Vermeer’s helder verlichte interieurscènes ogen alsof ze gezien zijn door
een doorkijkraam in een binnenmuur vanuit een donkere kamer. Het licht in
Vermeer’s schilderijen is zo levensecht, dat hij het in werkelijkheid zo
voor zich gezien moet hebben. In de stillevenschilderijen van Henk Helman-
tel herken je ook het prachtige en levensechte licht, zoals dat ook werke-
lijk in zijn atelier met de hoge ramen in het Groningse Westeremden te
zien is. Licht “verzin” je niet, dat moet je in het echt voor je zien.
“Verzonnen licht” overtuigt niet.
“Without looking
through the window,
you can’t see
Heaven’s Way”
Lao Tze
De schilderijen van Vermeer ogen als gezien door een raam.
Het raam speelt een essentiële rol in de schilderijen van Vermeer:
dat is de bron van het “beslooten of kamerlicht”. Uiteindelijk draait al-
les bij Vermeer om het licht.
Een groot deel van zijn interieurs zouden precies zo gezien kunnen zijn
door een raam in een binnenmuur, die Vermeer’s schemerige schilderatelier
scheidde van de helder verlichte kamer van zijn vrouw Catharina of zijn
schoonmoeder Maria Thins.
De onlangs gerestaureerde Briefleserin in Dresden is het eerste schilderij
in Vermeer’s oeuvre in zijn kenmerkende klassieke stijl: een jonge vrouw
in het licht bij het raam. Hierboven is het doek in uitgelijste toestand
te zien. De brede bruine stroken langs de randen lijken samen een trompe
l’oeil raamkozijn te vormen. Bij mij dringt de vraag zich op of Vermeer
de Briefleserin voor het eerst door een binnenraam vanuit zijn atelier
zag, als doorkijkvenster naar een andere binnenkamer. Daarin had hij dan
vooraf de scene als een tableau vivant gearrangeerd en gecomponeerd.
De lichtweergave in een Vermeer-schilderij is zo overtuigend, dat je als
beschouwer het gevoel krijgt, dat hij het tafereel “in het echt” voor
zich gezien moet hebben.
Ook Het Straatje in het Rijksmuseum wekt de indruk van een werkelijk be-
staand uitzicht door een buitenraam vanuit een opkamer – ongeveer een à
twee meter boven de begane grond – op de tegenoverliggende huizen aan een
smalle gracht in Delft.
Professor Frans Grijzenhout heeft op overtuigende wijze aangetoond dat de
twee huizen in Vermeer’s Straatje op Vlamingstraat 40-42 in Delft moeten
hebben gestaan. Het huis rechts werd bewoond door een tante van Vermeer:
Ariaentgen Claes.
Een raam in een binnenmuur lijkt misschien wat vergezocht, maar in interi-
eurschilderijen van Vermeer’s stads- en tijdgenoot Pieter de Hooch zijn ze
wel degelijk duidelijk afgebeeld. Naast een deur, maar soms ook los op
zichzelf. Zoals in dit schilderij: “Vrouw en Kind in de Slaapkamer” van
Pieter de Hooch, (1658-60) in de National Gallery of Art, Washington.
Of in het schilderij “Interior With a Young Couple” van Pieter de Hooch,
(1662-65) in het Metropolitan Museum of Art, New York.
Details uit het schilderij “Moedertaak” (1658-60) van Pieter de Hooch in
het Rijksmuseum Amsterdam.
Opvallend is het gordijntje voor het zijraam, dat ook te zien is op de
Briefleserin in Dresden.
De stillevenschilderijen van de Groningse schilder Henk Helmantel – zelf
een verklaard Vermeer-liefhebber – hebben ook zo’n overtuigende licht-
weergave. Ik heb hem ooit opgezocht in Westeremden en werd meteen getrof-
fen door de schoonheid van het licht vanuit de twee grote ramen in zijn
schilderatelier. Een zorgvuldig gearrangeerd stilleven in de hoek van zijn
atelier, zag er in dat mooie raamlicht precies zo uit als een “Helmantel-
schilderij”. Hij hoefde het “alleen nog maar te schilderen” in de juiste
compositie en vervolgens de juiste weergave van het licht, zoals hij dat
hij voor zich zag, overtuigend te vertalen in verf. Licht “verzin” je
niet, dat moet je in het echt voor je zien. “Verzonnen licht” overtuigt
niet.
Ik ben ervan overtuigd dat Vermeer zijn interieurs net zo arrangeerde en
componeerde als Helmantel zijn stillevens. De kerkinterieurs van Helmantel
zijn overigens meestal gebaseerd op schetsen, en daardoor overtuigt het
licht in die schilderijen in mijn ogen iets minder dan in zijn stillevens.
Vermeer is op zijn beurt ook nog een vrouwenschilder, en daar ligt dan
weer niet het talent van Helmantel. Maar in licht en compositie zijn Hel-
mantel en Vermeer beslist artistieke zielsverwanten. Ze hebben die “serene
blik” gemeen.’ Persoonlijk ben ik ook een groot fan van de schilderijen
van Jan Mankes (1889-1920). Diens werk is wat gevoeliger, dromeriger,
kwetsbaarder, subtieler, poëtischer. In Museum MORE in Gorssel was in
2018 de tentoonstelling De Serene Blik te zien met schilderijen van vier
stillevenschilders: Jan Mankes, Henk Helmantel, Dick Ket en Floris Ver-
ster.
Zoals Helmantel appels schildert, zo schildert Vermeer een briefschrijven-
de dame: als een “stilleven” in helder Hollands daglicht in een binnenka-
mer.
Helmantel begon al in de zeventiger jaren met het schilderen van stille-
vens in de stijl van grote zeventiende eeuwse meesters als Heda en Claesz,
in een tijd waarin dat toch echt absoluut “not done” was en elke zichzelf
respecterende kunstenaar op een kunstacademie vooral “modern”, “experimen-
teel”, “eigenzinnig” en “vernieuwend” moest zijn. Zijn weg “buiten de ge-
baande paden” moest zoeken. Frases die vandaag de dag op zichzelf ook weer
tot nietszeggend cliché verworden zijn. Kunstenaars die het wiel opnieuw
proberen uit te vinden. Oude wijn in nieuwe zakken.
Renoir zei het al ooit: er bestaat geen oude of nieuwe kunst, alleen goede
en slechte kunst.
Helmantel verkiest kwaliteit boven originaliteit en nieuwe ideeën. Kwali-
teit komt vroeg of laat altijd bovendrijven. Vermeer ontleende zijn onder-
werpen ook aan andere tijdgenoten, daarin was hij bepaald niet origineel.
Net als bij Helmantel is het ook bij Vermeer de uitzonderlijke schilder-
kunstige kwaliteit in compositie en weergave van het licht, die hem onder-
scheidt van zijn tijdgenoten in hetzelfde genre.
Vermeer en Helmantel schilderen hetzelfde licht: Hollands Licht. Het “be-
slooten of kamerlicht”, zoals Samuel van Hoogstraten het noemt in zijn
boek “Inleyding tot de hooge schoole der Schilderkonst: anders de zicht-
baere werelt” uit 1669. Helder daglicht dat door een raam naar binnen valt
in een besloten kamer. Er is een opvallende gelijkenis in licht en sfeer
tussen deze prent van Van Hoogstraten en deze foto van Henk Helmantel in
zijn atelier.
Het licht in Vermeer’s schilderijen is zo overtuigend afgebeeld, dat hij
het in werkelijkheid voor zich gezien moet hebben. Een set up van twee
binnenkamers gescheiden door een binnenmuur met een doorkijkraam zou een
ideale situatie hiervoor kunnen zijn. Hieronder een aantal pogingen tot
een reconstructie van het Vermeer-atelier door diverse auteurs, met aan-
passingen van mijn hand wat betreft het door mij toegevoegde doorkijkraam
in de binnenmuur.
Tekening van Alan Kuiper van het huis van Vermeer’s schoonmoeder Maria
Thins aan de Oude Langendijk in Delft. Op de eerste etage achter de drie
ramen aan de voorzijde van het huis zouden zich het atelier van Vermeer
en de kamer van Maria Thins bevonden hebben (hier weergegeven in rood).
Op deze plek ontstonden bijna alle beroemde meesterwerken uit Vermeer’s
rijpe periode. Dit huis van Vermeer zelf is helaas al lang geleden af-
gebroken. Op deze plek staat nu de Maria van Jesse kerk, gebouwd tegen
het einde van de negentiende eeuw.
Vrije bewerking van een perspectieftekening van Philip Steadman van het
atelier van Vermeer en de kamer van Maria Thins met de binnenmuur met
doorkijkraam. De “doorkijk” zou ook een deur met zijraam geweest kunnen
zijn, zoals op de hierboven afgebeelde interieurs van Pieter de Hooch.
Een twee kamer-opzet met een doorkijkraam in de binnenmuur zou voor Ver-
meer een ideale werksituatie geweest kunnen zijn. Met name de interieurs
met één figuur in de hoek bij het raam als Het Melkmeisje of De Astronoom,
zouden zich heel goed als een tableau vivant laten arrangeren in de helder
verlichte “Konstkamer” van Maria Thins achter de binnenmuur met het raam.
Met gordijnen en raamluiken kon hij de lichtinval heel precies regelen en
voor zich zien, zelfs een schemerlicht-tafereel als de Dame met Weeg-
schaal.
De scene die hij vanuit zijn atelier door het binnenraam in het echt voor
zich zag, moet er ook net als een stilleven bij Helmantel, uitgezien
hebben als een “Vermeer-schilderij”. Met dat bijzondere licht.
Vrij naar tekening van “viewpoints” van zes Vermeerschilderijen, naar Phi-
lip Steadman. Ze liggen allemaal vrij dicht bij elkaar, wat op een “vaste
opstelling” lijkt te wijzen.
Het is echter wel de vraag of de voorgevel van het huis van Vermeer aan de
Oude Langendijk wel breed genoeg was voor twee kamers naast elkaar. Drie
ramen aan de voorzijde biedt ruimte voor een grotere en een kleinere kamer.
Het huis was waarschijnlijk niet breed genoeg voor een voorgevel met vier
ramen en dus twee grote kamers naast elkaar.
Uiteraard moet Vermeer ook een vast oogpunt hebben gehad in deze opstel-
ling in de vorm van een stabiel vastgezet kijkgaatje, zoals hier getoond
wordt in het Vermeer Centrum in Delft.
De Liefdesbrief van Vermeer uit 1669-70 in het Rijksmuseum laat zien dat
Vermeer bewust gebruik maakte van het aan De Hooch ontleende “Doorkijkje”:
het in helder daglicht stralende interieur gezien vanuit een verduisterde
kamer. Ook “De Pantoffels” van Samuel van Hoogstraten in het Louvre uit
1654-62 is een mooi voorbeeld. Of “Dame en Heer met Papagaai” van Pieter
de Hooch uit 1668 in het Wallraf-Richardz Museum in Keulen. Dat het con-
cept van een helder verlichte kamer gezien vanuit een donkere kamer ge-
meengoed was onder de interieurschilders van de zeventiende eeuw, is een
vaststaand en aanwijsbaar feit.
Vermeer wilde zijn schilderijen niet componeren aan de hand van schetsen,
zoals de meeste van zijn tijdgenoten, hij wilde ze zijn scenes in werke-
lijkheid echt voor zich zien als een zorgvuldig door hemzelf gearrangeerd
en uitgelicht tableau vivant. Een tijdrovende werkwijze, maar juist daar-
door is zijn lichtweergave zo overtuigend en kon hij uitgroeien tot de
Meester van het Licht. Deze werkwijze zou dan ook verklaren waarom er
niet één schets of tekening van Vermeer bewaard is gebleven.
Op deze video met de nog jonge Helmantel in zijn atelier in het Groningse
Westeremden is mooi te zien hoe mooi het licht in zijn atelier is en hoe
hij zorgvuldig zijn stillevens arrangeert. Hoewel Helmantel lang als
“ouderwets” is weggezet, heb ik zelf altijd al in hem een artistieke
geestverwant van Vermeer gezien met dat mooie licht, zijn aandacht, con-
centratie en zijn feilloos gevoel voor harmonie en compositie.