekt in de video van Wytse Koetse is dat het klein en compact gehouden is, en best smaakvol en in de geest van Vermeer in elkaar gezet is. Hij combineert de power van A.I. met de beeldtaal van een reclamespot: in één minuut de boodschap van Vermeer neerzetten. Wat ik hem ook na moet geven: de clip is fris, levendig, sprankelend, smaakvol, eigentijds, niet stoffig, belegen, ouderwets.

“A Tribute to Vermeer” heeft de zeggenskracht van een reclame-spot, een movie-trailer. De kunst daarvan is dat je in één minuut het hele verhaal moet kunnen vertellen. Dat is ook wat Vermeer zelf zo goed doet in zijn schilderijen: in één beeld het hele verhaal vertellen. Amerikanen zijn er ook heel goed in met one-liners en puntige commercials. Sommige commercials zijn pareltjes op zichzelf. Speelfilms van minder dan één minuut.

De video “Trbute to Vermeer” is hier te zien op YouTube:

Natuurlijk zijn er ook kritische kanttekeningen te plaatsen:

– “A Tribute to Vermeer” is een juiste titel: de originele schilderijen van Vermeer zijn natuurlijk in artistiek opzicht nog steeds veel beter dan de videoclip. Als je alle originele beeldelementen van Vermeer uit de video zou strippen, wat zou je dan nog over houden ? Wat voegt de maker van de videoclip er zelf kwa eigen beeldtaal en artistieke verbeelding aan toe, als de beelden van Vermeer er al zijn en A.I. al het werk voor hem doet ? De clip staat of valt met Vermeer en A.I.

– Vermeer gaat juist over suspense, verborgen spanning en gevoelens, what’s going on? “Tot leven wekken” haalt die spanning weg: o, ze lacht, ze is blij, nou leuk, en weer dóóóór. Het geeft de clou al weg vóórdat je de grap wilt gaan vertellen. Dan werkt de grap niet meer. Het is juist omdat je niet weet wat ze nou echt voelt, dat je naar Vermeer’s Meisje met de Parel blijft kijken.

De spontaan doorbrekende lach in de A.I. -versie van het  Meisje met de Parel brengt haar misschien dichterbij en meer tot leven, maar de subtiele suspense en mysterie van het originele schilderij gaat ermee verloren. 

Bij Vermeer worden we in het ongewisse gelaten over wat het Meisje met de Parel nou echt voelt en wat er in haar omgaat, en is er alleen die blik in haar ogen. Liefde of geen liefde, dat is de kwestie. In de lachende versie wordt het antwoord al gegeven. Maar zijn raadsels en vragen in de kunst niet interessanter dan antwoorden ? Op het lachende meisje, hoe charmant ook, raak ik toch eerder op uitgekeken. Als vluchtig bewegend beeld in een video is het wel effectief, als stilstaand beeld of schilderij voor contemplatief kijken werkt het minder goed.

– Op Internet zijn al vele voorbeelden te zien van beroemde meesterwerken die digitaal weer “tot leven gewekt” worden. De kwaliteit van dit soort afbeeldingen en video’s zal met Kunstmatige Intelligentie alleen nog maar toenemen en de techniek om ze te maken zal ook voor iederéén beschikbaar komen. Tenslotte kan iederéén “op knopjes drukken”……

     – Ik voorzie in de nabije toekomst juist eerder een tegengestelde trend – zo deze er al niet is – dat veel mensen juist het maken van kunst met je eigen handen weer meer gaan waarderen: bv. het met eigen handen maken van een echt schilderij. Een goed en mooi schilderij maken kan niet iederéén, op knopjes drukken van een machine die al het werk al voor je doet, dat kan wel iedereen. Uiteindelijk geven de gemakkelijk verkregen resultaten van al die snelle tech-gadgets slechts een snelle, korte, oppervlakkige bevrediging, omdat je zelf ergens toch voelt dat de machine bijna al het werk voor je gedaan heeft, niet jij zelf.  Echte bevrediging haal je eerder uit de tijd, energie en het werken met je eigen handen, die je in het maken van een kunstwerk hebt gestopt. Het gevoel dat je zelf iets hebt gemaakt en gecreëerd. Veel mensen verlangen naar Go Slow, een langzamer en eenvoudiger leven, en naar een hobby, waarin ze zelf met hun eigen handen iets kunnen maken. Persoonlijk geeft het eigenhandig maken van een schilderij mij eerder het gevoel dat ik zelf iets gemaakt en gecreëerd heb.  Bij het maken van foto’s als fotograaf heb ik dat al minder, bij A.I. -plaatjes genereren met prompts nóg minder. De machine doet eigenlijk het meeste werk.

Interessant genoeg heeft deze kritiek parallellen met al langer bestaande kritiek op Vermeer’s gebruik van de camera obscura ( “Is het dan niet een soort van goedkoop een plaatje overtrekken, een beetje valsspelen ?” ) en op hedendaagse fotorealistische schilders (  “dat schilderij is niet meer dan een nageschilderde foto, dan had hij net zo goed een foto kunnen maken en een canvasprint kunnen laten uitprinten, ik wil geen nageschilderde foto, ik wil een echt schilderij zien”)

Goed getroffen deze parmantig, met veel bravoure en gevoel voor show, spelende A.I.-klavecimbelspeelster, verleidelijk met veel make up, rode lipstick en mascara en veel parels. Ze lijkt overigens eerder piano te spelen dan klavecimbel. Eerder een Nocturne van Chopin dan een cantate van Bach. Het oogt eerder als een verleidelijke pianiste in een nachtclub dan een schooljuffrouw achter het kerkorgel.

Vermeer laat zijn mooie, jonge vrouwen sprankelen met zijn licht-pointillé’s. Daarom houdt hij ook zo van parels en van kant, Die lenen zich daar bij uitstek heel goed voor.

Het doet me denken aan de “Very sparkly”-scene in de film Rain Man uit 1988, waarin de autist Raymond (Dustin Hofman) in een casino in Las Vegas een mooie vrouw Iris ontmoet en alleen oog heeft voor  haar glinsterende juwelen, waarbij haar minder nobele bedoelingen – hij heeft met zijn fenomenale geheugen zojuist heel veel geld gewonnen met kaartspelen –  hem volledig ontgaan. Zijn wereldwijze broer (Tom Cruise) vraagt hem aan het eind van de scene: “What do you think of Iris, Raymond ?” ”She’s sparkly, definitely very sparkly”. Zo lijkt Vermeer door zijn camera obscura ook naar een mooie jonge vrouw te kijken: als een autist, als een klein kind. Alleen de lichtvonken van het glinsteren van haar juwelen maken indruk op hem en merkt hij op, de rest ontgaat hem. Een louter visuele, maar sprankelende impressie. Een beperkte, maar zuivere, onschuldige blik.

Deze “Very sparkly”- scene uit de film Rain Man is – helaas in niet al te beste beeldkwaliteit – te zien op YouTube:

Van mensen met een autisme-stoornis is bekend dat ze soms in staat kunnen zijn tot een bijna bovenmenselijke concentratie en op één gespecialiseerd vakgebied exceptionele vaardigheden kunnen ontwikkelen.

De Brieflezende vrouw uit Dresden komt ook erg mooi tot leven in de A.I. -video versie. De brief is helaas veel te groot en trekt zo te veel aandacht weg van de mooie jonge vrouw. Zo lijkt ze meer op een secretaresse die op kantoor net uitgeprinte vergaderstukken op A4-formaat doorneemt. Dit is zo’n typische beeldfout in A.I.-gegenereerde beelden. Vergeet niet: de hele video is in slechts een paar dagen in elkaar gezet. Dit soort kinderziekten zullen snel verdwijnen.

Kunstmatige Intelligentie en Tech kun je misschien vergelijken met de nieuwe sound van de electrische gitaar en en nieuwe opnamestudio-technieken in de popmuziek van de jaren ’60.  Kunstmatige Intelligentie zou ook een geheel nieuwe look en beeldtaal kunnen genereren. Eric Clapton kan zowel fantastisch spelen op een klassieke akoestische gitaar als op een Fender Statocaster. Maar hij bespeelt beide wel met zijn eigen handen, virtuoos én met veel gevoel. De Britse kunstenaar David Hockney zweert ook bij “Oog-Hart-Hand”. Tegelijkertijd staat Hockney juist heel erg open voor digitale innovaties, maar ook zijn “I-PAD-schilderijen” maakt hij wel degelijk met de hand. Het eigen handschrift van de kunstenaar geeft de “human touch” aan een kunstwerk. Kunst raakt ons als er sprake is van mens tot mens contact. Technologie is slechts een instrument daarbij. De camera obscura van Vermeer, de Fender Stratocaster van Clapton of de tekentablet-I-PAD van Hockney. Op het moment dat A.I. die “human touch” verliest, wordt het in mijn ogen minder “kunst” en wordt het tijd dat we als mensen ons zorgen moeten gaan maken over de gevaren van A.I. Dat het de menselijke artistieke expressie in de kiem smoort en juist de doodsteek is voor de individuele artistieke vrijheid.

Hoe werkt het?

Wytse maakte gebruik van een programma genaamd Runway Gen-3 om de schilderijen tot leven te wekken. Dat soort programma’s vragen de gebruiker om bepaalde tekst-instructies (zogeheten ‘prompts’), zodat het weet wat het moet maken. Denk daarbij aan een omschrijving van de gewenste beelden, bewegingen en invulling van de achtergrond. Een hele klus volgens Wytse, die twee volledige dagen bezig is geweest om het gewenste eindresultaat te krijgen.

In sommige gevallen moesten de kunstwerken bijvoorbeeld breder zijn dan de daadwerkelijke schilderijen, vanwege de afmetingen van de video. ‘Dan vroeg ik aan A.I.  om de zijkanten in te vullen’, legt Wytse uit. En zo waren er nog veel meer variabelen om uit te werken. ‘Soms geef je geen prompts om te kijken wat dat doet. Daarna ga je met prompts proberen om de A.I.  in de juiste richting te sturen. Ik denk dat ik wel duizenden clips heb gemaakt.’

De Gitaarspeelster in de A.I. -versie heeft het kapsel van de –slecht bewaard gebleven en sleetse – kopie van de Gitaarspeelster in het Philadelphia Museum of Art, niet van het Vermeer origineel in Kenwood House in Londen. In bewegend beeld speelt ze een snelle “riff” op haar gitaar, alsof op een electrische gitaar ze in een rockband speelt, in plaats van op de akoestische barokgitaar van Vermeer.

Het fascinerende aan de bewegende beelden van de Vermeer-dame in het het gele jakje in de A.I. -versie is inderdaad het gevoel dat je naar een echte levende mooie jonge vrouw zit te kijken. In dit fragment blijft de suspense wel behouden, omdat de inhoud van de brief ongewis blijft.

Er woedt een fel debat tussen vóór- en tegenstanders in de beeldende kunstwereld over de spectaculaire ontwikkelingen van Kunstmatige Intelligentie, dat doet denken aan de ophef onder kunstschilders in de 19e eeuw tijdens de opkomst van de fotografie als een nieuwe technologische uitvinding om beelden vast te leggen. Het zou alle kunstschilders brodeloos maken……. Ook nu zijn er veel professionele kunstenaars die Kunstmatige Intelligentie zien als een monster, dat schaamteloos en ongevraagd hun beelden opslorpt om zijn eigen algoritme te voeden. Een gigantisch verdienmodel voor de grote Tech-bedrijven, dat deze bijna ongebreidelde macht geeft. Anderzijds biedt Kunstmatige Intelligentie ook spectaculaire nieuwe mogelijkheden voor nieuwe kunstvormen. Fascinerend en griezelig tegelijk dus.

Er zit nog wel  een heel opvallende fout in de video: in het begin van het A.I.-totaal shot met Het Melkmeisje giet ze de melk vol op de tafel in plaats van in de kom,. In deze close up is het verder wel correct. Door de snelle beeldmontage van de video vallen de meeste beeldfouten niet op en werken ze niet storend. In deze stills uit de video worden nog wel meer verbeterpunten zichtbaar.

De spiraalvorm van het straaltje melk en de stofuitdrukking van het stilleven met de broden eromheen in het originele schilderij van Vermeer is nog veruit superieur aan de A.I. -versie. A.I. maakt er eerder mayonaise, plastic of dikke verf van. Dit is beslist geen melk. Kunst moet niet tot de kitsch van snelle internetplaatjes gemaakt worden. The devil is in the details. In de details valt een beeld gemaakt met kunstmatige intelligentie nog steeds door de mand. Maar de ontwikkelingen gaan ook in dat opzicht bijna griezelig snel. Het is slechts een kwestie van tijd dat A.I. ook perfect tot in de details weet door te dringen.

Kritiek

Wytse Koetse: “Veel reacties van mensen die zeiden dat ik met het werk van Vermeer aan de haal ben gegaan. Maar ik zie het echt als een eerbetoon aan een kunstenaar uit de Gouden Eeuw met technologie uit 2024.’

De algemeen gehoorde kritiek op A.I., dat het werk van kunstenaars zou wegnemen, snapt Wytse tot op zekere hoogte wel. ‘Ik zat vroeger VHS naar VHS te monteren. Toen kon je dat opeens op een computer doen, en daarna kwamen de laptopjes. Toen hadden klanten zelf editing-software. Toen begonnen de editors ook te klagen dat zij werk kwijtraken. Ik zie het zo: het is een nieuw instrument en één waarvan ik denk dat het uiteindelijk heel veel mooie dingen gaat brengen. Toen de stoomtrein opkwam, gingen de koetsiers ook in protest.’

Fotograaf, model, kunstschilder, filmmaker, tekstschrijver, componist, acteur, musicus, theateregisseur, grafisch vormgever  lijken met de komst van A.I. uitstervende creatieve beroepen te worden, omdat ze overbodig worden. Of ze zijn niet meer nodig, of ze worden anoniem opgenomen in het algoritme van A.I.  A.I.  dreigt een vraatzuchtig monster te worden dat alle bestaande beelden en tekst opslokt. Met A.I. is straks iederéén  een “kunstenaar”. Je moet vooralsnog hooguit nog een beetje gevoel hebben voor regie en beeldmontage. Je tikt een tekstregel (prompt) in, die het beeld beschrijft dat je wil maken en A.I. maakt het voor je. Talent is niet meer nodig, kunde evenmin. The machine does the trick for you.

De technologie van Kunstmatige Intelligentie ontwikkelt zich zo razendsnel, dat binnen een paar jaar iederéén dit soort filmpjes kan maken. “Maak je eigen personalized custom-made selfie-video in de stijl van de meesterwerken van Vermeer”.

In de “kunst”-categorie hoort “A Tribute to Vermeer” wat mij betreft nog niet thuis. Daarom noemt de maker zijn videoclip  ook terecht “A Tribute to Vermeer”. Het is meer een promotiespotje voor de originele kunst van Vermeer, in een fris, hedendaags jasje. Als “afgeleide” kunst ook “kunst” wil zijn, dan moet het beter zijn dan het origineel. Dat is hier beslist niet het geval, maar er is verder ook niets mis met een oprechte ode aan Vermeer.

Liefhebbers die juist de verstilde contemplatie en vaste, tijdloze orde in de schilderijen van  Vermeer een verademing vinden in deze steeds sneller veranderende en op hol geslagen wereld, zullen er niet op zitten te wachten dat juist ook Vermeer in die snelle chaotische wereld van de rat race getrokken wordt. Alsof ook die ene oase van stilte en contemplatie van ze afgenomen wordt. Maar dat is puur een kwestie van persoonlijke smaak. En over smaak valt niet te twisten. Anderen zullen het juist lekker verfrissend, vlot, levensecht, sprankelend, eigentijds en vernieuwend vinden, en daar valt ook iets voor te zeggen.

In de A.I. versie van Vermeer´s Meisje met de Rode Hoed moest A.I. stroken aan de zijkanten toevoegen om het beeld in het breedbeeld- videoformaat te laten passen. Hier werd een zonlicht-effect beoogd, net als in het origineel. Het model is geportretteerd in een sensuele, bijna Franse, boudoir-stijl. Zittend voor een Japans-Chinees kamerscherm. Het Meisje met de Rode Hoed van Vermeer zou ook heel wel passen in een 19e eeuwse fotostudio in Parijs met zo’n grote platencamera, een tijd waarin het Japonisme erg in de mode was.

Voorstander

“Daarnaast is het volgens Wytse ook niet zo alsof je een knop indrukt en er een volledige video uit de computer rolt. Hij ziet zichzelf in dit project dan ook als regisseur. ‘Ik heb een bepaalde gedachte en vraag A.I. om dat uit te werken. Maar ik kies zelf de volgorde, de opbouw van de spanning die erin zit, de sound effects, de muziek en allerlei andere kleine aanpassingen.’ De filmmaker geeft aan groot voorstander te zijn van A.I. Hij wil dan ook in de toekomst zeker meer doen met de technologie. Of dat ook weer levende kunstwerken worden, weet hij nog niet. ‘Ik ben wel van plan om een reclame met A.I.  te maken en ga proberen om verhalen tot leven te brengen met A.I. in beeld en geluid.’

Ook ziet Wytse kansen voor instellingen om te doen wat hij doet. Bijvoorbeeld het Rijksmuseum. ‘Ik denk dat zij dit soort levende schilderijen goed kunnen gebruiken om jongere generaties aan te trekken om zich te verdiepen in Vermeer”.

Persoonlijk denk ik dat kunst, die ons raakt, altijd gemaakt is door een mens, niet louter door een machine.

De Ierse zangeres Sinnead O’Connor maakte van een onopvallende originele song van Prince – Nothing Compares 2 U – een indringende en beeldschone muziek videoclip, die haar in één klap wereldberoemd zou maken. ( bijna een half miljárd views alleen al op YouTube ! )

De Britse blueszanger Joe Cocker en regisseur Alfred Hitchcock behoren tot die zeldzame categorie kunstenaars die van een originele, relatief onbekende song of boek een absoluut en spannend meesterwerk kunnen maken. Joe Cocker zong met zijn rauwe doorleefde en expressieve stem bijna alleen maar covers van anderen, maar die zijn wel bijna altijd stukken beter dan het origineel. Iedereen kent zijn legendarisch geworden Woodstock-versie van het Beatles-nummer “With a Little Help From my Friends”.

Weinig mensen zullen ooit de novelle “The Birds” gelezen hebben van Daphne de Maurier uit 1952. Maar iedereen kent de hierop gebaseerde spannende filmthriller “The Birds” uit 1963 van filmregisseur Alfred Hitchcock, the Master of Suspense.

De transitie van traditionele kunstvormen naar Artificiële Intelligentie doet me ook denken aan Bob Dylan “going from acoustic folk to electric rock” op het Newport Folk Festival in 1964. Liefhebbers van folk muziek scholden hem uit voor “Judas” en verrader. Niet iedereen waardeert het als een geliefde kunstenaar de moed heeft een nieuwe weg in te slaan in zijn kunst met een nieuw instrument.

Wat de camera obscura betekende als hulpmiddel voor Vermeer, zou Kunstmatige Intelligentie kunnen gaan betekenen als een nieuwe technologie voor een nieuwe generatie van jonge hedendaagse kunstenaars. Kunstmatige Intelligentie zou zich kunnen ontwikkelen tot een veelbelovende en “tantalizing new tool” en een mooie uitdaging om echt vernieuwende kunstwerken mee te maken. Binnen een paar jaar zou een jonge gast zo maar even iets kunnen maken, wat menig oudere kunstenaar zijn hele leven lang niet gelukt is én dan ook nog veel beter, frisser, levendiger, aansprekender. That’s how it goes, that’s life. If it’s all right for Vermeer, it’s all right for me.

Vermeer-onderzoek en artificial Intelligence

Wat zou A.I.  kunnen betekenen in het Vermeer-onderzoek ? Zo maar een paar suggesties uit de losse pols:

– “educated guess” reconstructies maken van de zeven Verdwenen Vermeers, zoals de Seigneur die zijn handen wast. A.I. zou met een krachtig algoritme de “broncode” van Vermeer kunnen opsporen en van daaruit kunnen komen tot een beeld, zoals het originele verloren gegane meesterwerk er uit gezien zou kunnen hebben..

– “Nieuwe Vermeers”maken in de beeldtaal en geest van Vermeer

– Digitale restauratie van erg sleets geworden en beschadigde Vermeer-schilderijen en deze digitaal  terugbrengen tot hun originele staat. Zonder risicovolle fysieke ingrepen aan het originele schilderij te hoeven doen.

– de met hi-tech-scanners verkregen data gebruiken om met Kunstmatige Intelligentie laag voor laag alle fasen in het creatieve schilderproces van Vermeer zelf tijdens het maken van een van zijn meesterwerken aanschouwelijk  en inzichtelijk te maken. Digitaal over de schouder meekijken van Vermeer als “The Painter At Work”.

Museum-promotie

Misschien zijn dit soort videoclips de manier om de jongere generatie naar de pronkstukken in het Rijksmuseum, het Van Goghmuseum en Stedelijk Museum te krijgen ? Ook al zien veel millennials met hun smartphone Rembrandt en Vermeer nogal eens als louter decor voor hun eigen selfies.

Reclame

Ook Het Melkmeisje zou heel wel door Vermeer bedoeld kunnen zijn als een “reclame-poster avant la lettre” in een bakkerswinkel.  Bijvoorbeeld in de winkel van bakker Van Buyten, waarvan Vermeer zijn brood kocht en waarvan we weten dat hij schilderijen van Vermeer bezat. Overigens is “La Laitière” in Frankrijk een bekend zuivelproduct van Nestlé. In reclame-campagnes worden al veel op Het Melkmeisje van Vermeer geïnspireerde fotoshoots met hedendaagse modellen gebruikt.

De close up van de ogen van het A.I. -Meisje met de Parel in de videoclip is ook een mooie knipoog naar de fotografie. En een ode aan het kijken.

Het laat het scherpstellen van de lens van een fotocamera zien met een shallow depth of field en een mooi “bokeh”-lichtlovertje van het hooglicht in haar oog. Het scherpstellen van onscherp naar scherp. Met de autofocus-functie staat de hedendaagfse smartphone fotograaf daar overigens al lang niet meer bij stil. Elke smartphone foto is scherp. De out-of-focus effecten van een lens in een camera obscura fascineerden Vermeer in hoge mate en zijn op veel plekken in zijn schilderijen voor de oplettende kijker goed waar te nemen. Hij zag de delicate schoonheid van onscherpte, die juist ontstaat door een niet scherpgestelde lens.

Het diffuse zonlicht van Vermeer wordt in de A.I.-versie van Vermeer’s Glas Wijn in Berlijn van Wytse Koetse direct zonlicht, wat meer drama en expressie brengt in de gelaatsuitdrukking van de manfiguur. Het meer diffuus, zachte  Vermeer-daglicht versus het harde Clair-Obscur van Caravaggio. De manfiguur heeft wel een mooie, sprekende “kop”, zoals kunstschilders dat zouden zeggen.

Ik betwijfel overigens dat Wytse Koetse de hele clip in slechts twee dagen in elkaar heeft gezet. Er zal toch veel vóórwerk aan vooraf zijn gegaan. Hij zegt zelf dat ie “duizenden clips heeft gemaakt”, dat zal hij niet in twee dagen gered hebben.

Maar ook Vermeer zelf schilderde waarschijnlijk veel sneller en vlotter dan we geneigd zijn te denken. Persoonlijk denk ik dat hij schilderde in relatief korte schildersessies. Om vervolgens als een schaker steeds na zo’n korte schildersessie de tijd te nemen om te kijken en na te denken over zijn volgende “zet”. Ook bij Vermeer ging verreweg de meeste tijd zitten in het vóórwerk.

In dit Braunschweig “Glas Wijn”  Vermeer detail verdwijnt de subtiele suspense van Vermeer in de A.I. -versie. Natuurlijk is de mannelijke vrijer met het aanbieden van een glas wijn uit op de kus die in de A.I.-versie te zien is – en ook nog wel meer dan dat, denk ik zo. Vermeer laat dat allemaal aan de verbeelding van de beschouwer over. De kleuren zijn met A.I.  trouwens niet zo mooi getroffen en zou ik liever naar het origineel toe kleurgecorrigeerd zien worden met die prachtige blauwen in de witte linnen kraag en manchetten. Daarom blijft handwerk onontbeerlijk. Met mindfulness, aandacht en een goed oog. Een machine heeft geen smaakgevoel voor mooi of lelijk. Een mens wel.

Op een bepaalde manier gaan overigens alle schilderijen van Vermeer over de liefde, in al haar verschijningsvormen. Dat verklaart ook deels zijn universele aantrekkingskracht: (bijna) iedereen houdt van Vermeer.

De onderzoekende blik van Vermeer wordt ook in de houding van de A.I.-astronoom goed getroffen. Maar ik mis hier wel het koele daglicht van Vermeer met die mooie blauwtinten in de draperie. En de expressie van aandacht en concentratie van de astronoom is in het originele schilderij van Vermeer naar mijn smaak veel scherper en preciezer waargenomen en weergegeven.

De Geograaf wordt tegelijk verlicht door een zonnestraal en een briljante gedachte in zijn geest. Einstein’s “Happy Thought” at work. Het Eureka-moment van Archimedes. Het archetype van de onderzoeker, de wetenschapper.

Is Kunstmatige Intelligentie in staat om ooit de “broncode” van de schilderstijl van Vermeer te kraken ? Net zoals schaakcomputers tegenwoordig zo krachtig geworden zijn, dat zelfs de allerbeste grootmeesters van het mondiale schaken er met geen mogelijkheid meer van kunnen winnen ? Is het alleen nog maar wachten op die ene geniale kunstenaar die met behulp van Kunstmatige Intelligentie op een hedendaagse manier het artistieke niveau van Vermeer weet te evenaren ?

Vermeer zelf stond in zijn tijd nog aan het begin van zes baanbrekende revolutionaire technologische innovaties op het gebied van beeldvorming sinds de traditionele olieverf-schilderkunst: Optica/lenzen > Fotografie > Film > Digitale Fotografie > Photoshop > Artificial Intelligence.

Vermeer schilderde in de tijd van de Optische Revolutie van de Lens tijdens de 17e eeuw. Met een camera obscura met een lens, de nog primitieve voorloper van de fotocamera, zonder lichtgevoelige achterwandplaat om het beeld vast te leggen. Pas in de eerste helft van de 19e eeuw werden lichtgevoelige emulsies op basis van zilverzouten ontdekt en toegepast, waarmee het lichtbeeld in de camera langs chemische weg vastgelegd en bewaard kon worden – De Revolutie van de Fotografie. 

Eind 19e eeuw deed het Bewegende Beeld zijn intrede –  de Film-revolutie. Vanaf 1975 begint de Digitale Fotografie, waar de chemische lichtgevoelige emulsie wordt vervangen door een electronische sensor: de Digitale Revolutie. Rond 1990 komt Photoshop op de markt, het eerste volwassen digitale beeldbewerkingsprogramma, waarmee digitale foto´s op een pc nabewerkt kunnen worden tot een nieuwe compositie. De Photoshop Revolutie.  Sinds 2020 zijn de eerste algemeen toegankelijke Artificial Intelligence-tools voor het genereren van  beelden als DALL-E beschikbaar. De Artificial Intelligence-Revolutie. Zowel voor foto als video, stilstaand en bewegend beeld. Met behulp van een zelflerend algoritme kan de gebruiker via een beschrijvende tekst, een prompt, een gewenst beeld genereren. De kwaliteit van deze beelden verbetert zich in een mind-boggling snel tempo. De ontwikkelingen zijn zelfs voor professionals nauwelijks bij te houden. Die snelheid van Kunstmatige Intelligentie kan juist ook haar achilleshiel worden als het om Vermeer gaat. Vermeer is Slow Art, ontstaan vanuit een houding van verstilling en contemplatie. Maar ook Vermeer zelf leefde in een opwindende tijd van snelle groei en nieuwe uitvindingen en ontdekkingen. Even snel met op knopjes drukken kunst van Vermeer-kwaliteit maken, zie ik echter toch niet zo gauw gebeuren. Ook niet met A.I. Soms zit het hebben van te véél mogelijkheden de kunstenaar juist in de weg. Waar in de kunst alles kan, leidt het vaak tot niets of middelmatigheid.

De schilder in zijn atelier, aan het werk om licht te vertalen in verf.  Hier met zijn favoriete kleur blauw van het kostbare Lapis Lazuli. Het Atelier of De Schilderkunst was Vermeer’s favoriete schilderij, dat hij tijdens zijn leven nooit van de hand heeft willen doen. Hier komt de hele wereld van Vermeer en alles, wat hij in huis had, letterlijk en figuurlijk samen. Een eeuwige ode aan de schilderkunst.

Het genie van Vermeer was destijds misschien ook dat hij als een van de eersten de ware potentie zag van de camera obscura met een lens, als een instrument en hulpmiddel om lichtbeelden van de werkelijkheid met een ongekende precisie en natuurgetrouwheid vast te kunnen leggen. Als een door zijn tijdgenoten nauwelijks opgemerkte “profeet” van de fotografie, die zijn tijd bijna twee eeuwen vooruit zou blijken te zijn. Vermeer ontwikkelde een schilder-procédé, waarin hij het lichtbeeld in de camera obscura op een unieke manier wist te vertalen in verf. Van lichtgevoelige chemische emulsies die “zwarten” bij blootstelling aan licht, zoals zilverzouten, die de eerste 19e-eeuwse fotografen als Daguerre zouden ontdekken en toepassen,  had hij (hoogstwaarschijnlijk) nog geen weet.

De hedendaagse echte “nieuwe Vermeer” zou een kunstenaar kunnen zijn, die als een van de eersten de volle potentie en nieuwe mogelijkheden van Kunstmatige Intelligentie doorziet en vanuit een diepe broncode er een geheel nieuwe beeldtaal op weet te ontwikkelen. En daarmee verbazingwekkende nieuwe eigentijdse beelden weet te creëren, die in de buurt van het artistieke niveau van Vermeer zouden kunnen komen.

Er gaan echter ook stemmen op dat de vrije kunsten juist in de wurggreep raken van een door de grote Tech-bedrijven gecreëerd monster en dat Kunstmatige Intelligentie juist de doodsteek voor de kunst zal blijken te zijn en kunstenaars brodeloos zal maken. Maar ja, daar waren de kunstschilders ook bang voor, toen de fotografie als nieuwe technologie om beelden te vast te leggen in opkomst kwam. Angst lijkt me altijd een slechte raadgever.

Als ik een hedendaagse jonge kunstenaar zou zijn, zou ik Kunstmatige Intelligentie juist omarmen en er mijn voordeel mee proberen te doen. Zoals Vermeer de in zijn tijd innovatieve camera obscura en de lens omarmde, om er als kunstschilder de kwaliteit van zijn schilderijen te verbeteren.

In het Gezicht op Delft zien we met Kunstmatige Intelligentie ineens schepen over het in zonlicht glinsterende water glijden. Wat mij opvalt in AI-versies van Vermeer schilderijen  is dat het bewegende beeld “leven” in het schilderij brengt, maar dat het het Vermeerbeeld ook “verrommelt” en de volmaakte verstilde harmonie, orde en rust juist verstoort, die zo typerend zijn voor de originele schilderijen van Vermeer.

Zoals Salieri zei over de muziek van Mozart in de film “Amadeus”: “Displace one note, and there would be diminishment. Displace one phrase, and the structure would fall”. Salieri voegt er nog aan toe: “It was clear to me that sound I heard in the Archbishop’s palace had been no accident. Here again was the very Voice of God !”

Dat gevoel kreeg ik ook steeds weer bij het zien van een nieuwe Vermeer op mijn kunstreizen jaren geleden: dat het licht dat ik voor het eerst zag in het Gezicht op Delft of het Meisje met de Parel in het Mauritshuis geen toeval was geweest. Ook in Wenen, Braunschweig, Berlijn, Dresden, Dublin of New York “there was the very Light of God !”.

Op YouTube is hier nogmaals de videoclip “Tribute to Vermeer” van Wytse Koetse te zien. Daarin zien we ineens het meisje met de parel knipperen en in de lach schieten, de melk van het melkmeisje uitgeschonken worden en schuitjes voorbij trekken door het Gezicht op Delft. Johannes Vermeer lééft, althans: diens werk. Dankzij filmmaker Wytse Koetse en kunstmatige intelligentie. In een uitzending van Omroep West, inclusief een interview met de maker:

“Schilderen met een Lens” – Fotografe Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier en Schilderijen van Johannes Vermeer

Gezien op zaterdag 6 april 2024 in Museum Slager in ’s-Hertogenbosch: Fototentoonstelling “Fotografie met de Schildersziel” van fotografe Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier. Haar werk toont een duidelijke artistieke zielsverwantschap met de schilderijen van Johannes Vermeer, met eenzelfde voorliefde voor een meisje bij het raam in de schoonheid van natuurlijk daglicht, rust, harmonie, verstilling en ingetogen contemplatie. In de expositie is een keuze uit haar “At the Window”-serie te zien alsmede een aantal stillevens, aangevuld met interieurfoto’s van eeuwenoude huizen in zwart-wit.

Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, “At the Window”, Huis Bartolotti in Amsterdam, 2022. Johannes Vermeer, “Brieflesendes Mädchen am Offenen Fenster”, Gemäldegalerie Dresden, 1658

“Schilderen met een lens”. Van Hövell fotografeert schilderachtige interieurs met haar Hasselblad-camera, Vermeer schilderde zijn interieurscènes met gebruik van een camera obscura.

Van Hövell probeert als fotografe met haar fotocamera de schilderachtige effecten van het licht te vangen op de lichtgevoelige plaat, Vermeer probeerde als kunstschilder de schilderachtige lichtbeelden in zijn camera obscura te vertalen in verf in een schilderij.

Fotografie of schilderkunst ?

Als Vermeer niet in de 17e eeuw, maar ná de uitvinding van de fotografie rond 1830, werkzaam was geweest, welk medium zou hij dan gekozen hebben: de fotografie of toch de schilderkunst ? Feit is dat Vermeer een unieke mixed media-techniek ontwikkelde, die zich laat typeren als “schilderen met een lens” of “schilderen met een camera”. Als een soort fotograaf avant la lettre, met zijn eigen oog en schilderdoek als “gevoelige plaat”. Zijn precieze werkwijze valt niet meer te achterhalen, maar dat hij bij het maken van zijn schilderijen gebruik maakte van optica, lenzen en spiegels, daarover zijn de meeste kenners het wel eens. De schilderkunst van Vermeer bevat het beste van twee werelden; de fotografie en de schilderkunst. De optische exactheid in  lichtweergave en detaillering van de fotografische camera en de krachtige beeldregie, compositie/perspectiefconstructie en eigen penseelstreek in verf van de kunstschilder. Lens en Oog. Camera en Kunstenaar.

Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, “At the Window”, Teylers Museum, Haarlem, 2021. Johannes Vermeer, “La Dentellière”, 1669-70, Musée du Louvre, Parijs

Een andere overeenkomst tussen fotografe Van Hövell en de kunstschilder Vermeer is hun beider voorliefde voor de ingetogen, contemplatieve poses van hun modellen. Bij Vermeer is opvallend genoeg wel steeds sprake van een handeling, maar altijd in een sfeer van licht, concentratie en verstilling.

Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier: “At the Window”, Huis Barnaart Haarlem, 2022. “At the Window”, Huis Bartolotti in Amsterdam, 2022. “At the Window”, Huis van Brienen, Amsterdam, 2016

Het leadbeeld van de expositie is het fotowerk “At the Window”, Huis Bartolotti in Amsterdam, 2022. De eerste wand in de tentoonstelling toont deze drie van haar beste werken uit de serie “At the Window”, waarin de inspiratie van Vermeer duidelijk voelbaar is. Al is in bijna elke Vermeer de jonge vrouw het kloppende hart van de compositie, prominent in beeld en in het volle licht gezet.  Bij Van Hövell overheerst het interieur. En is de figuur klein in verhouding tot de monumentale, hoge ramen. Hoge ramen in stadspaleizen, landhuizen en buitenplaatsen geven een prachtige lichtinval waarbij het daglicht diep de kamer in kan stromen en de lichtbaan van hoog linksboven op de jonge vrouw valt. Hoge ramen geven een interieur de voorname, aristocratische allure van een stadspaleis, buitenplaats of landhuis. Hoge ramen laten het stralende natuurlijke daglicht van buiten een dialoog aangaan met de verstilde intimiteit van de binnenkamer en haar bewoners.

Een mooi voorbeeld van een Vermeer, waar de klasse en aristocratische allure doorheen straalt, is de “Lady Writing a Letter with her Maid” uit 1670 in de National Gallery in Dublin, mede door de hoge ramen in het interieur.

Fotografie en schilderkunst: “Jonge Vrouw bij het Raam” is het kerngegeven bij deze foto van Van Hövell en dit schilderij van Vermeer.  Beiden prachtige beelden. Bij nadere beschouwing valt het verschil tussen fotografie en schilderkunst op. Als kunstschilder kon Vermeer veel meer artistieke keuzes maken dan Van Hövell als fotograaf: keuze van formaat, vlakverdeling, vereenvoudiging van vormen, licht-donker contrast, compositie, verhouding groot-klein, kleuren-afstemming, abstrahering, weglaten van overbodige details, horizontale en verticale compositielijnen (bv. de “L”-vorm), beeld rijmen, etc. De fotograaf kan een mooie locatie kiezen, een mooi model met het juiste kostuum, wachten op het mooiste licht, een enscenering maken, maar daar houdt het voor de “zuivere” fotograaf, voor wie Photoshop “uit den boze” is, wel mee op.  Waar de fotografie ophoudt, gaat de schilder Vermeer verder. Als Vermeer in deze tijd zou leven en voor de fotografie gekozen zou hebben, zou hij in mijn ogen gekozen hebben voor een groot formaat-technische camera (10×12,5 cm formaat) en zeker gebruik hebben willen maken van de beeldbewerkingsmogelijkheden van Photoshop. Photoshop zou hem de mogelijkheid geven al die artistieke keuzes te maken, die hij ook als schilder kon maken. Fotografie of schilderkunst, uiteindelijk valt en staat alles met het licht en oog van de meester.

Dan blijft ook nog staan dat een canvas fotoprint als eindproduct, hoe goed ook, niet hetzelfde is als een olieverfschilderij. Licht doet heel andere dingen met olieverf dan met printerinkt. Olieverf heeft een rijkere materie en gelaagdheid, met een mooie variatie in meer transparante glacislagen en meer dekkende, licht reflecterende verflagen. Nog afgezien van de verfstreek, de factuur, het eigen handschrift van de kunstschilder. Er “gebeurt” veel meer in een goed olieverf-schilderij. Een andere uitstraling en energie. Een schilderij van Vermeer staat wel veel dichter bij de fotografie dan een schilderij van Van Gogh of Picasso.

Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, “At the Window- Feeling Blue”, Tuinzaal Huis Bartolotti, Amsterdam, 2018

Een vrouw zit in gedachten verzonken met een boek op schoot voor het raam waarbij het binnenvallende licht haar gezicht streelt. Ze gaat een dialoog aan met de zonsinval en vormt zo een hulpmiddel om het natuurlijke licht in al zijn nuances en kleurschakeringen nóg beter tot zijn recht te laten komen. “Feeling Blue” is onderdeel van de fotoserie “At The Window”, een reeks die is ontstaan vanuit de fascinatie van fotografe Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier voor interieurs en lichtwerking, voor de verbinding tussen binnen en buiten en het vastleggen van pure zuiverheid van licht en vorm.

Dat deze door Van Hövell gefotografeerde scène meteen doet denken aan de brieflezende vrouwen van Johannes Vermeer ( 1632-1675) lijdt geen enkele twijfel. Ook van Hövell wacht tot de perfecte lichtinval zijn intrede doet in de ruimte. Het zachte pure licht, dat het satijnen krukje en de bijna porseleinen huid  van de vrouw doet oplichten, brengt spanning in de foto. Het wekt de indruk van een filmische scène waarvan we het begin en het einde niet kennen. Wie is zij en waarom dwalen haar gedachten af van haar boek dat ze subtiel met haar vinger openhoudt ?

Het verstilde, intieme tafereel maakt dat de kijker de vrouw als het ware betrapt. Dit effect wordt versterkt, doordat ze half op de rug is te zien. Ook de vrouwen die Vermeer schilderde en die mogelijk voor zijn camera obscura verschenen (nog niet bewezen, maar een aannemelijke, kunsthistorische theorie) verliezen zich in hun gedachten en dromen, waarbij ze even ontsnappen aan hun alledaagse handelingen.

(Tekst: Museum JAN, Amstelveen, 2023)

Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, “At the Window”, Teylers Museum, Haarlem 2021

“Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, At the Window”, Boerderij Hoogwoud, 2022

Het mooie aan een ingetogen, naar binnen gekeerde  pose als deze, is dat ze veel te raden over laat over wat er werkelijk aan gedachten en gevoelens in haar om gaat. Klassieke Italiaanse Madonna’s van Rafael of Leonardo hebben ook deze pose, als een vrouw, die alle geheimen van het mysterie in haar hart bewaart.

Naast haar interieurfoto’s maakt Van Hövell ook foto’s van zelf geënsceneerde stillevencomposities in haar fotoserie “Contemplation Still Life”. Als achtergrond verwijst een geschilderde wolkenlucht naar de schilderkunst. In haar stillevens laat van Hövell zich ook inspireren door de zeventiende eeuwse stillevenschilder Clara Peeters.

Clara Peeters, Stilleven met Kazen, Garnalen en Rivierkreeften, Privécollectie, Antwerpen, 1612-1621

Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, “Contemplation, Still Life ”      2017

Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, “Contemplation, Still Life ”, 2019

Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, “Contemplation, Still Life #1 ” , 2017

Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, “Contemplation, Still Life #4”,  2017

Teylers Museum, Haarlem, 2021. Teylers Museum in Haarlem is wat mij betreft een van de mooiste musea van Nederland. Wie van klassieke historische landhuizen houdt, is ook een liefhebber van Teylers Museum. Hier is de oorsprong van de verwondering en nieuwsgierigheid, die de aan de wieg staat van alle kunst en wetenschap, nog tastbaar en voelbaar.

Huis van Brienen, Amsterdam, 2012, zwart-wit serie

Tegenwoordig fotografeert Van Hövell met een een Hasselblad-camera met een digitale achterwand en in kleur. Haar vroegere werk was nog gemaakt met een analoge Hasselblad-camera met rolfilm en in zwart wit. Zoals deze foto’s  van een interieur in het Huis van Brienen in Amsterdam in 2012. Haar artistieke visie kenmerkt zich door fotografische verstilling en natuurlijk licht. Net als Vermeer zoekt zij in haar fotografie een pure zuiverheid van licht en vorm. Haar drijfveren zijn niet zozeer nostalgisch, als wel ingegeven door een diepdoorvoelde behoefte aan  stilte en rust.

Marie-Jeanne fotografeert met de analoge Hasselblad camera en werkt alleen met natuurlijk licht. Fotoshoppen of op een andere wijze van bewerken van de foto’s is voor haar uit den boze. De Hasselblad-6×6 middenformaat camera met Zeiss-lenzen is een begrip onder professionele analoge fotografen vanwege de superieure beeldkwaliteit. Dit was ook de camera die meeging op de maanreizen van de Apollo astronauten, waarmee iconische foto’s als “Earthrise” en “Man on the Moon” werden gemaakt. Wat haar onderwerp ook is, steeds is zij op zoek naar zuivere stilte en roept zij een sfeer op die de kijker historische sensaties bezorgt. Want schilderend met de lens creëert Van Hóvell fotografische beelden die het heden als vanzelfsprekend transformeren naar het verleden. De rode draad in de onderwerpen, waarop Van Hövell haar camera richt, is verstilling en ingetogenheid.

Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, Zelfportret, 2022. Uiteraard met haar onafscheidelijke  Hasselblad-camera.

Marie-Jeanne zoekt zorgvuldig naar het juiste moment om haar onderwerp te vereeuwigen. Als een schilder niet tevreden is over een detail, kan hij dat met zijn penseel bijwerken of corrigeren. De lens is echter onverbiddelijk: die laat geen correcties toe, althans niet in het geval van  Van Hövell, voor wie fotoshoppen uit den boze is. Ze registreert een werkelijkheid die alleen zij kent en zichtbaar weet te maken. Ze fotografeerde aanvankelijk met de analoge Hasselblad camera en werkt alleen met natuurlijk licht. Haar foto’s van mensen, interieurs, landschappen en stadsgezichten zijn veelal in zwart-wit maar de laatste jaren ook in kleur. De interieurfoto’s met een menselijke figuur en haar stillevens doen denken aan bekende Nederlandse schilders als Johannes Vermeer.

Op YouTube is deze video te zien: een korte documentairefilm van Ferry Knijn – “The White Blouse: Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier” over haar fotoportretten-project, waarin ze meerdere modellen in een witte blouse fotografeert:







……. en een mooi 2024 !

Fotomontage: een beetje Vermeer-licht en een vleugje Degas in de “Chinese Kamer” in landhuis Oud Amelisweerd…… Het schilderij is uiteraard “La Grande Famille” van de grote surrealist René Magritte.

Als Degas danseres-model poseerde kunsthistorica Anouk Duits.

Expositie “Het Delft van Vermeer” in Museum Het Prinsenhof in Delft

Gezien op 1 mei 2023, de tentoonstelling “Het Delft van Vermeer” in Museum Het Prinsenhof in Delft.

De meeste echte Vermeer-liefhebbers hebben de 28 Vermeer-schilderijen in de blockbuster-expositie in het Rijksmuseum in 2023 vast al wel een keer eerder rustig kunnen bekijken in de grote musea in Europa en de Verenigde Staten. In een mooier licht, in een lege, rustige zaal met weinig publiek en niet allemaal tegelijk op één hoop. Dus in omstandigheden waarvoor ze ooit bedoeld zijn: voor verstilde, private en intieme contemplatie.

Enige voordeel van die massaal opgeklopte Vermeer-hype was wel, dat de Vermeer-liefhebber nu ook voor het eerst direct aan Vermeer gerelateerde archief- en museumstukken te zien kreeg, die voor het grote publiek doorgaans niet te bezichtigen zijn: bijzondere originele archiefstukken uit het Delfts archief met signaturen van Vermeer en originele schilderijen van andere meesters, die Vermeer en zijn schoonmoeder in eigen bezit hadden en die hij als “schilderij in het schilderij” heeft opgenomen in sommige van zijn interieurstukken .  Zoals tot twee keer toe De Koppelaarster van Dirck van Baburen uit 1622, nu in de collectie van het Museum of Fine Arts in Boston.

Dirck van Baburen, De Koppelaarster, 1622, Museum of Fine Arts, Boston Jacob Jordaens, Christus aan het Kruis, 1620, Museum Wallraf-Richartz, Keulen

Dit zijn twee originele schilderijen, die ooit tot de privé-collectie behoorden van Vermeer en die hij als “schilderij in het schilderij” heeft opgenomen in enkele van zijn interieurstukken. Vermeer hield zowel van bordeelscènes als van religieuze schilderijen, en had dus een heel brede smaak. Eros, kunst en religie, alle vormen van liefde komen in het op zichzelf in omvang toch bescheiden schilderijen-oeuvre van Vermeer op hun eigen manier aan bod. Als in een verloren paradijs, waarin het oordeel over goed en kwaad nog niet geboren was.

Deze twee schilderijen waren de topstukken in de tentoonstelling ‘Het Delft van Vermeer’,die van 10 februari tot en met 4 juni 2023 te zien was in Museum Prinsenhof Delft, tegelijk met de grote Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum.

Delft was in de 17de eeuw een broedplaats van talent, een plek waar belangrijke innovaties plaatsvonden. Hier groeide Johannes Vermeer (1632-1675) uit tot een schilder van wereldformaat. Voor het eerst stonden Vermeers leven, zijn netwerk en zijn relatie tot de stad Delft centraal in een tentoonstelling. Topstukken van Delftse tijdgenoten werden getoond naast Delfts aardewerk, Delftse tapijten, archivalia en egodocumenten. Hiermee werd een rijk beeld geschetst van het artistieke, intellectuele en sociale klimaat in Delft in de 17de eeuw. Tientallen archiefstukken zoals inventarissen en testamenten, maar ook prenten en kaarten, boden inzicht in Vermeer en de mensen om hem heen en schetsten een helder beeld van de stad in zijn tijd.

In de tentoonstelling kon de bezoeker nader kennismaken met personages uit Vermeers directe omgeving, zoals zijn schoonmoeder Maria Thins, zijn collega-schilder Leonard Bramer, de familienotaris Willem de Langue, de kunstverzamelaars Maria de Knuijt en haar man Pieter van Ruijven en meester-bakker Hendrick van Buyten, die ook kunst verzamelde. Vermeer was niet alleen een kunstschilder, maar ook een man van vlees en bloed: echtgenoot, schoonzoon, kunsthandelaar, vader van 15 kinderen en herbergier. De bezoeker kon zo dichter bij de man achter de mythe komen en ontdekken hoe Vermeer juist in Delft kon uitgroeien tot een van de meest geliefde kunstenaars ter wereld.

Mijn persoonlijke favoriet onder de “schilderij-in-het-schilderij”-werken in het oeuvre van Vermeer is de Koppelaarster van de Utrechtse Caravaggist Dirck van Baburen  uit 1622. Het was ook de favoriet van Vermeer zelf, want hij nam het als enige zelfs tot twee keer toe op in een eigen interieur-schilderij en gebruikte het als inspiratie voor zijn eigen Koppelaarster, nu in Dresden.  Door zijn grote vereenvoudigde kleurvlakken, krachtige compositie en het weglaten van overbodige details, die het beeld “verrommelen en verstrooien”, krijgt het schilderij van Van Baburen een krachtige focus en is het in één oogopslag “leesbaar”. De invloed van de Caravaggist Van Baburen op Vermeer is duidelijk aanwijsbaar, want hij paste diens beeldtaal op zijn eigen manier ook toe in de compositie en beeldtaal van zijn eigen schilderijen.

Eros in de kunst.

Hoewel Vermeer ’s visie in zijn rijpe werken voornamelijk gekenmerkt wordt door “de serene blik”, laat het steeds in zijn oeuvre terugkerende thema van De Koppelaarster – een bordeelscene – zien, dat zijn werk onderhuids gevoed werd door een sterke Eros. De Koppelaarster van Baburen was voor hem een soort “ikoon van de erotiek”. Erotiek als bron van levensvreugde en levensenergie. Zonder Eros zou alle kunst dood zijn, hoe spiritueel en sereen ze in het geval van Vermeer ook is. Augustinus zegt het mooi: ”Ubi Amor, Ibi Oculus”; vrij vertaald: “Pas waar liefde is, daar gaat het oog open”. Letterlijk: “Waar de liefde is, daar is het oog”. Het oog van Vermeer is één grote contemplatieve liefdesverklaring aan alles in zijn directe omgeving, waarvan hij hield, zijn mooie jonge vrouw, zijn Wunderkammer van schilderijen, landkaarten, boeken, gobelins, muziekinstrumenten, zijn straat en zijn eigen stad.

Vermeer had geen behoefte aan verre reizen: alles waar hij van hield vond hij in zijn directe omgeving in Delft. Vermeer was in mijn ogen de juiste man op de juiste plaats op het juiste moment in het juiste netwerk. He was just a Lucky Man. Hij zocht niet, hij vond alles wat hij nodig had voor zijn ogen gereed liggen.

Genade of eigen verdienste ?

De genade daalt neer, waar ze neerdaalt. Persoonlijk zie ik het werk van Vermeer meer als een Amazing Grace, eerder de vrucht van een contemplatief kunstenaarschap, dan de resultante van keihard werken, marktwerking, felle concurrentie en eigen verdienste, waar het neoliberalisme tegenwoordig zo de mond vol van heeft. Wel profiteerde hij indirect zeer zeker van de spectaculaire economische rijkdom en groei in de tijd, waarin het kapitalisme, met al zijn schaduwzijden, juist ook uitgevonden is. Denk aan de VOC…… Het licht kan niet zonder het donker.

Rembrandt en zeker Picasso behoren tot het soort kunstenaars, die het altijd en overal ter wereld wel gemaakt zouden hebben met al hun eigen overvloedig aanwezige talenten. Vermeer daarentegen werd juist op die ene plek in Delft ver boven zichzelf uitgetild tot aan de bovenste top van die onvoorstelbaar hoge golf van rijkdom in De Gouden Eeuw. Deze golf stuwde hem omhoog naar een niveau, waar hij op eigen kracht in een andere tijd nooit had kunnen komen. Daardoor kon hij zelfs floreren in de luwte van een relatief kleine provinciestad als Delft. In de bruisende wereldstad, die Amsterdam ook toen al was, had Vermeer als local hero en provinciaal met zijn contemplatieve, ingetogen natuur het zeker nooit gered.

Johannes Vermeer, De Koppelaarster, Gemäldegalerie Alte Meister, Dresden,1656.

Deze Vroege Vermeer werd geschilderd drie jaar na zijn huwelijk in 1653 met Catharina Bolnes. De Koppelaarster van Baburen hing als familie-erfstuk in het huis van zijn schoonmoeder Maria Thins aan de Oude Langendijk in Delft, bij wie Vermeer met zijn vrouw na zijn huwelijk ging inwonen. Het kan bijna niet anders dat de Koppelaarster van Baburen de inspiratiebron was voor Vermeer om “zijn eigen Koppelaarster” te schilderen, nu in de Gemäldegalerie Alte Meister in Dresden. De heldere rode en gele kleuren zijn van een stralend coloriet dat prachtig uitwaaiert over het oosterse tapijt. Opvallend detail is het kleine, oude vrouwtje met de priemende oogjes in het zwart, de koppelaarster in kwestie, die gekleed lijkt te gaan in het zwarte habijt van een kloosternon…….. De handen van het koppel spreken echter een duidelijke taal: dit is betaalde liefde. Liefde in ruil voor  geld.

De man links met de zwierige zwarte baret en jak met gesplitte mouwen staat als beschouwer aan de zijlijn en lijkt er met een glas wijn en citer in de hand zijn zegen aan te geven, zonder zelf actief deel te nemen aan wat er gebeurt. Vanwege de gelijkenis van dit kostuum met dat van de schilder in De Schilderkunst van Vermeer in Wenen, wordt deze figuur wel beschouwd als een zelfportret van Vermeer. Opvallend is dat hij zijn eigen gezicht bijna geheel in de schaduw weergegeven heeft. Bijna als een voyeur, die zelf eigenlijk niet echt gezien wil worden, alleen maar toe wil kijken. Als in de song-regel “I’m a Spy, in the House of Love” van The Doors. Opvallend in het gehele oeuvre van Vermeer is dat hij zich steeds onthoudt van elk expliciet moreel vooroordeel over goed of kwaad.  Hij laat de dingen zien, zoals ze zijn.  

Johannes Vermeer, Zittende Klavecimbelspeelster, 1670-72, National Gallery, London.

Het meesterwerk van Baburen komt tweemaal voor in het oeuvre van Vermeer: in de Zittende Klavecimbelspeelster in Londen en in het helaas nog steeds gestolen Concert in Boston. De Koppelaarster bevond zich destijds in de privé-collectie van Vermeer’s schoonmoeder Maria Thins. Dit schilderij was wat mij betreft het absolute topstuk in de tentoonstelling Vermeer’s Delft in Museum Het Prinsenhof. Het was een bruikleen uit de collectie van het Museum of Fine Arts in Boston. Met het verduisterde raam in de Zittende Klavecimbelspeelster en het schemerige licht lijkt Vermeer aan te geven dat het een avondscene betreft, waarbij de aanwezigheid van De Koppelaarster van Baburen op de achtergrond de meer erotische bedoelingen en verleidingskunsten van de klavecimbel-spelende dame lijkt te benadrukken. Als symbool van de aardse liefde.

Johannes Vermeer, Het Concert, 1664, Isabella Stewart Gardner Museum, Boston (gestolen).

De aanwezigheid van De Koppelaarster van Van Baburen op de achtergrond van dit serene tafereel van een musicerend gezelschap duidt er misschien op, dat hier meer aan de hand is dan louter een gezelschap dat samen mooie muziek maakt. Hier zou ook een “upper class” koppelaarster-scene verbeeld kunnen zijn. Waarbij de zingende vrouw rechts de koppelaarster is, die de luitspelende man probeert te koppelen aan de mooie jonge vrouw aan het klavecimbel.  Door bij hen door mooie muziek de juiste liefdes-snaren te laten beroeren. Zoals alleen muziek dat kan. Muziek is immers de kortste weg naar het hart.

Jacob Jordaens, Christus aan het Kruis, 1620, Museum Wallraf-Richartz in Keulen Johannes Vermeer, De Allegorie van het Geloof, 1670-74, Metropolitan Museum of Art, New York

Op Vermeer’s late werk, de Allegorie van het Geloof in New York, is dit grote schilderij Christus aan het Kruis van Jacob Jordaens  uit 1620 te zien, een bruikleen uit het museum Wallraf-Richartz in Keulen. Van dit schilderij bestaan overigens meerdere kopieën, onder andere in de Teirlinck Foundation in Antwerpen.  Vermeer liet in zijn eigen werk de “kruisafhaler”- figuur weg, om meer rust in zijn compositie te brengen. Opvallend detail hier is de treurende vrouw, precies in het midden van de compositie. Niets is toeval bij Vermeer. Hij schilderde dit schilderij rond het Rampjaar 1672, Holland werd toen van drie kanten tegelijk aangevallen, zijn kunsthandel dreigde failliet te gaan en zijn schulden stapelden zich op. De treurende figuur heeft iets van Rembrandt’s Jeremia die treurt om de verwoesting van Jeruzalem…… Ze lijkt iets te weerspiegelen van Vermeer’s eigen neerslachtige gemoedstoestand op dat moment: “Het is voorbij….”. Misschien ook wel iets van Simon Schama’s “Embarrassment of Riches”. “Wee, gij rijken, want wat u vertroost, hebt gij reeds ontvangen”. Vermeer’s Allegorie van het Geloof is overigens op z’n zachtst gezegd niet echt een publiekslieveling onder Vermeerliefhebbers, waarover hieronder meer.

Portret van de Jezuiet Roeland de Pottere en een prent van Abraham Rademaker van de schuilkerk van de Jezuieten, die pal naast het huis van de familie Vermeer gelegen was aan de Oude Langendijk in Delft. Het is niet ondenkbaar dat Vermeer de Allegorie van het Geloof geschilderd heeft in opdracht van de Jezuieten, gezien het formaat misschien zelfs wel bedoeld als altaarstuk in deze schuilkerk. Het is plausibel dat de Jezuieten als directe buren ook wel eens het atelier van Vermeer bezocht hebben en daar  zijn onbetwiste meesterwerk De Schilderkunst hebben zien hangen. Dat heeft hij altijd voor zichzelf in eigen bezit gehouden. De compositieschema’s van de Schilderkunst en de Allegorie van het Geloof vertonen ook daadwerkelijk duidelijke en niet te missen overeenkomsten.

Curator Gregor Weber poneert in zijn boek “Johannes Vermeer – Geloof, Licht en Reflectie” zelfs de stelling dat de Jezuiet Isaac van der Mye als directe buurman Vermeer in contact heeft gebracht met de Camera Obscura “als instrument om het goddelijke licht weer te geven”. Een idee dat zou kunnen zijn ingegeven door de Jezuiet Paul Begheyn uit Nijmegen, die ik me nog herinner uit mijn tijd bij Museum Het Valkhof.

Kunst en religie.

In mijn ogen was Vermeer in de eerste plaats een kunstenaar, met een onwrikbaar geloof in de schilderkunst. Daarin lag zijn hele hart en ziel. En hij hield van mooie vrouwen. Het kloppende hart van (bijna) elke Vermeer is een mooie jonge vrouw. Zijn “goddelijke openbaring”, zijn “mystieke visioen” is in mijn ogen De Schilderkunst in Wenen. Daarin ligt alles waar hij zelf echt in geloofde en te zeggen had als kunstenaar. Iedere kunstenaar en kunstliefhebber die ooit met eigen ogen de magie van het licht in de Schilderkunst in Wenen gezien heeft, zal de Allegorie van het Geloof in New York als een anticlimax ervaren. Een mislukt schilderij zelfs. De echte ziel, magie en lichtmystiek van Vermeer – op een enkel detail als de glazen bol na – ontbreekt hier volkomen. Er zit veel meer bezielde religieuze inspiratie in kleinere werken van Vermeer als Het Melkmeisje of de Dame met Weegschaal dan in dit grote schilderij.

Juist Vermeer’s meesterwerk De Schilderkunst uit Wenen ontbrak op de grote Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum in 2023.

In de laatste expositiezaal zaal ervan hing bijna als een altaarstuk de Allegorie van het Geloof, in de opzet dat juist dit schilderij de religieuze apotheose en absoluut hoogtepunt van de “Grootste Vermeer-expositie ooit” zou zijn met zijn 28 Vermeers.

Precies op die plek heb ik dit schilderij echter eerder als een teleurstellende domper ervaren. Als de ultieme apotheose had op die plek natuurlijk De Schilderkunst uit Wenen moeten hangen. Dan was het predikaat “Grootste” inderdaad werkelijk op zijn plaats geweest, als kwaliteit het criterium was geweest. Vermeer gaat immers niet over kwantiteit, maar over kwaliteit. Vermeer was geen religieuze monnik, hij was in de eerste plaats een kunstschilder, die van vrouwen hield, maar ook een zeldzaam intense gevoeligheid had voor het licht, dat door menigeen bijna als goddelijk wordt ervaren. Wie echter al te zeer op zoek gaat naar “de religieuze Vermeer”, komt vroeg of laat toch uit bij een nieuwe variant op zo’n zeperd als de Emmaüsgangers van Van Meegeren. De paradox met Vermeer is, dat er meer “religie” te vinden is in de bezielde lichtmystiek in zijn profane Schilderkunst in Wenen, dan in zijn duidelijk ongeïnspireerd en plichtmatig geschilderde “religieuze” Allegorie van het Geloof in New York. Met die al te bedachte, opgelegde en gekunstelde symboliek, letterlijk ontleend aan Cesare Ripa’s boek “Iconologia”. Het goddelijke licht onttrekt zich aan elke menselijke maakbaarheid. De genade daalt neer waar ze neerdaalt. Maar al te vaak juist daar, waar je het niet verwacht.

Op Vermeer’s Staande Klavecimbelspeelster in Londen is dit Landschap van de Delftse schilder Pieter Anthonisz van Groenewegen te zien. Het is door Vermeer als beeldcitaat weergegeven op het lid van het klavecimbel én in het landschapje in de gouden ornamentlijst. Het schilderij van Groenewegen werd door Vermeer wel naar eigen inzicht aangepast aan zijn compositie, zoals de kadrering en de toegevoegde blauwe lucht met wolken. Met name de gelijkenis met het landschap op het lid van de klavecimbel is treffend. Een mooie vondst van Vermeer-kenner Gregor Weber.

Naast de schilderijen van andere meesters, die Vermeer in zijn eigen schilderijen heeft verwerkt, bood deze expositie ook de unieke kans om originele handschriften en archiefstukken rond Vermeer te bekijken, die normaal gesproken altijd achter slot en grendel in het Stadsarchief Delft opgeborgen liggen en niet voor het gewone publiek te zien zijn. Een selectie van archivalia met originele handtekeningen van Vermeer zelf, zijn vrouw Catharina en zijn beroemde tijdgenoot Gerard Ter Borch. Een ooggetuigeverslag over een bezoek aan het atelier van Vermeer en vermeldingen van Vermeer in een boek over Delftse kunstenaars. Deze stukken geven een inkijkje in bepalende momenten in het leven van Vermeer en welke personen in zijn netwerk van invloed zijn geweest op zijn ontwikkeling als kunstenaar.

Grafologie en de originele handtekeningen van Vermeer in Delftse archiefstukken.

Grafologie of schriftpsychologie is de studie van het karakter door middel van het analyseren van het handschrift. Hoewel grafologie, handschriftkunde, door velen beschouwd wordt als een  “pseudo-wetenschap” of zelfs “Kwakzalver-wetenschap”, treft het mij toch hoe klein, eenvoudig  en bescheiden de handtekening van Vermeer is, naast die van zijn vrouw en al helemaal naast die van zijn illustere tijdgenoot de schilder Gerard Ter Borch. Maar wat zegt een handtekening of handschrift werkelijk over het karakter van de betreffende persoon en diens relatie met anderen uit zijn omgeving ?

Was Vermeer inderdaad een kleine, verlegen, teruggetrokken, bescheiden, ingetogen, introverte persoonlijkheid, met weinig ego, die vooral niet op wilde vallen ?  Was Catharina werkelijk een dominante vrouw, bij wie haar ietwat onderdanige man Johannes “onder de plak zat” ? En voelde Vermeer zichzelf als schilder echt zwaar de mindere naast Gerard Ter Borch ?

Ik moet in dit kader ook denken aan de handtekening van Albert Einstein, die ik ooit zag in het gastenboek van het Spinozahuis in Rijnsburg, waarbij het me opviel dat juist die handtekening de allerkleinste handtekening op de hele pagina was. De hand die deze handtekening zette, behoorde achteraf dus wel toe aan een van de allergrootste wetenschaps-genieën, die ooit geleefd hebben. Natuurlijk blijft grafologie steken in speculatie, zonder hard wetenschappelijk bewijs, maar toch zijn juist dit soort dingen wat mij betreft wel een fascinerend gegeven om verder over te mijmeren en te speculeren.

Vermeer en Einstein, hadden dus beiden een kleine bescheiden handtekening gemeen, maar heden ten dage worden ze ieder op hun eigen vakgebied alom beschouwd als een “peerless genius” uit de “Galerij der Groten”. Hun namen zijn inmiddels gemeengoed bij het grote publiek.  Alleen al de naam “Einstein” geldt als een vanzelfsprekend synoniem voor “genie” en zelfs een gangbaar zelfstandig naamwoord in het dagelijks taalgebruik.

Die paradox vind je ook terug in de kunstgeschiedenis: deze kent talloze voorbeelden van in hun eigen tijd gevierde en uiterst succesvolle en beroemde kunstenaars, die nu al lang en breed vergeten zijn, terwijl toenmalige “nobodies” uit dezelfde periode nu tot de eeuwige canon van de grote en alom geliefde meesters gerekend worden.

Vergetelheid of eeuwige roem worden bepaald door wonderlijke wendingen van het lot en de tijd.  “De genade daalt neer waar ze neerdaalt”, schreef de Franse romanschrijver Victor Hugo ooit. Ook Vermeer zelf is twee eeuwen lang vergeten geweest, voordat hij in de 19e eeuw herontdekt werd door de Fransman Thoré-Bürger. Van Gogh en Cézanne beschouwden zichzelf aan het eind van hun leven als een “mislukte kunstenaar”……  Maar wie kent nog, buiten enkele kunsthistorici-specialisten, de namen van een Bouguereau of Gerôme, ooit alom bejubelde en gevierde artiesten van de Académie Francaise ? Ondanks het feit dat ook zij fenomenale schilders waren.

De Delftse schilder Leonard Bramer (1596-1674). Op diens voorspraak kon Vermeer trouwen met zijn grote liefde Catharina Bolnes in 1653 in Schipluiden. Zijn schoonmoeder Maria Thins was aanvankelijk fel tegen het huwelijk, maar door bemiddeling van Vermeer’s oudere collega-kunstschilder Bramer besloot ze zich “niet langer ertegen te verzetten” (ze ging dus niet van harte akkoord !). Zonder Bramer was er dus niet de Vermeer geweest, die wij nu kennen. Juist door zijn huwelijk met de mooie jonge Catharina en zijn rijke schoonmoeder met haar mooie kunstcollectie, kwam Vermeer in de juiste omgeving en kringen, waarin hij als kunstenaar kon groeien en floreren. Bramer is ook wel eens geopperd als Vermeer’s  leermeester, maar zijn stijl lijkt in geen enkel opzicht op die van Vermeer. Dat lijkt dus erg onwaarschijnlijk. Gezien zijn persoonlijke bemoeienis zou het misschien wel  kunnen dat Bramer al in een eerder stadium als koppelaar de eerste ontmoeting tussen Johannes Vermeer en Catharina Bolnes gearrangeerd heeft, maar dat is natuurlijk puur romantiserende speculatie mijnerzijds……  Het zou wel verklaren, waarom het thema “Koppelaarster” zo’n groot thema is in het oeuvre van Vermeer.

Godfried Schalcken, Portret van Pieter Teding van Berckhout, 1674.

Bovenstaand handschrift is uit het originele dagboek van de rijke Haagse regentenzoon, kunstliefhebber en kunstverzamelaar Pieter Teding van Berckhout over zijn bezoek op vrijdag 21 juni 1669 aan het atelier van de “beroemde” schilder Vermeer, die hem persoonlijk meerdere van zijn werken liet zien. De bezoeker was vooral onder de indruk van de wonderlijke werking van het perspectief. Waarschijnlijk heeft hij toen Vermeer’s meesterwerk De Schilderkunst gezien, dat nu in Wenen hangt, en waarvan we weten dat Vermeer het tot aan zijn dood in eigen bezit heeft gehouden. Voor tijdgenoten moet dat schilderij inderdaad door de verbluffende werking van het perspectief veel indruk gemaakt hebben. Teding van Berckhout heeft Vermeer dus persoonlijk onder vier ogen ontmoet en uitgebreid met hem over zijn werk gesproken. Een tantaluskwelling voor menig hedendaags kunsthistoricus of liefhebber van Vermeer….

Soms vraag ik mezelf ook wel eens af, wat ik aan Vermeer zou willen vragen, als ik als Vermeerliefhebber  hem persoonlijk zou hebben kunnen ontmoeten. Helaas loopt zo’n ontmoeting tussen een bewonderaar en zijn idool echter al te vaak uit op een teleurstelling.

We houden allemaal van de schilderijen van Vincent Van Gogh, maar om de persoon in levende lijve zou menigeen er met grote boog omheen gelopen zijn.  En wat te denken van Caravaggio, die was ook bepaald geen lieverdje.

De betrekkelijkheid van de roem:

In het boek “Beschrijvinghe van de stad Delft” uit 1667 van Dirck van Bleijswijck  staat een vermelding van Vermeer in een gedicht van Arnold Bon over de schilder Carel Fabritius. Deze was op  tragische wijze omgekomen bij de grote kruitmagazijnontploffing in 1654, de ramp van de Delftse Donderslag. Deze passage wordt vaak aangehaald om aan te tonen dat Vermeer in zijn tijd wel degelijk faam genoot. Maar nader beschouwd valt deze passage toch als een onbeduidende voetnoot in het niet als je het hele originele boek kunt inzien. Direct na die ene korte strofe uit dat gedicht, volgt een uitgebreide lofzang met paginagrote afbeelding ernaast over de destijds internationaal beroemde portretschilder David Beck, die groot aanzien genoot tot aan de Europese vorstenhoven toe. Terwijl diens naam vandaag de dag al lang en breed is weggezonken als “de zoveelste portretschilder uit de 17e eeuw”, heeft Vermeer inmiddels langs een omweg met zijn unieke oeuvre definitief zijn plek verworven in het pantheon van de alom geliefde grote meesters van de schilderkunst. Love moves in mysterious ways…..

Egbert van der Poel, De Ontploffing van het Kruitmagazijn van de Staten van Holland, 14 oktober 1654, Museum Prinsenhof Delft.

Het grote trauma in het Delft ten tijde van Vermeer –  “De Delftse Donderslag”.

Een jaar na zijn huwelijk in 1653 vond er in Delft een ook voor Vermeer persoonlijk ongetwijfeld zeer ingrijpende traumatiserende gebeurtenis plaats: de grote ramp met de ontploffing van het kruitmagazijn in Delft, de Delftse Donderslag van 1654, die een groot deel van de stad verwoestte en veel slachtoffers eiste. Ook zijn collega-schilder Carel Fabritius kwam daarbij op tragische wijze om het leven. Misschien waren juist die traumatische ervaringen uit deze donkere periode wel de inspiratiebron voor zijn beroemde en meeslepende Gezicht op Delft uit 1660: de herrijzenis van zijn eigen geliefde stad in een stralend ochtendzonlicht uit die poel van verwoesting.  Van oorlog naar vrede, van duisternis naar licht, van dood naar leven. Welbeschouwd is elk Vermeer-schilderij in wezen een kamer van licht, gezien vanuit een donkere kamer van duisternis. Niet alleen fysiek door zijn gebruik van de Camera Obscura, maar ook in emotionele en spirituele zin. Het doet denken aan wat Tolstoi bedoelde in zijn beroemde openingszin in Anna Karenina: ‘Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.’ De unieke serene blik en het intense verlangen naar schoonheid, heelheid en harmonie van Vermeer vond zijn oorsprong in dat heftige jeugdtrauma van dood, gebrokenheid en verwoesting.  Een gelukkige zondagskunstenaar zal nooit een Vermeer schilderen. Die blijft steken in voorspelbare cliché’s en oppervlakkigheid. De diepe innerlijke behoefte aan de troostende werking van kunst en schoonheid ontbreekt bij hem.

Pieter de Hooch, Man die een Brief voorleest aan een Vrouw, 1670-74, Kremer Collectie.

Vermeer schilderde in Delft in een periode waarin de plaatselijke schilderkunst bloeide met als specialiteit het genrestuk. Vernieuwers in deze periode waren onder anderen Pieter de Hooch en Jan Steen. Johannes Vermeer kon voordeel halen uit hun artistieke ontwikkeling, zoals een nieuwe kijk op perspectief en licht.

Pieter de Hooch had van alle Delftse schilders wellicht de grootste invloed op de artistieke ontwikkeling van Vermeer. Met name op het gebied van de constructie van het perspectief,  om een overtuigende illusie van ruimte te creëren. Pieter de Hooch woonde en werkte in Delft tussen 1654 en 1660, precies tijdens de “coming of age”-periode van Vermeer als kunstenaar. Rond 1660 verhuisde De Hooch naar Amsterdam, waar voor hem veel meer en rijkere opdrachtgevers te vinden waren. Vermeer bleef noodgedwongen thuis in Delft, waar hij economisch afhankelijk was van zijn rijke schoonmoeder en zijn verplichtingen had jegens zijn vrouw en kroostrijke gezin. Maar in artistiek opzicht zou deze achterstand ten opzichte van De Hooch voor Vermeer gaandeweg uitgroeien tot een voorsprong in kwaliteit.

In 2019 was eveneens in Museum Prinsenhof in Delft nog een prachtige tentoonstelling te zien: “Pieter de Hooch, Uit de Schaduw van Vermeer”, met vele topwerken van De Hooch uit binnen- en buitenlandse musea.

Detail uit De Anatomische Les van Cornelis ’s-Gravesande, door de Delftse schilder Cornelis de Man uit 1681.

De man in het midden is de beroemde Delftse microscopist-wetenschapper Antoni van Leeuwenhoek. Van Leeuwenhoek geldt als de uitvinder van de microscoop en is nog altijd een grote naam in de geschiedenis van de wetenschap. Zijn faam reikte destijds tot de wetenschappelijke elite van de Royal Society in Londen, het toenmalige equivalent van het huidige Institute of Advanced Studies in Princeton in de VS.

Ook de wetenschap floreerde in het Delft van Vermeer. De “vader van de microscoop” Antoni van Leeuwenhoek was net als Vermeer geboren in Delft in 1632, (bovendien ook nog hetzelfde geboortejaar als dat van de beroemde filosoof Spinoza).

Sommigen zien in de Astronoom en de Geograaf van Vermeer de trekken van Van Leeuwenhoek, maar echt concreet bewijs daarvoor ontbreekt. Van Leeuwenhoek fungeerde wel als curator van de nalatenschap van Vermeer na zijn overlijden. Er zijn echter geen documenten overgeleverd dat Vermeer en Van Leeuwenhoek tijdens Vermeer’s leven intensief contact met elkaar hadden, bv. over lenzen slijpen en optica. Het schilderij achter de hemelglobe van Willem Blaeu is eveneens van de Delftse schilder Cornelis de Man, Drie Heren rond een Globe uit 1668.

Hoornblazende Bakker van de Delftse schilder Christiaan van Couwenbergh, 1650 Het Melkmeisje, Johannes Vermeer, 1659, Rijksmuseum, Amsterdam.

De bakker van Vermeer: Hendrick van Buyten.

De Franse kunstverzamelaar Balthasar De Monconys bracht op 11 augustus 1663 een bezoek aan het atelier van Vermeer, die op dat moment geen werk in huis had om te laten zien, en hem daarom doorverwees naar de bakker. Daar zag hij een schilderij met slechts één enkele figuur dat 600 livres had gekost, dat wat hem betreft een veel te hoge prijs was. Het betreffende schilderij zou heel wel het Melkmeisje geweest kunnen zijn, gezien de broden op de tafel, een onderwerp dat een bakker wel aangesproken zal hebben. De betreffende Delftse bakker was wellicht Hendrick van Buyten, aan wie Vermeer’s weduwe Catharina na zijn overlijden met twee schilderijen van Vermeer in 1676 een hoge openstaande rekening moest voldoen voor eerder geleverd brood.

Gerard Houckgeest, Kooromgang van de Nieuwe Kerk in Delft, met de graftombe van Willem de Zwijger. 1651, Mauritshuis, Den Haag.

Hendrick van Vliet, Interieur van de Nieuwe Kerk in Delft, 1670-75, Museum Prinsenhof Delft.

Vermeer heeft nooit een kerkinterieur geschilderd. Delft kende enkele zeer goede genreschilders van kerkinterieurs zoals deze Gerard Houckgeest en Hendrick van Vliet, die Vermeer in zijn functie als  hoofdman van het Sint Lucas-gilde in Delft zeker gekend zal hebben. Licht dat strijkt langs een witgepleisterde muur en het gebruik van een “Trompe l’oeil”- voorhang-gordijn zou een mogelijke inspiratiebron van deze kerkinterieurschilders voor Vermeer geweest  kunnen zijn.

Ook de kunstnijverheid floreerde in Delft in de tijd van Vermeer.

Witte tinglazuuraardewerk wijnkan, die op verschillende schilderijen van Vermeer terugkeert, zoals hier in dit detail van Vermeer’s Slapend Meisje uit 1656-57, Metropolitan Museum of Art in New York.

Dit soort “tapyten stoelen” komen ook voor in de inventaris van Vermeer na zijn dood, en ook in Het Parelsnoer van Vermeer in Berlijn is een exemplaar ervan te zien. Vermeer bezat ook een groot tapijt met florale en blad-motieven, te zien als voorhang in De Schilderkunst en de Liefdesbrief. De vader van Vermeer was naast herbergier en kunsthandelaar ook “Caffawever”. Mogelijk komt daar de voorliefde van Vermeer vandaan voor mooie tapijten, stoffen en zijden kostuums. Deze stoel is afkomstig uit het atelier van Maximiliaan van der Gucht uit 1662.

Delfts blauwe tinglazuur aardewerken plaque uit 1658, met bijbelse voorstelling  “De Profeet van Juda door een leeuw gedood”.

Tijdens de tentoonstelling Vermeer’s Delft in Museum Prinsenhof in 2023 was een mooie digitale slide show presentatie te zien van Vermeer’s schilderijen in de context van het Delftse milieu waarin hij leefde en werkte.

Op YouTube is deze video te zien met de song “Sugar Man” van Sixto Rodriguez, een Amerikaanse muzikant uit Detroit, Michigan, hier tijdens een concert in Zuid-Afrika in 1998.

Hoewel de song ooit in de ban gedaan is, vanwege de connotatie met drugs in de lyrics, bevat de tekst wel een mooie, briljante zin, die bij mij is blijven hangen als een associatie met Vermeer:

Het Universum in een Hollandse Huiskamer – De Astronoom van Vermeer en het Planetarium van Eise Eisinga

In september 2023 is het Eise Eisinga Planetarium in Franeker door Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed. Het eeuwenoude planetarium is het oudst werkende ter wereld en een populaire trekpleister. De Friese wolfabrikant en zakenman Eise Eisinga bouwde het planetarium geheel zelfstandig van 1774 tot 1781 aan het plafond van zijn eigen woonkamer in Franeker. Het universum in een Hollandse huiskamer. Als Vermeer-liefhebber zie ik meteen een parallel met de Astronoom van Vermeer uit 1668 in het Louvre in Parijs, die bij het raamlicht in zijn studeerkamer een hemelglobe van de sterrenhemel bestudeert. De menselijke maat tegenover de oneindige grootsheid van het heelal.

De Astronoom van Vermeer uit 1668 is een van mijn favoriete Vermeers, omdat ik er mijn eigen persoonlijke fascinatie voor de sterrenhemel in herken, die teruggaat tot mijn vroegste jeugd. Ik spiegel mezelf in het woord van Plato: “Astronomy compels the soul to look upward, and leads us from this world to another”.

Het is overigens een van de topwerken die ontbraken op de grote Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum in Amsterdam in 2023.

De prachtige hemelglobe met sterrenbeelden van Jodocus Hondius uit 1600 is een waar kunst-werk op zichzelf. Kunst en Wetenschap gingen in de Gouden eeuw hand in hand.

Wat mij fascineert in het Planetarium van Eise Eisinga in Franeker en in de schilderijen van Johannes Vermeer van Delft is dat zij beiden in de bescheiden setting van één woonkamer in hun eigen huis min of meer in hun ééntje een levenswerk hebben gecreëerd, dat vandaag de dag wereldwijd als wereld cultureel erfgoed wordt beschouwd. Het universum in een kleine Hollandse binnenkamer. De kamergeleerde als ontdekkingsreiziger van het universum, met het vermogen tot een innerlijke reis vanuit de verbeeldingskracht van de geest.

Kunst en reizen.

Elke zichzelf respecterende kunstschilder in de Gouden Eeuw moest minstens éénmaal in zijn leven een grote Italië-reis ondernomen hebben. Een opvallend feit echter is dat de Grote Drie, Vermeer, Rembrandt en Hals, juist nooit zo’n grote reis ondernomen hebben. Zij bleven thuis. Hun artistieke reis ondernamen ze in de weidse wereld van hun eigen verbeelding in hun eigen atelier. De Haarlemse schilder Kees Verwey zei het het ooit zo: “Ik vind mijn Himalaya in mijn eigen schatkamer” (zo beschouwde hij zelf zijn atelier aan het Spaarne in Haarlem). Vermeer spant de kroon: hij is zelf bijna nooit zijn geboortestad Delft uit geweest. De grote ontdekkingsreiziger van het licht was in wezen een honkvaste huismus. Eise Eisinga past wat mij betreft in hetzelfde rijtje.

Dat vind ik het mooie van de Hollandse Gouden Eeuw: Leeuwenhoek, Huygens, Spinoza, Vermeer, al hun grote ontdekkingen en innovaties vonden plaats in de beslotenheid van een kleine Hollandse binnenkamer. Een tijdperk waarin alles nog een menselijke maat had. Het grootse in een intieme setting. Eenvoud als kenmerk van het ware.

Een planetarium in een Hollandse woonkamer

Het Koninklijk Planetarium Eise Eisinga  is een planetarium dat werd gebouwd door de Friese wolkammer Eise Eisinga in zijn eigen huis tussen 1774 en 1781. Aangedreven door een slingeruurwerk geeft het astronomisch uurwerk sinds de voltooiing in 1781 de actuele positie van de planeten aan via de plafondwijzerplaat en is hiermee het oudste werkende planetarium ter wereld. Eisinga  construeerde een planetarium – een mechanisch schaalmodel van ons zonnestelsel – tegen het plafond van zijn eigen woonkamer. Een indrukwekkend systeem van tandwielen en gewichten stelde hem in staat de bewegingen van de hemellichamen te reproduceren, inclusief de zon, de maan en alle destijds bekende planeten. Eisinga’s berekeningen waren zo ongelooflijk accuraat, dat ze ook heden ten dage nog correct blijken te zijn.

Toen zich in 1774 een conjunctie van de maan en de planeten Mercurius, Venus, Mars en Jupiter zou voordoen, gaf dominee Eelko Alta uit Bozum een boekje uit, waarin hij voorspelde dat deze hemellichamen op 8 mei 1774 op elkaar zouden botsen. De aarde zou hierdoor uit haar baan worden geslingerd en zou in de zon verbranden. Door deze voorspelling ontstond onrust in Friesland.

Om te laten zien dat er geen botsing zou ontstaan, besloot Eisinga in het plafond van de woonkamer van zijn huis uit 1768 een werkend schaalmodel van het zonnestelsel te bouwen. Een op de zolder boven de bedstee en het azuurblauwe plafond aangebracht raderwerk regelt met een regulateur de omlooptijden van de toen bekende planeten: Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter en Saturnus om de zon.. De planeten hangen als bollen in de kamer waarbij ze aan de zonzijde goudkleurig beschilderd zijn. De aarde is voorzien van een cirkelende maan. Daarnaast is het planetarium voorzien van een planisfeer en wijzerplaten voor onder meer de schijngestalten van de maan, zonsopkomst en ondergang, de weekdag en het jaartal.

Eisinga dacht aanvankelijk de constructie in zes maanden te kunnen klaren, maar pas in 1781 was het planetarium voltooid. De hoogleraar Jean Henri van Swinden die hem bezocht, was zeer lovend over Eisinga’s prestatie. Nog in het jaar van voltooiing werd de planeet Uranus ontdekt. Voor deze buitenplaneet was in het planetarium van Eisinga echter geen plaats meer.

Eisinga publiceerde in 1784 een “Nauwkeurige Beschrijving en Afteekeningen van de uitwendige vertooning en de inwendige zamenstelling van het gansche Planetarium”. Koning Willem I bezichtigde het planetarium in 1818 en kocht het in 1825 aan voor de Nederlandse staat.

Portretschilderij van Eise Eisinga uit 1827, geschilderd door de kunstschilder Willem Bartel van der Kooi.

Willem Bartel van der Kooi heeft Eise Eisinga vereeuwigd in een zogenaamd kniestuk. De sterrenkundige is tot de knieën afgebeeld, zittend aan de tafel in zijn eigen huiskamer en met zijn hoofd en lichaam naar rechts gewend. Het vertrek waarin hij zit is nu bekend als de planetariumkamer in museum Planetarium Eise Eisinga. Op het plafond is een natuurgetrouwe afbeelding van het planetenstelsel te zien, in de stand van de hemellichamen op 10 april 1827, het jaar waarin het schilderij voltooid is. Op de tafel waaraan Eisinga zit, ligt een door de sterrenkundige vervaardigde tekening van de grote zonne-eclips van 7 september 1820. Op de achtergrond staat rechts een ander door Eisinga vervaardigd planetarium dat hij nog eens op een grote schaal had willen uitvoeren, maar daar is het nooit meer van gekomen.

Via een klein trapje kun je op de zolder van het Eise Eisinga planetarium het raderwerk zien, dat de banen van de planeten om de zon op het plafond van het planetarium ook na 250 jaar nog steeds in beweging zet en houdt. De schoonheid van mathematisch/geometrische ordening en precisie. Het zonnestelsel als het tijdloze en feilloze raderwerk van een groots kosmologisch uurwerk.

Details van het plafond van het planetarium: de planeet Saturnus met de prachtige ringen in het sterrenbeeld Aquarius (Waterman) in de maand februari en de maanstanden-wijzer. Goed is hier te zien hoe de zonverlichte zijde van de planeet met goudverf is weergegeven. Na ruim 225 jaar is dit het oudst werkende planetarium ter wereld waar nog steeds de actuele stand van de planeten af te lezen is.

Het Koninklijke Eise Eisinga Planetarium is het oudste, nog altijd werkende, mechanische model van het zonnestelsel ter wereld. Het model laat op ieder moment van de dag de stand zien van de aarde, de maan en de vijf andere toen bekende planeten (Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus) ten opzichte van de zon. Wolfabrikant Eise Eisinga bedacht en bouwde het mechanisme op een ingenieuze manier in het plafond en de bedkastwand van zijn woonkamer. Hierdoor was hij in staat een groot model te bouwen, waarbij de hemellichamen goed zichtbaar boven de bezoekers hingen. De vindingrijkheid van Eisinga en de gedetailleerde instructies voor het onderhoud die hij naliet, droegen eraan bij dat het mechanisme nog altijd werkt.

In 1859 werd het planetarium door de Nederlandse staat geschonken aan de stad Franeker. De stad Franeker stelde het open als museum. Het woonhuis met planetarium is sinds 1967 een rijksmonument en staat in de Top 100 van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg uit 1990. Eise Eisinga is vanwege zijn planetarium opgenomen in de Canon van Nederland en de Canon van Friesland.

Het planetarium is op 19 september 2023  tijdens de 45e sessie van de Commissie voor het Werelderfgoed in Riyad, toegevoegd aan de UNESCO werelderfgoedlijst.Het is een van de weinige werelderfgoedlocaties die met wetenschap te maken heeft. Replica’s van het mechaniek en de wijzerplaten zijn gebouwd in het Achterhoeks Planetarium en Planetarium Zuylenburgh.  De actuele stand van de plafondwijzerplaat is ook terug te vinden op de website van het planetarium.

De hemelglobe met sterrenbeelden van Jodocus Hondius uit 1600 wordt door Vermeer afgebeeld in zijn schilderij De Astronoom uit 1668 in de collectie van het Louvre in Parijs. (in 1983 verworven uit de privé-collectie van de rijke bankiersfamilie de Rothschild). Het is een pendant van De Geograaf van Vermeer in het Städel Museum in Frankfurt.

Het schilderij toont een man die een hemelglobe van Jodocus Hondius uit 1600 bestudeert. Op de werktafel ligt de Institutiones Astronomicae et Geographicae van Adriaan Metius (1621) opengeslagen op Boek III. Metius adviseert de onderzoeker in dat hoofdstuk om behalve op mechanische instrumenten en kennis van geometrie ook op inspiratie door God te vertrouwen. Aan de muur hangt een schilderij dat de vondst van Mozes afbeeldt. Deze profeet stond symbool voor de kennis van astronomie en geografie doordat hij alle kennis van het oude Egypte had verworven en het Joodse volk uit Egypte leidde.

Mogelijk is de afgebeelde man in De Geograaf en De Astronoom van Vermeer Antoni van Leeuwenhoek, stad- en leeftijdgenoot van Vermeer. Twintig jaar later portretteerde de Delftse schilder Jan Verkolje deze wetenschapper in een vergelijkbare pose als in De Geograaf. De gelaatstrekken komen eveneens deels overeen. Sluitend bewijs voor deze aanname is echter niet te geven.

Vermeer leefde in een tijd van grote ontdekkingsreizen. Een echo daarvan is terug te vinden in de prachtige landkaarten aan de muur in zijn intieme interieurs.

Directeur/conservator Adrie Warmenhoven van het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium in Franeker. De kunst van een goede pers-foto: één foto, waarin het hele verhaal verteld wordt. Net zoals Vermeer dat kon: het vermogen alles te kunnen zeggen in één helder leesbaar beeld.

Overigens heeft Nederland altijd grote astronomen voortgebracht: van Christiaan Huygens tot Jacobus Kapteyn, Willem de Sitter, Kees de Jager, Gerard Kuiper, Jan Hendrik Oort tot Ewine van Dishoeck en de “Duitse Nederlander” Heino Falcke, de man achter de eerste foto van een zwart gat. Maar ook nobelprijswinnaars in de theoretische natuurkunde als Hendrick Lorentz, Heike Kamerlingh Onnes en Gerard ’t Hooft. Einstein beschouwde Lorentz als zijn vaderlijke mentor en zocht hem vaak op in Leiden.

Albert Einstein in het raamlicht in zijn studeerkamer in het Institute of Advanced Studies in Princeton.

Het blijft een fascinerend gegeven dat hij in zijn studeerkamer met zijn Relativiteitstheorie de wetten van het universum ontrafelde, lang voor deze empirisch aangetoond konden worden.

Nog steeds bewijzen nieuwe waarnemingen met de nieuwste hi tech-meetinstrumenten de juistheid van zijn theorieën en klinkt steeds weer de mantra: “Einstein had gelijk – alweer !”. Zo werd het fenomeen “Zwaartekrachtlenzen” in het heelal al vroeg door  Einstein voorspeld, en pas veel later door de krachtige ruimte-telescopen van deze tijd als Hubble en Webb daadwerkelijk waargenomen. Een fenomeen waarin lichtstralen door de kromming van de ruimte-tijd als gevolg van de zwaartekracht worden afgebogen. Een kamergeleerde als ontdekkingsreiziger van de geest in het universum.

Een alledaags feitje uit het leven van Einstein: hij sliep tien uur per dag en maakte dagelijks een  wandeling van drie kilometer in het park rond Princeton. Alsof hij zijn geniale gedachte-experimenten allemaal uit zijn dromen haalde…… Onwillekeurig moet ik hierbij denken aan een mooi bijbel-vers:

“Het is voor u tevergeefs, dat gij vroeg opstaat, laat opblijft, het brood der smarten eet – Hij geeft het immers zijn beminde in de slaap”. (Psalm 127:2)

Deze video over het Planetarium van Eise Eisinga in Franeker is op YouTube te zien: “Het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium verwondert”, Prins Bernhard Cultuur Fonds.

Wetenschapsjournalist Govert Schilling legt uit waarom het Planetarium van Eise Eisinga zo bijzonder is: