Maandelijks archief: september 2017

Sint Praxedis – Een kopie door Vermeer ?

Debat over de echtheid van een eigenhandige kopie door
Johannes Vermeer uit 1655 van het schilderij Sint Praxedis,
een origineel van de Italiaanse meester Ficherelli.

“And the princess and the prince discuss
What’s real and what is not
It doesn’t matter
Inside the Gates of Eden”
Bob Dylan

Al geruime tijd is er debat gaande over een vermeende eigenhandige
kopie door Vermeer van Sint Praxedis uit 1655, een schilderij van
de Italiaanse schilder Felice Ficherelli, waarvan het origineel
zich in de Collection Fergnani in Ferrara bevindt, in Italië.
Een kopie door Vermeer ?

In de Vermeer-tentoonstelling in de Scuderie del Quirinale in
Rome in 2012-13 waren het Ficherelli-origineel en de vermeende
Vermeer-kopie van de Sint Praxedis naast elkaar te zien.
Zelf heb ik de aan Vermeer toegeschreven kopie van Sint Praxedis
kunnen zien tijdens de grote Vermeer-tentoonstelling in 1996
in het Haagse Mauritshuis.

Nu is er een tweede kopie boven water gekomen van de Sint Praxedis
bij veilinghuis Dorotheum (met dank aan Gregor Weber, die mij hier
op wees). Met name Vermeer-specialist Arthur Wheelock is voorstander
van de toeschrijving van de met “Meer” gesigneerde kopie van de
Sint Praxedis aan Vermeer. Maar niet alle Vermeer-kenners zijn
hiermee overtuigd en hebben nog twijfels bij de toeschrijving aan
Vermeer.

Als de Sint Praxedis van Vermeer zou zijn, zou dat betekenen dat
Vermeer ook kopieën heeft geschilderd. Welbeschouwd zou je overi-
gens de vele “schilderijen in het schilderij” die je in zijn oeuvre
vindt, ook kunnen beschouwen als “in zijn eigen werk verwerkte
kopieën van andere meesters”. Vandaag de dag is het verwerken van
beeldcitaten van bekende meesterwerken in eigen werk eigenlijk een
algemeen geaccepteerde praktijk.

Zelfs al zou de Sint Praxedis een eigenhandige kopie van Vermeer
zijn, dan is het voor mij geen “Vermeer that makes a real Vermeer”.
Het valt buiten de Gates of Eden van Vermeer, om in de beeldspraak
van Bob Dylan te blijven. De “Hof van Eden” van Vermeer begint voor
mij bij het Slapend Meisje in New York en eindigt bij de Zittende
Clavecimbelspeelster in Londen. De interieurstukken dus – Het
Gezicht op Delft en het Straatje even buiten beschouwing gelaten.
De Sint Praxedis is geen typische “echte” Vermeer, hooguit een
eigenhandige kopie door Vermeer. Het schilderij valt voor mij
buiten de echte “Vermeer-zone”.


De Praxedis-kopie zou dan bij de drie Vroege Vermeers ( Martha en
Maria, Diana, Koppelaarster) horen, als stukken uit zijn leertijd.
De Koppelaarster zou ook gezien kunnen worden als een eigen bewer-
king, een “vrije kopie”, naar de Koppelaarster van Baburen uit de
collectie van zijn schoonmoeder Maria Thins. Op zichzelf is het
schilderen van kopieën in de leertijd van een schilder een onder-
deel van zijn opleiding. In die zin zou de Praxedis-kopie een
licht kunnen werpen op de ontwikkeling van de jonge Vermeer in
zijn leertijd.

Als het Rijksmuseum, het Mauritshuis of het Metropolitan in de
gelegenheid zou zijn om Vermeer’s kopie van de Sint Praxedis aan
te kopen en dit schilderij tussen hun andere Vermeers zouden
hangen, zou het schilderij in mijn ogen echter toch een
“Fremdkörper” blijven, dat er niet echt bij hoort.

Het Rijksmuseum heeft in 2014 technisch onderzoek gedaan naar de
Sint Praxedis, waaruit blijkt dat het in de Praxedis gebruikte
loodwit van Nederlands/Vlaamse origine is (dus niet uit Italië)
en van dezelfde soort zou zijn als gebruikt is in Vermeer’s Diana
in het Mauritshuis.
Ook wordt in de kopie veel ultramarijnblauw gebruikt, typisch
voor Vermeer.

Wheelock wijst op de gelijkenis tussen het gezicht van de Sint
Praxedis en het Slapend Meisje in het Metropolitan in New york uit
1656-57, een of twee jaar ná de Praxedis-kopie uit 1655. In dat
geval zou het de transitie van Vermeer laten zien van een navolger/
kopiïst tot een kunstenaar die zijn eigen draai geeft aan voorbeel-
den van meesters die hem inspireren en zijn eigen vorm en stijl
begint te ontwikkelen.
Het Slapend Meisje wordt beschouwd als het eerste interieur-
schilderij van Vermeer, waarin te zien is “what makes a Vermeer
a Vermeer”. Het heeft nog een subtiel poëtisch melancholische
sfeer en nog niet dat heldere, zachte, koele en zuivere licht,
dat de Delftse meester in zijn latere meesterwerken tot grote
hoogte en voorbij zijn tijdgenoten zal voeren.

Persoonlijk deel ik de mening van Vermeer-kenner Albert Blankert,
dat er veel meer onafhankelijk onderzoek en bewijs nodig is om
tot een unaniem aanvaarde, definitieve toeschrijving van de
Praxedis-kopie aan Vermeer te komen.

Veilinghuis Christie’s in Londen plaatste deze video uit 2014
over de Saint Praxedis op YouTube:

Vermeer en de “Boston School”

Schilderijen van William McGregor Paxton en Edmund Charles
Tarbell, schilders van de “Boston School” (tussen 1900 en 1930)
en de kunstroof van “Het Concert” van Johannes Vermeer uit het
Isabella Stewart Gardner Museum in Boston in 1990.

“Vermeer found a life’s work
in the corner of a room”
Irwin Greenberg

De Boston School was een groep schilders in Boston die werkzaam
waren tussen 1900 en 1930. Hun stijl was sterk beïnvloed door de
Impressionisten en de traditionele westerse schilderkunst.
Onder hun grote voorbeelden bevonden zich Johannes Vermeer en
John Singer Sargent. De invloed van Vermeer is met name terug te
vinden in de schilderijen van jonge vrouwen poserend in welover-
wogen en smaakvol ingerichte “upper class” interieurs. Een jonge
vrouw voor een witgestucte muur in de hoek van een kamer bij het
raam in dat prachtige raamlicht. De voorliefde voor dat klassieke
gegeven herken ik als Vermeerliefhebber maar al te goed.

De leidende figuren van de Boston School met een affiniteit met
Vermeer waren William McGregor Paxton en Edmund Charles Tarbell.
Hun opleiding hadden ze genoten in de Académie Julian in Parijs.
Ze hechten erg veel waarde aan schildertechnische vaardigheden,
nauwgezette visuele weergave en klassieke schoonheid, in de
“losse” schildertrant die ze aan de Franse Impressionisten
ontleenden – wat in die tijd nog een “gedurfde moderne impres-
sionistische stijl” heette. Vandaag de dag worden ze echter toch
tot de “traditionalisten” gerekend, die nog erg in een Europese
stijl naar Europese onderwerpen werkten.

William McGregor Paxton was van alle schilders in de Boston
School degene die bij uitstek “in Vermeer” was: veel schilde-
rijen van jonge meisjes en vrouwen bij het raam in dat mooie
raamlicht. Het is een klassiek gegeven voor elke schilder die
van vrouwen en mooi licht houdt. Voor mij is raamlicht het
mooiste licht dat er is.

Het schilderij “Girl Reading” van Edmund Charles Tarbell heeft
een vleugje Vermeer in thema en lichtval. Het overige werk van
Tarbell doet echter eerder denken aan het impressionisme van
Claude Monet.

“The Guitar Player” van Joseph Rodefer DeCamp is duidelijk
geïnspireerd op de Gitaarspeelster van Vermeer in Kenwood
House bij Londen.

Edward Hopper brak met deze traditie door echt Amerikaanse
onderwerpen te gaan schilderen, hoewel ook hij zijn opleiding
genoot bij Robert Henri, die nog in de Franse impressionistische
stijl schilderde. Ook Hopper bracht als jonge kunstenaar nog een
jaar in Parijs door. Je zou kunnen zeggen dat Edward Hopper het
Vermeer-onderwerp “jonge vrouw in een interieur in het licht
bij een raam” heeft vertaald naar een Amerikaanse setting: een
hotel, een snackbar, een bioscoop, een café, een treincoupé….
Zoals in de schilderijen “Hotel Room”, “Automat”, “Room in
Brooklyn”, “Western Motel”.

Waar de Boston School ergens bleef hangen in de navolging van
Europese voorbeelden en de nadruk op schildertechniek, ging
Hopper een stap verder in een geheel eigen visie met echt
Amerikaanse onderwerpen, die ijzersterk en vernieuwend zijn,
ondanks zijn op zichzelf beschouwd middelmatige schildertechniek.
De visie van Edward Hopper heeft grote invloed gehad op menig
filmmaker. Met als bekendste voorbeeld de Duitse cineast Wim
Wenders.

Deze reconstructie van Hopper’s “Room in New York“ is uit de
film “Shirley, Visions of Reality” van de Oostenrijkse cineast
Gustav Deutsch uit 2014.

Tot de Boston schildersgroep behoorde ook Philip Leslie Hale,
die in 1913 een studie publiceerde over Johannes Vermeer: “Jan
Vermeer of Delft”, de eerste monografie over Vermeer in de
Verenigde Staten.

Boston geldt overigens nog steeds als de meest “Europese” stad
in de Verenigde Staten en is ook op een andere manier ver-
bonden met Vermeer: tot 1990 was het Isabella Stewart Gardner
museum in het trotse bezit van een schitterende Vermeer: Het
Concert uit 1664. De enige Vermeer die ik helaas nooit met eigen
ogen heb mogen aanschouwen. Met het prachtig uitgelichte jonge
meisje aan het clavecimbel. Op 18 maart 1990 werd deze Vermeer
op brute wijze uit de lijst gesneden en gestolen door kunstdieven,
samen met de “Storm op het Meer van Galilea” van Rembrandt.

Het schilderij is nu dus al ruim 27 jaar spoorloos. In het museum
hangen nog steeds de lege lijsten als stille getuigen van de ruwe
kunstroof van deze meesterwerken. Er is een beloning van 10 mil-
joen dollar uitgeloofd voor de gouden tip, die leidt tot het
terugvinden van de schilderijen. Tot nu toe nog zonder resultaat.
Er is nog hoop dat ze ergens opgerold weggeborgen liggen. Als ze
door de criminelen zijn vernietigd, komen deze twee citaten bij
mij op:

“Alles van waarde is weerloos”
Lucebert.

“Tegen de domheid
strijdt zelfs God vergeefs”
Schiller.

Er is nog één schilderij in het Museum of Fine Arts in Boston,
dat nog een link heeft met Vermeer: het schilderij “De Koppelaar-
ster” van Dirck van Baburen, dat Vermeer nota bene in het gestolen
Concert van het Isabella Stewart Gardner Museum als “schilderij
in een schilderij” heeft verwerkt.

Op YouTube is deze video te zien met werken van de Boston School-
schilder William McGregor Paxton, in wiens werk de invloed van
Vermeer het sterkst naar voren komt:

Lezing Gregor Weber – “Schilderijen in de schilderijen van Vermeer”

Bezocht op donderdag 7 september 2017: een lezing van
Gregor Weber van het Rijksmuseum over de “Schilderijen
in de schilderijen van Vermeer” in het Vermeer-Centrum
in Delft.

“Good artists copy
Great artists steal”
Pablo Picasso

Het Vermeer Centrum in Delft organiseert in het kader van haar
tienjarig jubileum een reeks van thema-lezingen rond Vermeer.
De vierde lezing werd op 7 september 2017 verzorgd door Gregor
Weber, hoofd beeldende kunst bij het Rijksmuseum in Amsterdam,
met als thema “De schilderijen in de schilderijen van Vermeer”.
Klik op deze link voor meer info over de andere lezingen:
https://www.vermeerdelft.nl/nl/lezingen/

Naast landkaarten laat Vermeer in de achtergrond van een inte-
rieur vaak een of meerdere schilderijen zien. Deze “schilde-
rijen in het schilderij” geven het afgebeelde tafereel in het
schilderij een diepere betekenislaag.
Sommigen van deze “geciteerde” schilderijen zijn bewaard gebleven.
Een aantal zijn van gerenommeerde meesters als Jordaens, Van
Baburen en Van Everdingen, maar met name de landschapschilderijen
lijken van de hand te zijn van minder bekende locale Delftse
collega-schilders als Pieter van Groenewegen en Pieter van Asch.


Het mooiste schilderij in een Vermeer is misschien wel De Koppe-
laarster van Dirck van Baburen, dat zich in de collectie van
Vermeer’s schoonmoeder Maria Thins bevond. Van Baburen behoort
tot de Utrechtse Caravaggisten. Dit schilderij wordt in twee
schilderijen van Vermeer afgebeeld: “Het Concert” uit Boston en
de Zittende Clavecimbelspeelster in Londen. Het origineel bevindt
zich nu in het Museum of Fine Arts in Boston. Mogelijk was dit
schilderij de inspiratiebron voor een vroege Vermeer: de “Kop-
pelaarster” uit 1656, nu in de Gemäldegalerie in Dresden.


Op Vermeer’s Allegorie op het Geloof in New York is een Krui-
siging van Jacob Jordaens te zien, een leerling van Rubens, ook
genoemd in de nalatenschap van Vermeer. Het origineel bevindt
zich nu in de Fondatie Terninck in Antwerpen. Volgens Weber
is dat echter een enorm groot doek, dat Vermeer onmogelijk in
huis kan hebben gehad. Er zijn nog twee kleinere Kruisigingen
van Jordaens bekend, waaronder een in het Wallraf-Richartz
museum in Keulen. Maar het schilderij in de Vermeer kan
natuurlijk ook geschilderd zijn naar een kleinere kopie van
het Antwerpse origineel.


In de Dame met Weegschaal is een schilderij van het Laatste
Oordeel weergegeven, dat het tafereel een diepere “betekenis-
sprong” meegeeft. Het wegen van de ziel tegenover aardse
schatten. Het origineel van dit Laatste Oordeel is niet bewaard
gebleven. Volgens Weber zijn er meerdere mogelijke makers van dit
schilderij: Jacob de Backer, Frans Francken of Barend van Orley.
Zelf moet ik ook denken aan het schitterende Laatste Oordeel van
Lucas van Leyden in de Leidse Lakenhal.

In de Gitaarspeelster uit Kenwood bij Londen is een landschaps-
schilderij te zien, dat gelijkenis vertoont met een Landschap
van Pieter van Asch, een Delftse landschapsschilder. Met name
de gelijkenis met het afhangende gebladerte in het afgebeelde
schilderij van Van Asch is treffend. Ik heb de afbeelding van
het schilderij vervaagd en de kleuren aangepast om het soft
focus effect in het Vermeer-schilderij te benaderen.

Een mooie vondst van Gregor Weber zelf ism kunsthandel Hoog-
steder in Den Haag is een landschapschilderij van de Delftse
tijdgenoot van Vermeer – Pieter van Groenewegen. In een publi-
catie heeft hij in mijn ogen heel aannemelijk kunnen maken,
dat Vermeer dit landschapsschilderij tweemaal heeft verwerkt
in zijn Staande Clavecimbelspeelster in de National Gallery
in Londen. Het origineel zou dan dus ook bewaard zijn gebleven.

Het Cupido-schilderij in de Staande Clavecimbelspeelster van
Vermeer wordt toegeschreven aan Caesar van Everdingen. Het ori-
gineel bestaat niet meer. De Cupido-figuur houdt een kaart
omhoog met het cijfer 1: een aansporing om trouw te blijven
aan één grote liefde.

Ook het schilderij “De Vinding van Mozes” komt tweemaal voor
in een Vermeer, zij het in totaal verschillende formaten: klein
in de Astronoom in het Louvre in Parijs, monumentaal groot in
de Dublin Vermeer. Vermeer past zijn citaat-schilderijen
aan naar de compositie en visie, die hem voor ogen stond. Het
“Mozes”-schilderij wordt door sommige kenners toegeschreven aan
Peter Lely. De betekenis ervan voor het afgebeelde tafereel
blijft in dit geval wat onduidelijk. Het beeldt de vinding
van de vondeling Mozes uit door de dochter van de Farao. Het is
waarschijnlijk ook een familie-stuk geweest. Het origineel is
helaas niet bewaard gebleven.

In het Vermeer-centrum is een interessante video te zien over de
restauratie van Vermeer’s Briefleester in Blauw in 2010 door
restaurator Ige Verslype van het Rijksmuseum. Dankzij conservator
Pieter Roelofs kon ik destijds een privébezoek brengen in het
restauratie-atelier met het originele schilderij, waarvan het
vernis was afgenomen. En heb ik uitgebreid met Ige Verslype
kunnen spreken over de restauratie. In het Bulletin van het
Rijksmuseum heeft ze een verslag gepubliceerd van de restauratie
van deze Vermeer.

Tijdens mijn “Vermeer-bezoek” aan Delft had ik ook een aangenaam
gesprek met Herman Weyers, directeur van het Vermeer Centrum en
“spin in het web” van het Vermeer-gebeuren in Delft. Hij stelde
me heel attent op de hoogte van het feit dat Tim Jenison –
bekend van de film “Tim’s Vermeer” – bezig is met een project op
de plek waar Vermeer zijn beroemde Gezicht op Delft schilderde.
Ik heb een paar uur met Tim kunnen spreken over zijn project,
waarover ik – op zijn verzoek – hier geen nadere mededelingen zal
doen.

Het blijft mij fascineren dat er zoiets bestaat als de “Vermeer-
paradox”: dat Amerikanen, Engelsen, Fransen, Japanners de hele
wereld over reizen om de originele schilderijen van Vermeer te
gaan zien, terwijl de meester zelf zijn hele leven geleefd en
gewerkt heeft op één plek: rond de Grote Markt in Delft.
“Stabilitas Loci” heet zoiets. En hoe Vermeer als een ooit
vergeten “local hero” in de laatste decennia heeft kunnen
uitgroeien tot een internationale superster.
Vermeer doet mij een beetje denken aan Seydou Keita, de Afri-
kaanse “dorpsfotograaf” in Bamako in Mali, die al zijn foto’s
maakte in hetzelfde piepkleine podium-studiootje, van gewone
lokale mensen op hun zondags uitgedost. Vermeer schilderde zijn
interieur-schilderijen ook voornamelijk in éénzelfde hoek van
een kamer in Delft, vanuit één vaste opstelling.

Er zijn twee soorten Vermeer-liefhebbers: Vermeer-insiders en
Vermeer-outsiders: Vermeer-insiders zijn kunsthistorici/
conservatoren, verbonden aan een groot museum met Vermeers in
hun collectie. Zoals Gregor Weber van het Rijksmuseum en Arthur
Wheelock uit Washington, bv. Zij vertegenwoordigen een enorme
kennis en expertise. Zelf heb ik daarnaast ook een zwak voor
Vermeer-outsiders, waarvan Tim Jenison er een is. Die Vermeer
vanuit een totaal eigen, frisse, verrassende achtergrond bena-
deren; vanuit een geheel ander vakgebied en invalshoek.
Ook Vermeer-outsiders als fotograaf Joel Meyerowitz of kunste-
naar Chuck Close hoor ik graag over Vermeer spreken.

In mijn bezoek aan Delft heb ik op één dag zowel een Vermeer-
insider ontmoet (Gregor Weber) als een Vermeer-outsider (Tim
Jenison), en met beiden vond ik ons gesprek inhoudelijk zeer
inspirerend.

Deze twee studentes uit Argentinië ontmoette ik ooit in het
Vermeer Centrum in Delft en ze waren graag bereid even te
poseren in de “Vermeer-hoek”, ingericht naar de Dublin Vermeer.

“Tulip Fever” – Film met een knipoog naar Vermeer

Gezien in LUX-Nijmegen op zondag 3 september 2017:
film “Tulip Fever”.

“Tulip fever is long gone,
but the paintings remain”
Deborah Moggach

Als drama pakt de film Tulip Fever mij niet helemaal, maar mij
gaat het vooral om de fraaie raamlicht-beelden en de mooie
Sophia in haar blauwe zijden japon, als knipoog naar Vermeer.
Vermeer’s Zittende Clavecimbelspeelster uit de National
Gallery in Londen, draagt ook zo’n weelderige blauwe zijden
japon.

Tulip Fever speelt zich af in een zeventiende-eeuws Amsterdam.
Cornelis Sandvoort (Christoph Waltz) is een rijke koopman die
huwt met het beeldschone weeskind Sophia (Alicia Vikander).
Om zijn onvoorwaardelijke liefde te bewijzen, geeft Cornelis
schilder Jan van Loos (Dane DeHaan) de opdracht om zijn vrouw
en hem samen te portretteren. Het verhaal van een
verboden romance tussen de schilder en Sophia speelt zich af
tegen de achtergrond van de Nederlandse tulpenkoorts.

Een mooi, jong meisje bij het raam, waar het licht mooi is…….
dat is de “signature look” van Vermeer, een gegeven waarop
ik nooit uitgekeken raak. Voor mij is natuurlijk raam-daglicht
het mooiste licht, dat er is.

In de Gouden Eeuw dreef de tulpenmanie menig Nederlander tot
waanzin. Iedereen met genoeg florijnen waagde zich aan de
speculatiehandel. In schimmige kroegen gingen de meest
bijzondere en exotische tulpenrassen onder de hamer, vaak
nog voordat de bollen uitkwamen.

Poserend in een schitterende ultramarijne jurk (het mag gezegd
worden: de kostuums zijn érg mooi) staat Sophia aan de zij van
haar echtgenoot. De twee hebben niet bepaald een gezond
huwelijk, maar ze hebben elkaar wel nodig. Zij dankt haar
status aan Cornelis die haar redde van een armoedig bestaan
als weeskind. Hij wil graag een zoon als erfgenaam op de
wereld zetten.

De ultramarijn-blauwe japon van Sophia in de film Tulip Fever
doet me denken aan mijn eigen foto’s van model Merel als
“Girl in a ultramarine blue dress”, die ik in 2009 maakte.
De japon van blauwe changeant-zijde is gemaakt door costumière
Ceciel van Aalst uit Nijmegen.

Ook heb ik in 2009 een remake gemaakt van Vermeer’s Zittende
Clavecimbelspeelster uit Londen. Model is Merel van den
Nieuwenhof.

De trailer van Tulip Fever is te zien op YouTube: