Maandelijks archief: februari 2020

De “Vermeers” van Dirk Hannema – tussen Kunst en Illusie

In Kasteel Nijenhuis in Heino – dependance van Museum De Fundatie in
Zwolle – bevindt zich een “Vermeer-zaal” met een aantal van de ooit
“nieuw ontdekte Vermeers” van kunstverzamelaar en voormalig museum-
directeur Dirk Hannema (1895-1984), welke foutieve toeschrijvingen of
vervalsingen bleken te zijn. Zijn reputatie kwam ten val door de
geruchtmakende Van Meegeren-affaire in 1947, na de WO II.

“And the princess and the prince discuss
what is real and what is not
it doesn’t matter
inside the Gates of Eden”
Bob Dylan

In de “Vermeer”-zaal in kasteel Nijenhuis in Heino springt voor een
Vermeerliefhebber vooral het Familieportret met Glazen Bol in het
oog, tegenwoordig onder voorbehoud toegeschreven aan de schilder
Jurgen Ovens en gedateerd rond 1656, dus wel zeventiende eeuws.

De glazen bol is de intrigerende blikvanger in dit schilderij met
daarin weerspiegeld een schilder achter zijn ezel bij het raamlicht
op een zwart-wit tegelvloer, zo kenmerkend voor Vermeers interieurs.
Hannema zag in deze schilder Vermeer in zijn atelier en zag in het
echtpaar zelf Vermeer en zijn vrouw Catharina Bolnes. De schildertrant
lijkt echter niet echt op Vermeer. Op zichzelf is het overigens een
fraai zeventiende eeuws schilderij, maar beslist geen Vermeer.

In het bijzonder doet de glazen bol aan Vermeers glazen bol denken in
diens Allegorie op het Geloof in het Metropolitan Museum in New York.
De glazen bol is door Vermeer echter met veel trefzekerder penseel-
toetsen geschilderd.

Hannema werd op 26-jarige leeftijd (!) museumdirecteur van Museum
Boijmans van Beuningen in Rotterdam en onder zijn leiding werd het
toen ongekend moderne nieuwe museum gebouwd, dat in 1935 opende met
een tentoonstelling van zijn favoriete schilder: Johannes Vermeer.

Vanwege de rol van Hannema tijdens WO II werd hij na de oorlog veroor-
deeld tot 8 maanden gevangenis wegens samenwerking en collaboratie met
de Duitse bezetter.

Vooral de affaire Van Meegeren met zijn Vermeer-vervalsingen betekende
het einde van Hannema’s reputatie als kunstkenner. Het was Hannema die
De Emmaüsgangers-vervalsing van Van Meegeren als “hét meesterwerk van
Vermeer” wist te verwerven voor het Museum Boijmans van Beuningen.

Ondanks alle harde bewijzen van wetenschappelijk onderzoek én de
bekentenis van Van Meegeren zelf tijdens het geruchtmakende proces in
1947 liet Hannema zich niet overtuigen en was hij er tot zijn dood
van overtuigd dat De Emmaüsgangers “een echte Vermeer” zou zijn. Hij
was als kunstexpert te veel in zichzelf gaan geloven. Hierdoor werd
Hannema als kunstontdekker niet langer serieus genomen. Zelfs nog in
de jaren 60 en 70 beweerde hij een aantal “nieuwe Vermeers” te hebben
ontdekt, nu te zien in de “Vermeer”-zaal in kasteel Nijenhuis in
Heino. Als kunstexpert was zijn rol echter uitgespeeld.

Met behulp van zijn familievermogen bleef Hannema wel zijn private
kunstverzameling uitbreiden en bracht deze onder in de Hannema-De
Stuers Fundatie in zijn privé-kasteel Nijenhuis in Heino, waar hij
een relatief teruggetrokken bestaan leidde en later ook overleed.

Het huidige Museum De Fundatie in Zwolle is in 1994 ontstaan met als
basis de collectie van de door Hannema zelf opgerichte Hannema-De
Stuers Fundatie. Mede door de eivormige koepel die in 2013 door
architect Hubert Jan Henket aan het oude neoclassicistische museum-
gebouw werd toegevoegd en de spraakmakende tentoonstellingsprogram-
mering van de huidige museumdirecteur Ralph Keuning is Museum De
Fundatie in Zwolle uitgegroeid tot een publiekslieveling in het
Nederlandse museumlandschap

In Kasteel Nijenhuis in Heino bevinden zich in een “Vermeer-zaal” nog
steeds een aantal van Hannema’s “nieuw ontdekte Vermeers”. Naast het
reeds besproken Familieportret met Glazen Bol, beschouwde Hannema de
door hemzelf verzamelde schilderijen Het Mystieke Huwelijk van de
Heilige Catharina, De Goede en de Slechte Moordenaar, Portret van een
Weduwe, en Belisarius als echte Vermeers. Geen van allen worden
echter door hedendaagse Vermeerkenners als echte Vermeers geaccep-
teerd.

Een voorbeeld van de manier van kijken van Hannema: in de pose van
Belisarius zag Hannema een gelijkenis met de figuur van Christus in
Vermeers Christus met Martha en Maria in de National Gallery of
Scotland in Edinburgh.

In het tekstbijschrift bij het schilderij Mystieke Huwelijk van de
Heilige Catharina staat nog altijd de toevoeging vermeld: “toeschrij-
ving/attribution Dirk Hannema: Johannes Vermeer (Delft 1632-1675)”
in de zaal van kasteel Nijenhuis……

Wat Van Meegeren betreft: niet al zijn Vermeer-vervalsingen waren zo
verkeerd. De Zittende Briefschrijvende Dame in Blauw is geen slecht
schilderij, al mist het de delicate verfijning van Vermeers Briefle-
zende Vrouw in Blauw in het Rijksmuseum.

Het zijn de “Nazi-Vermeers” met de religieuze onderwerpen, die met
hun zware koppen in weinig aan Vermeer doen denken. De “Emmaüsgan-
gers” is in deze stijl nog de beste. Wat van Meegeren wel goed ge-
troffen heeft is die zachte “floers”, die vloeiende “Schmelz”, de
concentratie in de handeling en de krachtige eenvoud van vlakverde-
ling, die Vermeer kenmerkt. “En hun ogen werden geopend en ze herken-
den Hem”, zegt het Bijbelwoord. Dat van Meegeren de ogen van de
grote kunstkenners van zijn tijd, die geobsedeerd waren door hun
zoektocht naar “de religieuze Vermeer”, juist met deze scene wist te
verblinden met een vervalsing, blijft een verbazingwekkend en intri-
gerend gegeven, dat ook nu nog tot de verbeelding blijft spreken.

Enkele citaten van kunstexperts van hoog aanzien over de “De Emmaüs-
gangers” van “Vermeer” vóór de vervalsings-affaire van Van Meegeren:

“Hét meesterwerk van Johannes Vermeer van Delft” – Dr. A. Bredius,
Mauritshuis Den Haag
“Een wonder der schilderkunst”- Dr. A.B. De Vries – Rijksmuseum
“Dit werk glijdt voor immer in uw ziel”- Lode Zielens
“Het voert bijna naar een andere wereld”- Metropole, Antwerpen
“Machtige eenvoud”- Cornelis Veth
“Het belangrijkste kunsthistorische evenement van de laatste jaren”-
F. van Thienen, Gemeentemuseum, Den Haag.

“Religion without science is blind”, schreef Einstein ooit. Dát heeft
de Van Meegeren-affaire inderdaad overtuigend aangetoond. Ook Hannema
viel eraan ten prooi. Maar Einstein schreef er nog een zin achteraan:
“Science without religion is lame”. Ook in deze tijd worden er nieuwe
Vermeers “ontdekt”, maar dan ondersteund door hi-tech wetenschappelijk
onderzoek. Arthur Wheelock, vooraanstaand Vermeer-kenner en curator
in de National Gallery of Art in Washington ziet in de Saint Praxedis,
een kopie naar een nog bestaand Italiaans origineel van Felice Ficche-
relli, bijna als enige een echte Vermeer, maar ook de kleine Clave-
cimbelspeelster, nu in de Leiden Collection in New York is wat mij
betreft op zijn zachtst gezegd geen onomstreden “echte Vermeer”, van-
wege zwakke passages als de gele omslagdoek. En het technisch weten-
schappelijk bewijs voor deze toeschrijvingen acht ik nog steeds on-
toereikend. In mijn ogen zijn het sowieso geen topwerken van Vermeer,
zelfs al zou ooit onomstotelijk vast komen staan dat ze eigenhandig
door Vermeer zijn geschilderd.

“Het Onfeilbare Oog”
Met vooraanstaande kunstkenners als Bredius, Vogelsang en Bremmer
hoorde Hannema bij de groep van wat Vogelsang noemt de “ontvanke-
lijken”, een bijzondere groep van kunstexperts die zich niet lieten
leiden door wetenschappelijke kennis, maar door het “intuïtieve zien”
met het “onfeilbare oog”. Bovenstaand portret van Bredius is van de
hand van Antoon van Welie.

“Oog of Chemie ?” schreef Friedländer al. Het Oog is natuurlijk nooit
onfeilbaar, maar de Chemie (wetenschappelijk onderzoek) geeft ook lang
niet altijd uitsluitsel over echt of onecht, en brengt ons niet als
vanzelf dichterbij het sublieme in de kunst. Het is een publiek geheim
dat ongeveer 30 procent van alle kunstwerken in de huidige kunsthandel
vervalsingen zijn, compleet met “echtheidscertificaten”. De door geld
verblinde hebzucht van de hedendaagse dolgedraaide kunsthandel, waarin
vele miljoenen omgaan, vraagt erom bedrogen te worden, en de “Van Mee-
gerens” van deze wereld voorzien nog altijd in die behoefte.

In Zwolle werd in 1994 museum De Fundatie ingericht rond de verzame-
ling van Dirk Hannema. Daar, alsook in het kasteel in Heino is de
volgens het algemene oordeel zeer bijzondere collectie van beelden
en schilderijen publiek toegankelijk. Als kunstverzamelaar was Hanne-
ma misschien wel verblind door zijn obsessie voor Vermeer, maar hij
had wel degelijk een scherp oog voor kwaliteit en een goede smaak en
verwierf topwerken als deze publiekslieveling van Isaac Israels
(Indische vrouw in profiel, voor de “Zonnebloemen” van Van Gogh), nu
in de Fundatie in Zwolle en Van Dongen (Le Doigt sur la Joue) in
Boijmans in Rotterdam.

Hedendaags schilderijen-onderzoek draait veel om hi-tech, wetenschap
én geld, wat in mijn ogen ook een eigen soort van “verblinding” met
zich meebrengt. Anders gezegd in de woorden van Friedländer: “Oog of
Chemie?” : waar is het Oog gebleven? Hedendaags technisch schilde-
rijenonderzoek is een reactie op het demasqué van het “onfeilbare
kennersoog” van een select groepje kunstexperts als De Vries, Van
Thienen, Bredius en ook Hannema door de Van Meegeren-affaire. Heden-
daagse kunsthistorici lijken soms meer op hi tech scanners te ver-
trouwen, dan op hun eigen ogen. Dat geeft toch een verschraling, want
uiteindelijk brengt alleen het hart en het oog ons dichter bij het
sublieme in de kunst, de ervaring en het leven zelf, waar het écht
om gaat. Het menselijke oog is een lévend oog en een Vermeer is ge-
schilderd met een lévend oog. Waar die twee elkaar ontmoeten, ont-
staat de “Vermeer-ervaring”. Hi tech scanners laten ons dingen zien,
die wij met het blote oog niet kunnen zien en die zeker razend inte-
ressante nieuwe dingen laten zien. Maar ik zie liever een Vermeer in
levend helder en koel daglicht met het blote oog, want dat is wat de
kunstenaar Vermeer ons wil laten zien.

Vermeer zelf is ook hierin een voorbeeld: zeker, Vermeer maakte ge-
bruik van een technisch instrument als de camera obscura, de lens
als een “objectief oog”, maar het is pas in het levende oog van de
schilder Vermeer zelf dat een Vermeer pas echt tot een Vermeer wordt.
Met een apparaat als de camera obscura alleen maak je nog lang geen
Vermeer! En ook niet met digitale hi-tech scanners en camera’s. Jung
en Einstein waarschuwden al voor het gevaar dat de technologie het
over gaat nemen van de menselijke ervaring, interactie en creativi-
teit. Voor de ontmenselijking van de kunst. Levende kunst, die er toe
doet, is juist wat de mens als mens uniek maakt, dat verlangen naar
troost in de schoonheid.

Op YouTube is deze video van Peter van der Heijden over leven en
werk van Dirk Hannema te zien:

Vermeer – Een Witte Wijnkan en Blauwe Schaduwen

In vier van de vijfendertig Vermeer-schilderijen is een witte fayence
wijnkan een steeds terugkerend stillevenstuk. Samen met een scherp
gevouwen witte doek vormt deze witte wijnkan in Dame met Wijnglas
in het Herzog Anton Ulrich Museum in Braunschweig een van Vermeers
mooiste stillevens binnen zijn figuurstukken.

“Edelweiss, Edelweiss
Every morning you greet me
Small and white, clean and bright
You look happy to meet me”
Sound of Music

Een van de meest in het oog springende details in Vermeers Dame met
Wijnglas uit Braunschweig (1659-60) is de witte kan op de tafel. De
koele zuiverheid van het wit van de kan en de monumentaal geschil-
derde witte doek wordt in de schaduwpartijen versterkt door de prach-
tige blauwen.
Het is een wijnkan waaruit de heer zojuist het glas wijn heeft inge-
schonken, dat hij galant aanbiedt aan de jonge vrouw.
De verstilde Vermeer-scenes zijn altijd voor meerdere uitleg vatbaar.
De witte kan met doek trekt bijna evenveel aandacht als de dame in
haar prachtige rode zijden kostuum. De witte wijnkan samen met de
peinzende man op de achtergrond staat mischien voor de zuivere
liefde, de man die het glas wijn aanbiedt heeft wellicht verder-
strekkende bedoelingen dan alleen het gezellig samen drinken van
een glas wijn……

Dit Vermeer-schilderij in het Herzog Anton Ulrich Museum in Braun-
schweig komt het best tot zijn recht, als je het kunt bekijken bij
natuurlijk daglicht, zodat de delicate blauwe tinten in de witte kan,
de gesteven doek en manchetten mooi naar voren komen. Op de per-
spectivische ruimtewerking valt nog wel wat aan te merken in deze
vroegere Vermeer, maar de kleuren en hoe ze in elkaar overvloeien
zijn van een grote schoonheid.

Ook in Het Glas Wijn in Berlijn (1658-60, Gemäldegalerie Staatliche
Museen) komt de witte wijnkan naar voren.
De heer lijkt te wachten om het glas van de dame weer in te schenken
als het leeg is. Ook hier lijkt bij de heer sprake te zijn van
minder eerzame bedoelingen……

In de Music Lesson (1665, Royal Collection in Londen) lijkt de witte
wijnkan op de voorgrond bijna de derde hoofdrolspeler in deze scene
te zijn naast de dame en heer aan het clavecimbel. De tafel met het
perzisch tapijt lijkt hier als een pedestal te fungeren voor de
monumentaal weergegeven witte wijnkan.

Al op het vroege Maid Asleep at a Table (1657) in het Metropolitan
in New York speelt de witte wijnkan een prominente rol. In de
Dissius-veilinglijst uit 1696 heeft het schilderij de veelzeggende
titel: “Een dronke slapende Meyd aen een Tafel”. De opzij geschoven
stoel, met de rug naar haar toe gekeerd, en de halfopenstaande deur
wijzen op een man, die de kamer zojuist heeft verlaten. Röntgen-
opnamen laten zien dat Vermeer aanvankelijk daadwerkelijk een man in
de deuropening heeft geschilderd en een hond, maar later voor een
meer subtiele mise-en-scene koos.

De witte wijnkannen van de Londense Music Lesson en het Braunschweig
Glas Wijn naast elkaar. Het is de abstracte picturale weergave van
vorm, licht, kleur en compositie, die de witte wijnkan veel meer
doet zijn dan een witte wijnkan. Die alleen al van de witte wijnkan
zelf een meesterwerk op zich maakt. In het glanzend witte glazuur
van de witte fayence wijnkan is het raam weerspiegeld, dat de kamer
verlicht met helder daglicht.

Dit is een zelfgemaakte opname van een replica van de witte wijnkan,
gemaakt met een zelfgebouwde digitale camera obscura.

Zelfgemaakte opnamen met een hedendaagse digitale camera. Het ver-
schil in licht en sfeer met de camera obscura-opname valt meteen op.
Ook hier geeft het koele daglicht blauwige schaduwen in het witte
linnen van de gesteven doek.

Deze zeventiende eeuwse witte wijnkan (1625-1650) bevindt zich in de
collectie van het Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam.
Dit type witte faience wijnkan komt dus op vier van de schilderijen
van Johannes Vermeer voor, meestal voorzien van een zilveren of
tinnen deksel. Dergelijk vaatwerk, in de vorm van kannen, plooi-
schotels en sierlijke zoutvaten werd oorspronkelijk in Faenza in
Italië geproduceerd. De vormgeving van deze wijnkannen hadden de
Italiaanse pottenbakkers ontleend aan populaire steengoed kan-
modellen uit het Duitse Rijnland. Vanaf het eind van de 16de eeuw
werd het naar Nederland geëxporteerd. Na de introductie van het
spectaculaire witte Italiaanse serviesgoed, werd het al gauw door
Hollandse pottenbakkers nagemaakt. Het was voor het eerst dat er
van geheel wit serviesgoed werd gegeten.
(bron: boijmans.nl)

“Sail on, silver girl
Sail on by
Your time has come
to shine”
Paul Simon

Vermeer had een voorliefde voor schenkkannen. Zoals hier in de
het prachtige Woman with a Water Pitcher in het Metropolitan in
New York. De reflecties en hooglichten in het zilver van de waterkan
zijn een lust voor het oog. De hoofdrol voor de kleur wit is hier
weggelegd voor de gesteven hoofddoek van de vrouw in delicate en
zuivere schakeringen van helder wit naar blauw. Ook in het raam zijn
reflecties van een blauwe lucht te zien, die de schaduwen in de
witte hoofddoek een blauwige tint meegeeft.

Deze zilveren waterkan uit de zeventiende eeuw komt in haar vorm
aardig overeen met het exemplaar in Vermeers Woman with Water
Pitcher in het Metropolitan Museum in New York.

Eigen opnamen van een zilveren waterkan op een perzisch tapijt,
gemaakt met een zelfgebouwde digitale camera obscura.

Dit zijn eigen opnamen gemaakt met een hedendaagse digitale camera,
in Photoshop nabewerkt in kleur, door de warme kleuren er uit te
halen.

Op Pinterest vond ik dit schilderij van kunstschilder Henri Bol
(1945-2000): Still Life with Delftware White Vermeer Jug uit 1992.

De witte doek in de Braunschweig-Vermeer doet denken aan een
geschilderde bergtop, zoals de met hoekige verfstreken opgebouwde
Mont Saint Victoire van Paul Cezanne, bij Vermeer op haar “top”
triomfantelijk bekroond door de witte waterkan, als ultiem
hoogtepunt van zuiverheid.

De monumentale vormgeving van de witte doek in de Braunschweig-
Vermeer doet ook denken aan de witte doeken met blauwe schaduwen
in de stillevens met appels van Paul Cezanne.
Zoals hier in dit Still Life with Curtain with Flowered Pitcher
in het Hermitage Museum in Sint Petersburg. Al lang voor de
impressionisten zag Vermeer dat schaduwen ook kleur hebben. De
lens van de camera obscura maakt kleuren intenser. Een witte doek
met plooien gezien in het natuurlijke daglicht van een blauwe,
wolkenloze hemel laat in het matglas van een camera obscura
heldere, delicate blauwschakeringen zien.

Op YouTube is deze video te zien met Vermeers Glas Wijn in
Berlijn:

Vermeer en Degas – De Kunstenaar en de Camera

Johannes Vermeer en Edgar Degas zijn twee schilders, die in hun
werk gebruik hebben gemaakt van een camera: Vermeer van de
kijkdoos-camera obscura, Degas van een vroege platen-camera
met gevoelige plaat. Een beschouwing over de relatie fotografie
en schilderkunst.

“Photography is prose,
Painting is poetry”

“Even working from nature
you have to compose”
Edgar Degas

De Franse impressionist Edgar Degas (1834-1917) leefde precies in het
tijdperk van de opkomst van de fotografie. De invloed van de foto-
grafie op de schilderkunst is bij Degas onmiskenbaar en daarom staat
hij van alle impressionisten in zijn visie het dichtst bij Vermeer.
Net als Vermeer is Degas een meester in licht, kleur en compositie,
zoals in deze beroemde pastel “Danseuses Bleues” uit 1898 in het
Poesjkin Museum in Moskou. Een mooi voorbeeld van de “cropping”-
techniek: een beeld-uitsnijding, die de beschouwer een gevoel van
nabijheid dicht op het onderwerp geeft en de illusie creëert van een
grotere scene, die net buiten beeld blijft.

Zijn zelfgemaakte foto’s van balletdanseressen zijn in technisch
opzicht ruw en grof, onscherp en bewogen, maar van artistiek hoge
schoonheid. Overbodige details verdwijnen om plaats te maken louter
licht, poëzie en elegantie.

Ik hou van “primitieve” camera’s. De platen-camera van Degas stond
nog dicht bij de primitieve kijkdoos-camera obscura, waar Vermeer
gebruik van maakte. Met al zijn technische beeldfouten, die in
moderne camera’s er uitgehaald zijn, maar die voor een kunstschilder
juist picturaal interessante effecten opleveren: overstraling van
licht, kleurzweem, chromatische kleur-aberratie van de lens,
zachte contouren, lichtlovertjes, overbelichting en onderbelichting,
beeldvertekening, overdreven groothoek-effect, onscherpte, onbedoelde
lichtvegen, mistige vaagheid, vervloeiend licht, stof en krassen,
bewegingsonscherpte.

Een vakfotograaf maakt het liefst foto’s zonder al deze beeldfouten:
spatscherp, kleurgecorrigeerd, juist belicht, etc. In artistiek
opzicht vind ik het werk van dit soort fotografen echter vaak minder
interessant. Technisch volmaakte foto’s laten een overvloed aan
overbodige details zien. Een goede kunstschilder verstaat de kunst
van het weglaten en beperkt zich tot de essentie van het beeld en het
licht. Of zoals Degas het zelf zei: “Art is not what you see, but
what you make others see”. Een foto néém je, een schilderij of een
gedicht máák je.

Degas hield juist van de schilderachtige effecten van de vroege
platen-camera als de licht-flakkeringen, de vloeiende tonen, de
mistige vaagheid, krassen, bewegingsonscherpte wegens lange sluiter-
tijden (shutter-drag). Degas is duidelijk een fotograferende schilder.
Hij fotografeert alleen wat hem als schilder interesseert. Zoals
daglicht, dat strijkt over de lelieblanke hals van een danseres.

The artist and the camera: de wereld gezien door de lens van een
camera. Bewuste beeldafsnijding en kadrering, gevoel voor licht,
voor lenseffecten en zachte contouren, de poëtische uitstraling van
“blur”, het oplossen van de werkelijkheid in een abstract patroon
van licht en donker-vlekken, en de blik van de kunstenaar als
“voyeur”. Degas dankt zijn roem vooral aan de pastels en schilde-
rijen van de balletdanseressen van de Opera van Parijs en zijn
badende vrouwen.

“No art is less spontaneous than mine.
What I do is the result of reflection
and the study of the great masters”
Edgar Degas

Het schilderij Après Le Bain ( Philadelphia Museum of Art) uit 1896
is gebaseerd op een “foto-schets“ van Degas zelf. Naast de beroemde
danseressen waren intieme baadscenes van vrouwen een geliefd thema
in zijn oeuvre.

“Het licht strijkt stadig over rechte grachtjes,
hij is hier niet, hier is alleen zijn licht.
Hij condenseert het tot een schuit, tot wallen,
waterrimpels. Hij gaat schuil in de wolken.
Zijn stad heeft hij voorgoed tot Delft verdicht”.
Geert van Istendael

In mei 1921 bezocht de schrijver Marcel Proust met de criticus Jean-
Louis Vaudoyer een tentoonstelling in het Jeu de Paume in Parijs van
werken van de Hollandse schilderkunst waaronder Vermeer’s “Gezicht
op Delft”. Het is ook geen toeval dat het een fransman was, die
Vermeer heeft “herontdekt”; Théophile Thoré- Bürger in een reeks
artikelen in de Gazette des Beaux-Arts in 1866. Ik hou van de vroege
franstalige teksten over Vermeer door Thoré-Bürger en Vaudoyer,
omdat ze een gevoeligheid hebben voor de lyriek, poëzie, mystiek en
de verstilde passie in de schilderkunst van Vermeer. Degas zou de
franse tweelingbroer van Vermeer kunnen zijn: licht, vrouwen,
fotografie en schilderkunst.

“A picture is
a poem without words”
Horatius

De impressionisten waren vertrouwd met Vermeers Dentellière in het
Musée du Louvre in Parijs. Renoir beschouwde het als het mooiste
schilderij ter wereld. De fotograaf Henri Cartier-Bresson was
verrukt van “le qualité de ce rouge”, dat ene rode accent van het
rode garen dat als een kleine trage waterval van rode verf uit haar
naaikussen lijkt “te stromen” en het schilderijtje tot leven brengt.
Cartier-Bresson was een schilder, die later als fotograaf wereldfaam
verwierf, maar hier duidelijk kijkt met het oog van een schilder.
Veel van de vroege fotografen, van Daguerre tot Cartier-Bresson,
begonnen hun carrière als kunstschilder…… De fotografie dwong de
schilderkunst zichzelf te herdefiniëren. Dat resulteerde onder meer
in de stroming van het fotorealisme van Gerhard Richter en Chuck
Close in de moderne kunst van de 20ste eeuw en natuurlijk het
impressionisme zelf.

“Photography is a bridge
between science and art”
Ernst Haas

Vermeer was een “schilder in een camera”, die gefascineerd was door
de schoonheid van de lichtbeelden, zoals die te zien waren in zijn
camera obscura. Zoals zijn tijdgenoot Constantijn Huygens al schreef
dat “alle schilderkunst dood lijkt, vergeleken met het beeld in de
camera obscura; dit is het leven zelf”. Vermeer had een obsessie
voor licht en lichteffecten, intense kleuren, vervagende contouren
door lens-scherptediepte, hooglichten die door een onscherpgestelde
lens tot lichtlovertjes worden, “zwemmend” in delicate, vloeiende
kleurovergangen en composities van een verstilde tijdloosheid. De
camera obscura was voor Vermeer slechts een middel om het licht zelf
te vertalen in verf. Zijn schilderkunst is pure poëzie; naast een
Vermeer blijft de meeste fotografie toch vooral beschrijvend proza.

Op latere leeftijd heeft Degas zich één jaar met groot enthousiasme
op de fotografie toegelegd., tussen 1895 en 1896. In totaal zijn er
zo’n 50 foto’s bewaard gebleven.
Zijn onderwerpen zijn danseressen, vrienden en zelfportretten. Het
zijn foto’s in zilvergelatinedruk, gemaakt met een groot formaat-
platencamera. Hij fotografeerde alleen elementen uit de werkelijkheid,
die hem als schilder interesseerden en pasten in zijn visie. Foto-
grafie was voor hem een middel, geen doel. Voor Degas stond de foto-
grafie als kunstvorm nog niet op gelijke hoogte met de schilderkunst.

De fotografie deed geen afbreuk aan de onweerstaanbare aantrekkings-
kracht van een mooi schilderij; ze verschafte kunstschilders juist
nieuwe manieren van kijken en prikkelden hen om fotografische tech-
nieken te vertalen in hun werk en zo het alledaagse leven met een
groter gevoel voor intimiteit en levensechtheid weer te geven. De
fotocamera maakte schilders gevoeliger voor het licht zelf. Omdat
de beschrijving van de werkelijkheid voortaan aan de fotografie kon
worden overgelaten, was de weg vrij voor de explosie van licht en
kleur en het pure schilderplezier van de impressionisten, die tot
op de dag van vandaag grote publiekslievelingen zijn.

Degas schilderde dit portret van de prinses Pauline von Metternich
in 1865 aan de hand van een “carte de visite”-foto van de beroemde
society-fotograaf André Disdéri van Pauline en haar man Richard von
Metternich. Degas brengt de zwart-wit foto tot leven door de heldere
kleur geel van het military-style jakje afgezet tegen de trefzekere
zwarte verftoetsen van de strik en knopen. Dit is geen nageschil-
derde foto, maar een schilderij dat zich loszingt van de foto;
Degas voegt kleur en compositie toe, laat overbodige details weg,
wijzigt de achtergrond, kiest voor een andere beelduitsnede en
vertaalt het lichtbeeld in losse schilderstreken. Kortom: de foto
wordt een schilderij.

In de voorstelling Swan Lake in het Hermitage Theatre in Sint
Petersburg, kun je niet anders dan aan Degas denken. Geen wonder
dat hij zijn modellen in de danseressen van de Parijse opera zocht,
met wie hij overigens een haat-liefde verhouding had.
Dat is de paradox van Edgar Degas; een verstokte vrijgezel/
misogynist die zijn hele hart en ziel heeft verpand aan het
schilderen van ……vrouwen.

Op YouTube is deze video te zien van het Swan Lake ballet uit
Sint Petersburg: