Categorie archief: film

YASUJIRO OZU EN JOHANNES VERMEER – JAPAN EN VERMEER, EEN ZIELSVERWANTSCHAP VAN STILLE EENVOUD EN OOSTERSE CONTEMPLATIE

Een vraag, gezien bij de televisie-quiz Twee voor Twaalf: “De Japanse film Tokyo Story uit 1953 wordt door veel kenners wereldwijd wel beschouwd als de beste film aller tijden. Wie is de regisseur van deze film ?“ Antwoord: “Yasujiro Ozu”. Getriggerd door dat predikaat “beste film aller tijden” ben ik mij eens gaan verdiepen in de films van deze Ozu, van wie ik eerlijk gezegd nog nooit had gehoord. Tot mijn verbazing stuitte ik op een glaszuivere zielsverwant van mijn geliefde held Johannes Vermeer ! Nu begrijp ik nog weer beter, wat ik al wel wist, waarom Japanners zo van Vermeer houden.

De films van de Japanse filmregisseur Yasujiro Ozu (1903  -1963) waren vóór de jaren 60 zelden in het westen te zien, omdat distributiemaatschappijen dachten dat westerse bioscoopbezoekers, die gewend waren aan snelle spectaculaire Hollywood-actiefilms, wel niets zouden begrijpen van Ozu’s trage, verstilde en ingetogen schoonheid. Zijn handelsmerk is een meer passief observerende dan actief dirigerende manier van filmen: alles is contemplatie, eenvoud en verstilling.

De thema’s van Ozu draaien om de onvermijdelijkheid dat alles verandert in het leven en de vergankelijkheid van het bestaan, wat zijn films een tijdloze, universele uitstraling geeft. Ook de spanning tussen het vasthouden aan de traditie van de familie en de vrijheid die het moderne leven biedt aan het individu, is een steeds terugkerend thema bij Ozu. Behoefte aan verbondenheid en verlangen naar vrijheid.

De Hollandse schilder Johannes Vermeer  en de Japanse filmregisseur Yasujiro Ozu zijn in mijn ogen zielsverwanten: beiden waren in hun eigen tijd redelijk succesvolle kunstenaars, gespecialiseerd in een klein en specifiek genre, waarin ze een mooie jonge vrouw laten zien (als hoofdpersoon en als onderwerp) , die verdiept is in haar dagelijkse bezigheden (bij Ozu: geld, huwelijk, overlijden; bij Vermeer: brieven, muziek, liefde). Beiden situeren hun werken op een vaste locatie (bij Ozu rond Tokyo en Kamakura, bij Vermeer in twee kamers in het huis van zijn schoonmoeder in Delft). Beiden maakten herhaaldelijk gebruik van dezelfde props ( bij Ozu zijn het kommen, theepotten, sake-flessen; bij Vermeer landkaarten, virginalen, parels, een witte wijnkan). Allebei laten ze hun taferelen zich afspelen  binnen een vaste, kleine ruimte, gebruik makend van een bijna obsessieve  aandacht voor details, om als in een spiegel een verrassend breed scala van menselijke ervaringen op te roepen, die de beschouwer aanzetten tot zelfreflectie en meditatie. Ozu en Vermeer zijn meesters van de ingetogen eenvoud, contemplatie en verstilling.

Johannes Vermeer: De Schilderkunst en Meisje met Parel

Johannes Vermeer schildert een kleine binnenwereld van verstild geluk in een Gouden Eeuw, vanuit een diep gevoeld verlangen dat dat geluk altijd precies zo zou moeten kunnen blijven, zoals het toen was, op het hoogtepunt van haar bloei en rijkdom. Eeuwigheid in plaats van vergankelijkheid. Vermeer is eerder een escapist, die aan de werkelijkheid van het dagelijks leven probeert te ontsnappen door diezefde werkelijkheid om te toveren in een ideale droomwereld. Vermeer was in staat om in een vergankelijke wereld een onveranderlijke, dieper liggende schoonheid te zien.

Ozu’s films werden vanaf de late jaren 1940s door filmcritici gunstig ontvangen, met name de drie films uit de zogenaamde “Noriko”-trilogie, met de mooie actrice Setsuko Hara in de hoofdrol.  Late Spring (1949), Early Summer (1951) en Tokyo Story (1953) worden gerekend tot zijn meest geliefde werken, waarbij Tokyo Story door kenners wel algemeen beschouwd wordt als zijn absolute meesterwerk.

Wat maakt Ozu zo goed ?

Ozu films zijn op een indringende wijze bitter-zoet en werken op een bepaalde manier helend voor de ziel. Zijn serene filmtaal is die van de contemplatie. Hij laat je verzinken in diepe gedachten en zelfreflectie. Het kijken naar een Ozu-film is als kijken in een spiegel en verzoent je bijna als vanzelf met je eigen familiegeschiedenis, onvermijdelijke existentiële onzekerheid, vergankelijkheid en eindigheid van het leven. Kortom: de menselijke conditie. C’est la vie.

Yasujiro Ozu had één favoriete actrice: Setsuko Hara, zij was zijn muze en het stralende middelpunt van zijn beroemde “Noriko”-trilogie. Na de dood van Ozu heeft ze geen enkele film meer gemaakt en leidde ze een teruggetrokken bestaan in Kamakura, de woonplaats van Ozu.

Voor Johannes Vermeer was zijn favoriete model zijn eigen vrouw Catharina Bolnes. In de inboedel inventaris-lijst na de dood van Vermeer wordt in de slaapkamer een geel manteltje afgezet met hermelijn bont vermeld, behorende aan “Vrouw Vermeer”. Zij was duidelijk de liefde van zijn leven.

Net als Vermeer bleef Ozu, toen hij eenmaal zijn eigen stijl gevonden had, deze zijn hele leven trouw. Hij week nooit af van zijn techniek en werkwijze. Dezelfde locaties, dezelfde acteurs en dezelfde thema’s keren steeds terug. “Pirouetter sur une idee”, zoals de Franse dichter Mallarmé het noemde.

Als kunstenaar hadden ze kennelijk een natuurlijke behoefte aan vaste patronen, aan vastigheid in hun manier van werken. Zo filmde Ozu altijd met een vaste 50 mm lens, die het meest overeenkomt met het normale zicht van het menselijk oog.

Hun figuren bewonen een kleine, tastbare, besloten wereld. Ozu en Vermeer leggen de nadruk op deze kleine ruimte, waardoor deze een indringende geladen sfeer krijgt. Stilstaande shots van een lege kamer, waar een figuur binnen komt lopen en weer uit beeld loopt. De gebeurtenis mag voorbij zijn, de ruimte blijft. Ze delen een voorkeur voor verstilde, meditatieve momenten in een binnenkamer. Soms met een vredige blik naar buiten door een raam.

Ondanks zijn gelijkmatige stijl, zit er steeds een bedoeling achter elk facet van Ozu’s films, net als in de schilderijen van  Vermeer. Elk onderdeel van film en schilderij zijn geladen met een voelbare, maar raadselachtige betekenis. “There’s something happening here. What it is, ain’t exactly clear”.

Ozu en Vermeer concentreren zich op momenten in het alledaagse leven van gewone mensen in hun eigen tijd. En op relaties tussen mensen, tussen geliefden of binnen een familie.  De techniek van Vermeer en Ozu mag eenvoudig zijn, het is de diepte van die eenvoud, die ons laat zien hoe mooi het leven ondanks alles kan zijn.

Verschil tussen Ozu en Vermeer:

Bij Ozu voert de melancholie de boventoon, bij Vermeer stil geluk en troostende schoonheid.

Ozu legt meer het accent op de vergankelijkheid en gebrokenheid van het leven, een “memento mori” bijna, maar met een zekere lichtheid en naturel. Net als de Hollandse genre stillevenschilders Heda en Claesz uit de 17e Eeuw. Ozu ziet eerder het onvermijdelijke verwelken van de kersenbloesem, dan het bloeien ervan. Zoals de Fransen een stilleven “Nature Morte” noemen. Ozu verbeeldt de melancholie, de vluchtigheid en eindigheid van het bestaan. Voor Ozu is het glas eerder half leeg: alles gaat voorbij. Bij Ozu is het besef van sterfelijkheid en vergankelijkheid steeds voelbaar aanwezig.

Vermeer schildert een mooie jonge vrouw in mooie kleurrijke kleding, als een roos die voor eeuwig jong en mooi blijft. Alles is gaaf en heel bij Vermeer. Het leven op zijn mooist en zoals het altijd zou moeten blijven. De licht-zijde van het menselijk bestaan. Het Hollandse “Stil Leven”. Vermeer verbeeldt de verstilde schoonheid en het licht, als bron van geluk. Een “satisfied mind”. Voor Vermeer is het glas eerder half vol: dat, wat ondanks alles blijft, is de liefde.  Op zijn eigen verstilde manier viert Vermeer het leven.

Vermeer – Het Glas Wijn (detail) uit Berlijn, 1660.

Ozu – Sake-scene uit de film “Late Spring”, 1949.

Een “drinking scene” in de versie van Vermeer en van Ozu.  Veel scenes uit Ozu films doen denken aan alledaagse taferelen in Hollandse genre schilderijen uit de 17e eeuw. Een man en een vrouw bij het drinken van een glas wijn/sake of het schillen van een appel. Scenes uit een “onthaast, langzaam leven”. Of Ozu daadwerkelijk vertrouwd was met de schilderijen van de grote Hollandse 17e eeuwse genreschilders als Vermeer, is, mij althans, niet bekend.

Vermeer en Ozu zijn beiden genre-kunstenaars. In ieder hun eigen genre tonen ze zich op hun eigen manier en in hun eigen specialiteit een ware grootmeester. Ze zijn het soort kunstenaar die “groot geworden is door klein te blijven”.

Vermeer specialiseerde zich als kunstschilder in het genre van Hollandse binnenhuis/interieur taferelen. Ozu legde zich toe op het filmgenre van Gandai-geki: taferelen van gewone mensen in het moderne leven in het naoorlogse Japan. Met name het circle of life-thema, de kloof tussen de jonge en oude generatie binnen een familie

Net als de graficus Escher zag Ozu zichzelf nooit als een kunstenaar, maar eerder als een goede vakman. Hij vergeleek zichzelf liever met een tofoe-maker. “Ik wilde alleen maar goede tofoe maken”.

Ozu’s films zijn contemplatief: Ozu houdt zijn kijkers een spiegel voor, waarin ze hun eigen levenservaringen in kunnen spiegelen.

De mysterieuze “Vaas-shot” in Ozu’s film “Late Spring” uit 1949. Een vaas in het schemerdonker in een kamer van een herberg in Kyoto, met in de achtergrond een met latjes ingekaderd raam en de vage schaduwen van kalm wuivend bamboe in de schemering als enige beweging in het beeld. In de kamer zijn een vader en dochter, genietend van hun laatste dagen samen, voordat de dochter, Noriko, zal gaan trouwen en definitief uit huis zal gaan. Noriko heeft niet zo veel zin om te trouwen, omdat ze haar vader als weduwnaar niet eenzaam achter wil laten. Maar hij staat er op, omdat hij weigert zijn dochter af te houden van het leven dat ze in zijn ogen verdient. Het is duidelijk dat noch de dochter, noch de vader deze verandering eigenlijk van harte wil, de twee zijn intens gelukkig samen en ze willen eigenlijk allebei dat alles precies zo blijft zoals het is, dat er niets verandert.  Maar hij voelt de druk, zowel maatschappelijk en persoonlijk, om nog een man voor haar te vinden voor het te laat is. Je kunt de scene lezen als een tragedie van conservatieve traditionele waarden (het gearrangeerde huwelijk), maar ook als een noodzakelijke maar droevig stemmende stap in de onvermijdelijke kringloop van het leven. De melancholie van een breuk tussen een jongere en een oudere generatie.

Over deze scene met de vaas uit “Late Spring” is op YouTube is deze mooie video te zien “Why Did Ozu Cut To A Vase ?” :

De vaas verschijnt in een sleutelscene, waarin Noriko tenslotte aanvaardt dat alles in haar leven  zal veranderen. Ze staat zichzelf toe de emoties te voelen van haar aanstaande verlies. Haar stralende lach verandert in een berustende, verdrietige peinzende blik.

Wat is de betekenis van deze “break-cut shot” met de vaas ?

De vaas zou kunnen staan voor een diepere Zen-achtige contemplatie, van het besef van de vergankelijkheid  als de ultieme waarheid in het leven. Ook zou de vaas de beschouwer even wat afstand kunnen geven, om niet te veel overspoeld te worden door de opgeroepen emoties. Of misschien is de vaas wel de tijdloosheid zelf. De vaas als symbool voor een diepere waarheid, die niet verandert. Dat wat blijft. Wat eeuwig is.

De beroemde “Vase Shot” in de Ozu film “Late Spring”. Die duikt ineens op tussen twee close up shots van Setsuko Hara. Ozu is een dichter, hij legt de betekenis van de vaas niet  uit. Je voelt de indringende sfeer, dat er iets belangrijks aan het gebeuren is, zonder te weten wat er precies in haar omgaat en waar de vaas precies voor staat.

Net als bij Vermeer vormen objecten bij Ozu bijna een personage op zichzelf, een bezielde voelbare aanwezigheid. Zoals de witte Delftse wijnkan in Vermeers “Glas Wijn’-schilderij in Braunschweig. De witte doek met die prachtige blauwe schaduwen geeft de witte wijnkan een monumentaliteit, die aan de appelstillevens van Cézanne doet denken, of zelfs aan diens favoriete onderwerp, de berg Mont Saint Victoire bij Aix-en-Provence.

Net als in de taferelen van Vermeer gebeurt er weinig in een Ozu-film. Als er sprake is van grote life events, dan blijven die altijd buiten beeld, ze worden alleen gesuggereerd of achteraf terloops medegedeeld in een dialoog. Het leven ontvouwt zich langzaam en traag in verstilde momenten. “Eeuwigh gaat voor oogenblick”.

“Mono No Aware” – letterlijk vertaald: “Het Lijden der Dingen”.

De schoonheid van de vergankelijkheid. Het Japanse Mono No Aware laat zich moeilijk in het nederlands vertalen, het is een diep, onbestemd gevoel van weemoed om wat verdwenen is. Het werk van Ozu straalt een subtiel melancholisch levensgevoel uit, dat alles in het leven voor even oogverblindend mooi kan zijn en tegelijk kwetsbaar en vergankelijk. Zoals de kersenbloesems in bloei in de vroege lente.

De schoonheid en weemoed over de vergankelijkheid van het leven. Al onze ervaringen, alles waar we van houden, is vluchtig, niets is blijvend. In de tijd gaat alles voorbij in de kringloop van het leven. Alles zal ooit sterven en ook weer opnieuw geboren worden.

“Wabi-Sabi”  – “De schoonheid van het onvolmaakte”.

Dit Japanse idee komt het mooist tot uitdrukking in de met goud opgevulde barsten in  een Kintsugi-aardewerk kom.  Dit gegeven doet me ook denken aan die zin van Leonard Cohen: “There’s a crack, a crack in everything. That’s where the light gets in”. Leonard Cohen verbleef lange tijd in een Zen klooster, Mount Baldy Zen Centre bij Los Angeles, bij de Japanse Zen meester Sasaki Roshi.

Het “Tatami-Shot”. Kenmerkend voor Ozu films is het vaste, lage camera standpunt op ooghoogte van een zittende figuur op een Japanse tatami-mat, ongeveer 70 cm boven vloernivo. Deze camera positie imiteert de ooghoogte van de beschouwer, alsof deze midden tussen de acteurs in de scene op een Japanse tatami-mat zit. Met deze cameravoering verhoogt Ozu het gevoel van intimiteit bij de beschouwer, die zo het gevoel krijgt deelgenoot te zijn van de scene, die zich afspeelt.

Soms liet Ozu er zelfs een verhoogde set voor bouwen of maakte hij gebruik van speciaal aangepaste lage statieven voor de filmcamera. Het lage standpunt verleent ook een zekere monumentaliteit aan zijn vrouwenfiguren. 

Ook bij Vermeer bevindt de beschouwer zich op ooghoogte van de zittende figuren in de scene, waardoor het schilderij een intieme uitstraling krijgt.

Vermeer heeft in de meeste van zijn schilderijen ook een vaste oogoogte (de vaste positie van de lens van zijn  camera obscura), in zijn geval de ooghoogte van een zittende figuur op een stoel, ongeveer 110 cm  boven vloer nivo. (In de 17e eeuw waren mensen kleiner en stoelzittingen lager dan nu). Daardoor kijk je vaak letterlijk een beetje van onderop omhoog naar een vrouwenfiguur op, als ze staand wordt afgebeeld, wat haar een krachtige uitstraling geeft.  Alsof ze op een voetstuk wordt gezet. Zoals het Melkmeisje. Een Japanse blogger omschreef Vermeers Melkmeisje treffend als “Zen and the Art of Pouring Milk”

Net als de vrouwen van Vermeer, zijn de vrouwen van Ozu vaak  ingekaderd in een geometrisch Mondrianesk traliewerk van rechte lijnen/orthogonalen en rechthoeken. Ook de figuren van Ozu lijken op beeldschone vlinders gevangen in een zorgvuldig gesponnen geometrisch web van rechte lijnen.

De beelden van Ozu zijn net als bij Vermeer uiterst zorgvuldig, planmatig en nauwgezet in elkaar gezet; van de plaatsing van elk afzonderlijk object in de beeldcompositie tot de precisie van het in elkaar schuiven van de zetstukken tot een geheel van volmaakte harmonie.

Ozu sluit evenals Vermeer zijn figuren op in een vast frame, als in een tableau vivant: alles staat stil binnen een vast kader, alleen de figuren bewegen, alsof ze in een stilstaande foto tot leven komen..

Hij begon als filmregisseur nog met films maken in de tijd van de Silent Movies, en maakte dus nog de overgang naar de geluidsfilm (Talkies) en kleurenfilm mee. Van sommige van zijn zwart-wit films maakte hij zelfs later nog een remake in kleur. Zijn statische filmstijl staat nog dicht bij het stilstaande beeld van de fotografie. Ozu heeft iets van een filmende fotograaf.

Geometrie in een zorgvuldig uitgekiende compositie. Ozu en Vermeer.

Voor Vermeer en Ozu  is het meer de esthetische vorm in hun films/schilderijen, die uitdrukt wat ze willen zeggen, dan het vertellen van een narratief of een anecdote. Montage, fotografie, compositie, licht en kleur bepalen de serene beeldtaal, waarin ze uitdrukken, wat ze te zeggen hebben. Vorm is inhoud.

Obsessieve nadruk op beeldorganisatie. Compositie is alles voor Ozu . Elk scene lijkt welhaast meer op een schilderij dan een filmshot. De precieze ordening en plaatsing van beeldelementen in zijn frames, maakt zijn scenes bijna “mondrianesk” geometrisch. Een kristallijne wereld. Rechte lijnen en rechthoekige vlakken doorsnijden het beeld en creëren ruimtelijke diepte en indeling. Ook menselijke figuren  worden geordend als beeldelementen om het beeld structuur te geven, ongeacht of de afgebeelde ruimte nu leeg of vol is.

Ozu werkt net als Vermeer met een vast, statisch, niet bewegend camerastandpunt vanaf statief. De camera zelf beweegt zelden of nooit bij Ozu. Omdat een bewegende camera in zijn ogen de harmonie in de compositie alleen maar zou verstoren en de structuur uit balans zou stoten.  “Stasis” is zijn credo. Een vaste ordening. Elk shot is een niet bewegend frame binnen een stilstaand kader. De figuren binnen het stilstaande kader zijn de enige elementen in de compositie die bewegen. Of een trein die door een statisch landschap-shot rijdt, een boot die wegvaart over een rivier in een stilstaand frame. Typisch Ozu.

Ozu bedient zich ook graag van “frames within frames” in zijn composities en beelden. Ook Vermeer maakt veelvuldig gebruik van een “schilderij binnen een schilderij” om een subtiele symboliek aan een interieurschilderij toe te voegen.

Net als Gerard Ter Borch, een tijdgenoot van Vermeer, weet Ozu een diepere intense lading mee te geven aan een eenvoudige handeling als het schillen van een appel. Dat is ook wat de Hollandse genreschilders hun tijdloze, universele aantrekkingskracht geeft. Ozu specialiseerde zich ook op een Japans film-genre, dat zich concentreert op het dagelijkse leven van gewone, moderne, naoorlogse Japanners: Gandai-geki, eigentijdse drama’s gesitueerd in de moderne wereld.  De tegenhanger ervan zijn Jidai-Geki films, historische kostuumdrama’s gesitueerd in de Edo-periode van Japan, zoals je die ziet in de klassieke beroemde Ukiyo-e prenten van Hiroshige, Hokusai en Utamaro.

Net zoals Engelsen dol zijn op historische kostuumdrama’s als Downton Abbey en rijk gekostumeerde verfilmingen van beroemde toneelstukken van Shakespeare.

Een Japanse Sake-kan en een Delftse witte wijnkan.

Er zit een beetje Japan en Zen in Vermeer. Delft had met zijn Delfts Blauw een sterke band met het Verre oosten. In wezen is Delfts Blauw ontstaan als een Hollandse imitatie van Chinees porselein. Voor Japanners hebben ook levenloze voorwerpen een ziel. Ook de voorwerpen in Vermeer’s schilderijen lijken bezield met een eigen, voelbaar, maar verborgen innerlijk leven. Een Japanse blogger omschreef Vermeer’s Melkmeisje treffend als: “Zen and the Art of Pouring Milk”. Er zit iets van die oosterse, ingetogen, contemplatieve levenshouding in Vermeer. De stille kracht.

Een echo van Vermeer’s Dentellière in deze filmstill van Ozu.

Net als bij Vermeer zijn de scenes bij Ozu eenvoudig en gebeurt er weinig tot niets. Beiden hebben oog voor de serene schoonheid en de bijzondere contemplatieve kwaliteit van gewone momenten in het alledaagse leven. Ozu weet evenals Vermeer momenten uit de alledaagse werkelijkheid om te toveren in dagdromen van zijn verbeelding.

Ook Ozu maakt gebruik van het traditionele “Doorkijkje”, zoals in deze filmstill uit Ozu’s meesterwerk “Tokyo Story” en Vermeer in zijn schilderij “De Liefdesbrief”. Figuren worden ingekaderd door meubels, voorwerpen of andere figuren, gezien vanuit een andere kamer.

Alles wat er gebeurt bij Ozu, gebeurt binnen het kader van het frame. Het karakter van de afgebeelde figuur wordt volledig en uitsluitend medegedeeld door wat we binnen het beeld zien. Elk relevant onderdeel moet voor Ozu in beeld zijn. Niets gebeurt “off-camera”. Het enige wat waar is en wat er toe doet, is dat wat in beeld  is.  Dat roept het gevoel van een hier en nu-ervaring op. Ozu creëert een gevoel van intimiteit, door alles binnen de grenzen van het beeld te laten gebeuren.

Rechts Setsuko Hara, de favoriete actrice van Yasujiro Ozu, met haar stralende lach, die daarmee in haar rol als Noriko deze scene een paradoxale, mysterieuze lading geeft: met een stralende lach tegenover haar zus bevestigen dat het leven een grote teleurstelling is. Dat familierelaties niet zo liefdevol en van blijvende aard blijken te zijn, als de traditie wel wil doen geloven.  Misschien wil Ozu ook hiermee iets uitdrukken als Amor Fati – Liefde voor het Lot: van het leven leren houden zoals het tot je komt. Niet jij kiest de weg, maar de weg kiest jou.

Of in de woorden van de schrijver Nescio: “Naar God’s bedoeling is het leven eenvoudig”.

Dialoog-shots bij Ozu en Vermeer. Ozu gebruikt bij dialogen vaak eenvoudige direct en-face shots van de acteurs en wisselde die gewoon steeds om en om af, door ze hard af te snijden. Zacht overvloeien, inzoomen en uitzoomen, panning – meetrekken van de camera met een bewegend onderwerp, flashbacks, speciale cameralenzen, aan al die “ingewikkelde technische flauwekul”, daar deed Ozu allemaal niet aan mee.

Zijn filmtechniek is heel verrassend basic en eenvoudig. Net zoals de “fotografische” techniek van Vermeer de eenvoud zelve is. Eenvoud is kenmerk van het ware. Een kunstenaar die echt iets te zeggen heeft, kan dat ook met eenvoudige middelen. “Unplugged”, zonder toeters en bellen.

De Finse film regisseur Aki Kaurismäki bij twee zwart wit foto’s van zijn door hem hogelijk bewonderde voorbeeld Yasujiro Ozu.

Het is een heel dunne lijn waarover Ozu en Vermeer lopen. Zo dun, dat je die in deze tijd niet precies zo kunt leren nalopen, laat staan die lijn als maker kunt navolgen. Hun kunst is onnavolgbaar en onherhaalbaar. Je kunt het alleen als kijker voelen, ervaren. Het is een heel precieze golflengte, een frequentie, waarop je ook als kijker heel nauwkeurig moet afstemmen, om die ene juiste, speciale golflengte te kunnen horen, zien, voelen en ervaren.

In mijn eigen leven lang bezig zijn met Vermeer herken ik mezelf in bovenstaande woorden van de Finse filmregisseur Aki Kaurismäki: “Velen worden geroepen, weinigen uitverkoren”. Ik zal nooit het nivo van Vermeer halen, wat ik ook doe, zelfs niet als ik dat talent had, alles ineens mee zou zitten en alles op z’n plek zou vallen. Maar dat geldt  in wezen ook voor alle “Vermeer-kenners”: ook zij zijn op hun best niet meer dan slippendragers. De echte ster, die volle zalen trekt, is Vermeer. Vermeer is onherhaalbaar. Je kunt als schilder natuurlijk ánders schilderen dan Vermeer, maar precies zó schilderen als Vermeer, met zo’n hoge kwaliteit zo’n rijk oeuvre schilderen en in zo weinig werken zo veel te zeggen hebben. Dat is vandaag de dag geen enkele schilder, hoe succesvol ook,  gegeven. Daarin is hij uniek. Er kan geen “Nieuwe Vermeer” bestaan. Omdat de bron, waaruit Vermeer voortkwam, er niet meer is. Het toeschrijven van succes in de kunst aan eigen kunnen en verdienste wordt tegenwoordig erg overschat. Evenals het artistieke voordeel van hoogontwikkelde technische hulpmiddelen bij het maken van kunst.

Ook met Ai en high tech scanners en al het geld, zelfpromotie en media-aandacht in de wereld, krijg je nog niet vanzelf een Vermeer. Het geheim van “Wat een Vermeer tot een Vermeer maakt” ligt verborgen in die ene rijke bron, die inmiddels niet meer bestaat. Een hedendaagse kunstenaar moet uit een nieuwe, hedendaagse bron tappen. Vermeer had het zeldzame geluk in een Gouden Eeuw te leven. Zonder die Gouden Eeuw was er geen Vermeer geweest. Ook een genie als Vermeer is en blijft ook gewoon een kind van zijn eigen tijd.

Een vaak terugkerend shot in diverse Ozu-films: wasgoed dat te drogen hangt in de wind.

Het meesterlijke Japanse gevoel voor compositie in de beroemde Ukiyo-e prenten van een meester als Utamaro komt hier naar boven bij Ozu. “Ukiyo-e” betekent “prenten uit een vlietende wereld”. In de tijd van de Franse Impressionisten heerste, ook onder de avant garde van toen, de rage van het Japonisme. Met name dat onovertroffen Japanse gevoel voor esthetiek en beeldcompositie blijft tot op de dag van vandaag wereldwijd kunstenaars aanspreken en inspireren. Zo hebben Japanse kunstenaars een zeldzaam feilloos gevoel voor “negative and positive shapes”. Leegte tegenover Vorm. Ook dat zie je terug bij Vermeer. Het visuele besef en inzicht dat het “Niets” een even sterke vorm en aanwezigheid heeft in een beeld als het “Iets”, het Zijn tegenover het Niet-Zijn.

Filmstill van het oudere echtpaar in Ozu’s Tokyo Story, zittend op een kademuur uitkijkend over de wijdse lege ruimte van de eindeloze zee: de nietige kleinheid van de mens tegenover de tijdloze oneindigheid van tijd en ruimte.

Omgeven door de stilte en de rust van de natuur, verankerd aan de voorgevel van het huis van haar oudste zoon, kijkt Tomi (Chieko Higashiyama) in alle rust naar haar kleinzoon spelend met het plukken van gras in de velden, die hen omringen. Dit eenzame, raadselachtige beeld is uit de film Tokyo Story van Yasujiro Ozu uit 1953, wereldwijd beschouwd als het magnum opus van deze filmregisseur. Het verhaal volgt een bejaard echtpaar, gespeeld door Ozu’s vaste acteurs Chishu Ryu en Chieko Higashiyama, die vanuit hun kleine provinciale stadje Onomichi een reis maken naar de bruisende metropool van het naoorlogse Tokyo om nog voor een laatste keer hun inmiddels volwassen kinderen en kleinkinderen te bezoeken. Het oudere echtpaar komt er al gauw achter dat hun kinderen volkomen in beslag genomen worden door hun veeleisende en drukke leven en eigenlijk geen tijd meer willen vrij maken voor hun eigen ouders. Alsof ze al dood zijn, er niet meer toe doen.

Tokyo Story is diep geworteld in Ozu’s  onderzoek naar het alledaagse leven in het naoorlogse Japan van de jaren 50 en tegelijk universeel in zijn zoektocht aangaande uit elkaar vallende familie-relaties, verlies van dierbaren en de teloorgang van de traditie.

Veel Ozu films draaien rond het thema “familie”, de generatiekloof tussen een oudere generatie die vast wil houden aan oude tradities en familiebanden tegenover een jongere generatie die liever de familie wil loslaten en  kiezen voor eigen individuele vrijheid en de geneugten van het moderne leven. Dit staat ook voor de kloof tussen het traditionele Japan en het moderne, westerse Japan. Grote levensvragen en innerlijke dillemma’s verdicht tot eenvoudige scenes met een transcendente lading.

Ozu was nooit getrouwd en had geen kinderen. Hij woonde bij zijn moeder en overleed twee jaar na zijn moeder. Vermeer woonde tot aan zijn dood met zijn vrouw en kinderen in het huis van zijn schoonmoeder in Delft.

Stabilitas Loci : beiden gaven er tijdens hun werkzame leven er de voorkeur aan om op één vaste plaats te verblijven, om daar hun inmiddels tijdloos geworden, wereldwijd geliefde meesterwerken te creëren.

Visueel aantrekkelijke film-affiches van Ozu films met mooie, jonge Japanse vrouwen in verstilde poses in kleur en zwart-wit.

In de YouTube video “Yasujiro Ozu – The Depth of Simplicity” is in bijna alles die artistieke zielsverwantschap te voelen en te ontdekken tussen de filmbeeldtaal van Ozu en de schilderijen van Johannes Vermeer:

Op Youtube is deze scene te zien uit een ander meesterwerk van Ozu – Late Spring, voor hem persoonlijk zijn favoriete film. “Happiness comes only through effort” – Late Spring (1949, Yasujiro Ozu) :

“Mono No Aware” – weemoed om wat verdwenen is –  is ook te vinden in Amerikaanse rock&roll-muziek. Buddy Holly – “Reminiscing” , met de meesterlijke saxofoon van King Curtis, die zich prachtig mengt met de zangstem van Buddy Holly.  Bedrogen en verlaten door zijn geliefde en toch zal hij altijd van haar blijven houden. De waarheid over liefdesverdriet in twee minuten en drie akkoorden. Een juweeltje.

Toen ik dit liedje lang geleden voor het eerst op de radio hoorde, dacht ik in eerste instantie te luisteren naar een mooi Buddy Holly-nummer, dat ik nog niet kende. De prachtige weemoedige melodie en sfeer spraken me meteen aan, alleen verstond ik werkelijk niet één woord van de tekst. Geen wonder, de tekst van het liedje  bleek van een Japanse zanger te zijn….

Kyu Sakamoto – Sukiyaki (ue o Muite Arukou):

VIDEOCLIP “A TRIBUTE TO VERMEER”  VAN FILMMAKER WYTSE KOETSE EN DE STORMACHTIGE OPKOMST VAN KUNSTMATIGE INTELLIGENTIE

Gezien op 10 augustus 2024 op YouTube: de videoclip “A Tribute to Vermeer” van de Amsterdamse filmmaker Wytse Koetse. Bij het maken van deze video maakte de filmmaker gebruik van een Kunstmatige Intelligentie programma Runway Gen-3 om de schilderijen van Vermeer  “tot leven te wekken”. Verstilling komt ineens in beweging. Een fascinerende technologische ontwikkeling.

Artificial Intelligence of Kunstmatige Intelligentie is een digitale nabootsing van menselijke intelligentie door een machine/computer. De opslagcapaciteit, rekenkracht en snelheid van computers is zo groot geworden, dat ze inmiddels zonder tussenkomst van menselijke intelligentie op basis van algoritmes in korte tijd enorme hoeveelheden data kunnen verwerken en tot patroonherkenning en zelfstandig leren in staat zijn. Op basis van het invoeren van één regel tekst (prompt) kan een A.I. programma zelfstandig beelden met een fotografische nauwkeurigheid genereren, die soms nauwelijks van echt te onderscheiden zijn. Af en toe is het jawdropping wat je voorbij ziet komen. De razendsnelle ontwikkelingen van A.I. zijn echter naast fascinerend ook een beetje griezelig.

De Amsterdamse filmmaker Wytse Koetse (44) maakte gebruik van kunstmatige intelligentie (A.I.) om schilderijen van Vermeer tot leven te wekken in zijn recente film ‘A Tribute to Vermeer’. Het kostte hem naar eigen zeggen twee dagen om de videoclip van één minuut in elkaar te zetten met het A.I.-programma Runway Gen-3. Het resultaat toont aan wat er nu anno 2024 allemaal al mogelijk is met van tekst naar beeld genererende A.I.-programma’s. Het is fascinerend om te zien hoe de verstilde schilderijen van Vermeer ineens in beweging komen en door de snelle montage tot éénzelfde wereld lijken samen te smelten. Een lust voor het oog om naar te kijken als Vermeer-liefhebber.

“Wat als je A.I. over Vermeer’s Meisje met de Parel gooit? Dan lacht ze opeens haar tanden bloot en komt ze ineens tot leven als een “écht” meisje van vlees en bloed. We zien het melkmeisje dat ook écht melk giet, het Gezicht op Delft met bootjes die door het water glijden: nog nooit kwamen de schilderijen van Vermeer zo overtuigend tot leven”. De oplettende kijker zal genoeg beeldfouten opmerken, maar het is slechts een kwestie van er nog meer tijd in steken, dat die er ook uit gehaald kunnen worden.

Wat me aanspreekt in de video van Wytse Koetse is dat het klein en compact gehouden is, en best smaakvol en in de geest van Vermeer in elkaar gezet is. Hij combineert de power van A.I. met de beeldtaal van een reclamespot: in één minuut de boodschap van Vermeer neerzetten. Wat ik hem ook na moet geven: de clip is fris, levendig, sprankelend, smaakvol, eigentijds, niet stoffig, belegen, ouderwets.

“A Tribute to Vermeer” heeft de zeggenskracht van een reclame-spot, een movie-trailer. De kunst daarvan is dat je in één minuut het hele verhaal moet kunnen vertellen. Dat is ook wat Vermeer zelf zo goed doet in zijn schilderijen: in één beeld het hele verhaal vertellen. Amerikanen zijn er ook heel goed in met one-liners en puntige commercials. Sommige commercials zijn pareltjes op zichzelf. Speelfilms van minder dan één minuut.

De video “Trbute to Vermeer” is hier te zien op YouTube:

Natuurlijk zijn er ook kritische kanttekeningen te plaatsen:

– “A Tribute to Vermeer” is een juiste titel: de originele schilderijen van Vermeer zijn natuurlijk in artistiek opzicht nog steeds veel beter dan de videoclip. Als je alle originele beeldelementen van Vermeer uit de video zou strippen, wat zou je dan nog over houden ? Wat voegt de maker van de videoclip er zelf kwa eigen beeldtaal en artistieke verbeelding aan toe, als de beelden van Vermeer er al zijn en A.I. al het werk voor hem doet ? De clip staat of valt met Vermeer en A.I.

– Vermeer gaat juist over suspense, verborgen spanning en gevoelens, what’s going on? “Tot leven wekken” haalt die spanning weg: o, ze lacht, ze is blij, nou leuk, en weer dóóóór. Het geeft de clou al weg vóórdat je de grap wilt gaan vertellen. Dan werkt de grap niet meer. Het is juist omdat je niet weet wat ze nou echt voelt, dat je naar Vermeer’s Meisje met de Parel blijft kijken.

De spontaan doorbrekende lach in de A.I. -versie van het  Meisje met de Parel brengt haar misschien dichterbij en meer tot leven, maar de subtiele suspense en mysterie van het originele schilderij gaat ermee verloren. 

Bij Vermeer worden we in het ongewisse gelaten over wat het Meisje met de Parel nou echt voelt en wat er in haar omgaat, en is er alleen die blik in haar ogen. Liefde of geen liefde, dat is de kwestie. In de lachende versie wordt het antwoord al gegeven. Maar zijn raadsels en vragen in de kunst niet interessanter dan antwoorden ? Op het lachende meisje, hoe charmant ook, raak ik toch eerder op uitgekeken. Als vluchtig bewegend beeld in een video is het wel effectief, als stilstaand beeld of schilderij voor contemplatief kijken werkt het minder goed.

– Op Internet zijn al vele voorbeelden te zien van beroemde meesterwerken die digitaal weer “tot leven gewekt” worden. De kwaliteit van dit soort afbeeldingen en video’s zal met Kunstmatige Intelligentie alleen nog maar toenemen en de techniek om ze te maken zal ook voor iederéén beschikbaar komen. Tenslotte kan iederéén “op knopjes drukken”……

     – Ik voorzie in de nabije toekomst juist eerder een tegengestelde trend – zo deze er al niet is – dat veel mensen juist het maken van kunst met je eigen handen weer meer gaan waarderen: bv. het met eigen handen maken van een echt schilderij. Een goed en mooi schilderij maken kan niet iederéén, op knopjes drukken van een machine die al het werk al voor je doet, dat kan wel iedereen. Uiteindelijk geven de gemakkelijk verkregen resultaten van al die snelle tech-gadgets slechts een snelle, korte, oppervlakkige bevrediging, omdat je zelf ergens toch voelt dat de machine bijna al het werk voor je gedaan heeft, niet jij zelf.  Echte bevrediging haal je eerder uit de tijd, energie en het werken met je eigen handen, die je in het maken van een kunstwerk hebt gestopt. Het gevoel dat je zelf iets hebt gemaakt en gecreëerd. Veel mensen verlangen naar Go Slow, een langzamer en eenvoudiger leven, en naar een hobby, waarin ze zelf met hun eigen handen iets kunnen maken. Persoonlijk geeft het eigenhandig maken van een schilderij mij eerder het gevoel dat ik zelf iets gemaakt en gecreëerd heb.  Bij het maken van foto’s als fotograaf heb ik dat al minder, bij A.I. -plaatjes genereren met prompts nóg minder. De machine doet eigenlijk het meeste werk.

Interessant genoeg heeft deze kritiek parallellen met al langer bestaande kritiek op Vermeer’s gebruik van de camera obscura ( “Is het dan niet een soort van goedkoop een plaatje overtrekken, een beetje valsspelen ?” ) en op hedendaagse fotorealistische schilders (  “dat schilderij is niet meer dan een nageschilderde foto, dan had hij net zo goed een foto kunnen maken en een canvasprint kunnen laten uitprinten, ik wil geen nageschilderde foto, ik wil een echt schilderij zien”)

Goed getroffen deze parmantig, met veel bravoure en gevoel voor show, spelende A.I.-klavecimbelspeelster, verleidelijk met veel make up, rode lipstick en mascara en veel parels. Ze lijkt overigens eerder piano te spelen dan klavecimbel. Eerder een Nocturne van Chopin dan een cantate van Bach. Het oogt eerder als een verleidelijke pianiste in een nachtclub dan een schooljuffrouw achter het kerkorgel.

Vermeer laat zijn mooie, jonge vrouwen sprankelen met zijn licht-pointillé’s. Daarom houdt hij ook zo van parels en van kant, Die lenen zich daar bij uitstek heel goed voor.

Het doet me denken aan de “Very sparkly”-scene in de film Rain Man uit 1988, waarin de autist Raymond (Dustin Hofman) in een casino in Las Vegas een mooie vrouw Iris ontmoet en alleen oog heeft voor  haar glinsterende juwelen, waarbij haar minder nobele bedoelingen – hij heeft met zijn fenomenale geheugen zojuist heel veel geld gewonnen met kaartspelen –  hem volledig ontgaan. Zijn wereldwijze broer (Tom Cruise) vraagt hem aan het eind van de scene: “What do you think of Iris, Raymond ?” ”She’s sparkly, definitely very sparkly”. Zo lijkt Vermeer door zijn camera obscura ook naar een mooie jonge vrouw te kijken: als een autist, als een klein kind. Alleen de lichtvonken van het glinsteren van haar juwelen maken indruk op hem en merkt hij op, de rest ontgaat hem. Een louter visuele, maar sprankelende impressie. Een beperkte, maar zuivere, onschuldige blik.

Deze “Very sparkly”- scene uit de film Rain Man is – helaas in niet al te beste beeldkwaliteit – te zien op YouTube:

Van mensen met een autisme-stoornis is bekend dat ze soms in staat kunnen zijn tot een bijna bovenmenselijke concentratie en op één gespecialiseerd vakgebied exceptionele vaardigheden kunnen ontwikkelen.

De Brieflezende vrouw uit Dresden komt ook erg mooi tot leven in de A.I. -video versie. De brief is helaas veel te groot en trekt zo te veel aandacht weg van de mooie jonge vrouw. Zo lijkt ze meer op een secretaresse die op kantoor net uitgeprinte vergaderstukken op A4-formaat doorneemt. Dit is zo’n typische beeldfout in A.I.-gegenereerde beelden. Vergeet niet: de hele video is in slechts een paar dagen in elkaar gezet. Dit soort kinderziekten zullen snel verdwijnen.

Kunstmatige Intelligentie en Tech kun je misschien vergelijken met de nieuwe sound van de electrische gitaar en en nieuwe opnamestudio-technieken in de popmuziek van de jaren ’60.  Kunstmatige Intelligentie zou ook een geheel nieuwe look en beeldtaal kunnen genereren. Eric Clapton kan zowel fantastisch spelen op een klassieke akoestische gitaar als op een Fender Statocaster. Maar hij bespeelt beide wel met zijn eigen handen, virtuoos én met veel gevoel. De Britse kunstenaar David Hockney zweert ook bij “Oog-Hart-Hand”. Tegelijkertijd staat Hockney juist heel erg open voor digitale innovaties, maar ook zijn “I-PAD-schilderijen” maakt hij wel degelijk met de hand. Het eigen handschrift van de kunstenaar geeft de “human touch” aan een kunstwerk. Kunst raakt ons als er sprake is van mens tot mens contact. Technologie is slechts een instrument daarbij. De camera obscura van Vermeer, de Fender Stratocaster van Clapton of de tekentablet-I-PAD van Hockney. Op het moment dat A.I. die “human touch” verliest, wordt het in mijn ogen minder “kunst” en wordt het tijd dat we als mensen ons zorgen moeten gaan maken over de gevaren van A.I. Dat het de menselijke artistieke expressie in de kiem smoort en juist de doodsteek is voor de individuele artistieke vrijheid.

Hoe werkt het?

Wytse maakte gebruik van een programma genaamd Runway Gen-3 om de schilderijen tot leven te wekken. Dat soort programma’s vragen de gebruiker om bepaalde tekst-instructies (zogeheten ‘prompts’), zodat het weet wat het moet maken. Denk daarbij aan een omschrijving van de gewenste beelden, bewegingen en invulling van de achtergrond. Een hele klus volgens Wytse, die twee volledige dagen bezig is geweest om het gewenste eindresultaat te krijgen.

In sommige gevallen moesten de kunstwerken bijvoorbeeld breder zijn dan de daadwerkelijke schilderijen, vanwege de afmetingen van de video. ‘Dan vroeg ik aan A.I.  om de zijkanten in te vullen’, legt Wytse uit. En zo waren er nog veel meer variabelen om uit te werken. ‘Soms geef je geen prompts om te kijken wat dat doet. Daarna ga je met prompts proberen om de A.I.  in de juiste richting te sturen. Ik denk dat ik wel duizenden clips heb gemaakt.’

De Gitaarspeelster in de A.I. -versie heeft het kapsel van de –slecht bewaard gebleven en sleetse – kopie van de Gitaarspeelster in het Philadelphia Museum of Art, niet van het Vermeer origineel in Kenwood House in Londen. In bewegend beeld speelt ze een snelle “riff” op haar gitaar, alsof op een electrische gitaar ze in een rockband speelt, in plaats van op de akoestische barokgitaar van Vermeer.

Het fascinerende aan de bewegende beelden van de Vermeer-dame in het het gele jakje in de A.I. -versie is inderdaad het gevoel dat je naar een echte levende mooie jonge vrouw zit te kijken. In dit fragment blijft de suspense wel behouden, omdat de inhoud van de brief ongewis blijft.

Er woedt een fel debat tussen vóór- en tegenstanders in de beeldende kunstwereld over de spectaculaire ontwikkelingen van Kunstmatige Intelligentie, dat doet denken aan de ophef onder kunstschilders in de 19e eeuw tijdens de opkomst van de fotografie als een nieuwe technologische uitvinding om beelden vast te leggen. Het zou alle kunstschilders brodeloos maken……. Ook nu zijn er veel professionele kunstenaars die Kunstmatige Intelligentie zien als een monster, dat schaamteloos en ongevraagd hun beelden opslorpt om zijn eigen algoritme te voeden. Een gigantisch verdienmodel voor de grote Tech-bedrijven, dat deze bijna ongebreidelde macht geeft. Anderzijds biedt Kunstmatige Intelligentie ook spectaculaire nieuwe mogelijkheden voor nieuwe kunstvormen. Fascinerend en griezelig tegelijk dus.

Er zit nog wel  een heel opvallende fout in de video: in het begin van het A.I.-totaal shot met Het Melkmeisje giet ze de melk vol op de tafel in plaats van in de kom,. In deze close up is het verder wel correct. Door de snelle beeldmontage van de video vallen de meeste beeldfouten niet op en werken ze niet storend. In deze stills uit de video worden nog wel meer verbeterpunten zichtbaar.

De spiraalvorm van het straaltje melk en de stofuitdrukking van het stilleven met de broden eromheen in het originele schilderij van Vermeer is nog veruit superieur aan de A.I. -versie. A.I. maakt er eerder mayonaise, plastic of dikke verf van. Dit is beslist geen melk. Kunst moet niet tot de kitsch van snelle internetplaatjes gemaakt worden. The devil is in the details. In de details valt een beeld gemaakt met kunstmatige intelligentie nog steeds door de mand. Maar de ontwikkelingen gaan ook in dat opzicht bijna griezelig snel. Het is slechts een kwestie van tijd dat A.I. ook perfect tot in de details weet door te dringen.

Kritiek

Wytse Koetse: “Veel reacties van mensen die zeiden dat ik met het werk van Vermeer aan de haal ben gegaan. Maar ik zie het echt als een eerbetoon aan een kunstenaar uit de Gouden Eeuw met technologie uit 2024.’

De algemeen gehoorde kritiek op A.I., dat het werk van kunstenaars zou wegnemen, snapt Wytse tot op zekere hoogte wel. ‘Ik zat vroeger VHS naar VHS te monteren. Toen kon je dat opeens op een computer doen, en daarna kwamen de laptopjes. Toen hadden klanten zelf editing-software. Toen begonnen de editors ook te klagen dat zij werk kwijtraken. Ik zie het zo: het is een nieuw instrument en één waarvan ik denk dat het uiteindelijk heel veel mooie dingen gaat brengen. Toen de stoomtrein opkwam, gingen de koetsiers ook in protest.’

Fotograaf, model, kunstschilder, filmmaker, tekstschrijver, componist, acteur, musicus, theateregisseur, grafisch vormgever  lijken met de komst van A.I. uitstervende creatieve beroepen te worden, omdat ze overbodig worden. Of ze zijn niet meer nodig, of ze worden anoniem opgenomen in het algoritme van A.I.  A.I.  dreigt een vraatzuchtig monster te worden dat alle bestaande beelden en tekst opslokt. Met A.I. is straks iederéén  een “kunstenaar”. Je moet vooralsnog hooguit nog een beetje gevoel hebben voor regie en beeldmontage. Je tikt een tekstregel (prompt) in, die het beeld beschrijft dat je wil maken en A.I. maakt het voor je. Talent is niet meer nodig, kunde evenmin. The machine does the trick for you.

De technologie van Kunstmatige Intelligentie ontwikkelt zich zo razendsnel, dat binnen een paar jaar iederéén dit soort filmpjes kan maken. “Maak je eigen personalized custom-made selfie-video in de stijl van de meesterwerken van Vermeer”.

In de “kunst”-categorie hoort “A Tribute to Vermeer” wat mij betreft nog niet thuis. Daarom noemt de maker zijn videoclip  ook terecht “A Tribute to Vermeer”. Het is meer een promotiespotje voor de originele kunst van Vermeer, in een fris, hedendaags jasje. Als “afgeleide” kunst ook “kunst” wil zijn, dan moet het beter zijn dan het origineel. Dat is hier beslist niet het geval, maar er is verder ook niets mis met een oprechte ode aan Vermeer.

Liefhebbers die juist de verstilde contemplatie en vaste, tijdloze orde in de schilderijen van  Vermeer een verademing vinden in deze steeds sneller veranderende en op hol geslagen wereld, zullen er niet op zitten te wachten dat juist ook Vermeer in die snelle chaotische wereld van de rat race getrokken wordt. Alsof ook die ene oase van stilte en contemplatie van ze afgenomen wordt. Maar dat is puur een kwestie van persoonlijke smaak. En over smaak valt niet te twisten. Anderen zullen het juist lekker verfrissend, vlot, levensecht, sprankelend, eigentijds en vernieuwend vinden, en daar valt ook iets voor te zeggen.

In de A.I. versie van Vermeer´s Meisje met de Rode Hoed moest A.I. stroken aan de zijkanten toevoegen om het beeld in het breedbeeld- videoformaat te laten passen. Hier werd een zonlicht-effect beoogd, net als in het origineel. Het model is geportretteerd in een sensuele, bijna Franse, boudoir-stijl. Zittend voor een Japans-Chinees kamerscherm. Het Meisje met de Rode Hoed van Vermeer zou ook heel wel passen in een 19e eeuwse fotostudio in Parijs met zo’n grote platencamera, een tijd waarin het Japonisme erg in de mode was.

Voorstander

“Daarnaast is het volgens Wytse ook niet zo alsof je een knop indrukt en er een volledige video uit de computer rolt. Hij ziet zichzelf in dit project dan ook als regisseur. ‘Ik heb een bepaalde gedachte en vraag A.I. om dat uit te werken. Maar ik kies zelf de volgorde, de opbouw van de spanning die erin zit, de sound effects, de muziek en allerlei andere kleine aanpassingen.’ De filmmaker geeft aan groot voorstander te zijn van A.I. Hij wil dan ook in de toekomst zeker meer doen met de technologie. Of dat ook weer levende kunstwerken worden, weet hij nog niet. ‘Ik ben wel van plan om een reclame met A.I.  te maken en ga proberen om verhalen tot leven te brengen met A.I. in beeld en geluid.’

Ook ziet Wytse kansen voor instellingen om te doen wat hij doet. Bijvoorbeeld het Rijksmuseum. ‘Ik denk dat zij dit soort levende schilderijen goed kunnen gebruiken om jongere generaties aan te trekken om zich te verdiepen in Vermeer”.

Persoonlijk denk ik dat kunst, die ons raakt, altijd gemaakt is door een mens, niet louter door een machine.

De Ierse zangeres Sinnead O’Connor maakte van een onopvallende originele song van Prince – Nothing Compares 2 U – een indringende en beeldschone muziek videoclip, die haar in één klap wereldberoemd zou maken. ( bijna een half miljárd views alleen al op YouTube ! )

De Britse blueszanger Joe Cocker en regisseur Alfred Hitchcock behoren tot die zeldzame categorie kunstenaars die van een originele, relatief onbekende song of boek een absoluut en spannend meesterwerk kunnen maken. Joe Cocker zong met zijn rauwe doorleefde en expressieve stem bijna alleen maar covers van anderen, maar die zijn wel bijna altijd stukken beter dan het origineel. Iedereen kent zijn legendarisch geworden Woodstock-versie van het Beatles-nummer “With a Little Help From my Friends”.

Weinig mensen zullen ooit de novelle “The Birds” gelezen hebben van Daphne de Maurier uit 1952. Maar iedereen kent de hierop gebaseerde spannende filmthriller “The Birds” uit 1963 van filmregisseur Alfred Hitchcock, the Master of Suspense.

De transitie van traditionele kunstvormen naar Artificiële Intelligentie doet me ook denken aan Bob Dylan “going from acoustic folk to electric rock” op het Newport Folk Festival in 1964. Liefhebbers van folk muziek scholden hem uit voor “Judas” en verrader. Niet iedereen waardeert het als een geliefde kunstenaar de moed heeft een nieuwe weg in te slaan in zijn kunst met een nieuw instrument.

Wat de camera obscura betekende als hulpmiddel voor Vermeer, zou Kunstmatige Intelligentie kunnen gaan betekenen als een nieuwe technologie voor een nieuwe generatie van jonge hedendaagse kunstenaars. Kunstmatige Intelligentie zou zich kunnen ontwikkelen tot een veelbelovende en “tantalizing new tool” en een mooie uitdaging om echt vernieuwende kunstwerken mee te maken. Binnen een paar jaar zou een jonge gast zo maar even iets kunnen maken, wat menig oudere kunstenaar zijn hele leven lang niet gelukt is én dan ook nog veel beter, frisser, levendiger, aansprekender. That’s how it goes, that’s life. If it’s all right for Vermeer, it’s all right for me.

Vermeer-onderzoek en artificial Intelligence

Wat zou A.I.  kunnen betekenen in het Vermeer-onderzoek ? Zo maar een paar suggesties uit de losse pols:

– “educated guess” reconstructies maken van de zeven Verdwenen Vermeers, zoals de Seigneur die zijn handen wast. A.I. zou met een krachtig algoritme de “broncode” van Vermeer kunnen opsporen en van daaruit kunnen komen tot een beeld, zoals het originele verloren gegane meesterwerk er uit gezien zou kunnen hebben..

– “Nieuwe Vermeers”maken in de beeldtaal en geest van Vermeer

– Digitale restauratie van erg sleets geworden en beschadigde Vermeer-schilderijen en deze digitaal  terugbrengen tot hun originele staat. Zonder risicovolle fysieke ingrepen aan het originele schilderij te hoeven doen.

– de met hi-tech-scanners verkregen data gebruiken om met Kunstmatige Intelligentie laag voor laag alle fasen in het creatieve schilderproces van Vermeer zelf tijdens het maken van een van zijn meesterwerken aanschouwelijk  en inzichtelijk te maken. Digitaal over de schouder meekijken van Vermeer als “The Painter At Work”.

Museum-promotie

Misschien zijn dit soort videoclips de manier om de jongere generatie naar de pronkstukken in het Rijksmuseum, het Van Goghmuseum en Stedelijk Museum te krijgen ? Ook al zien veel millennials met hun smartphone Rembrandt en Vermeer nogal eens als louter decor voor hun eigen selfies.

Reclame

Ook Het Melkmeisje zou heel wel door Vermeer bedoeld kunnen zijn als een “reclame-poster avant la lettre” in een bakkerswinkel.  Bijvoorbeeld in de winkel van bakker Van Buyten, waarvan Vermeer zijn brood kocht en waarvan we weten dat hij schilderijen van Vermeer bezat. Overigens is “La Laitière” in Frankrijk een bekend zuivelproduct van Nestlé. In reclame-campagnes worden al veel op Het Melkmeisje van Vermeer geïnspireerde fotoshoots met hedendaagse modellen gebruikt.

De close up van de ogen van het A.I. -Meisje met de Parel in de videoclip is ook een mooie knipoog naar de fotografie. En een ode aan het kijken.

Het laat het scherpstellen van de lens van een fotocamera zien met een shallow depth of field en een mooi “bokeh”-lichtlovertje van het hooglicht in haar oog. Het scherpstellen van onscherp naar scherp. Met de autofocus-functie staat de hedendaagfse smartphone fotograaf daar overigens al lang niet meer bij stil. Elke smartphone foto is scherp. De out-of-focus effecten van een lens in een camera obscura fascineerden Vermeer in hoge mate en zijn op veel plekken in zijn schilderijen voor de oplettende kijker goed waar te nemen. Hij zag de delicate schoonheid van onscherpte, die juist ontstaat door een niet scherpgestelde lens.

Het diffuse zonlicht van Vermeer wordt in de A.I.-versie van Vermeer’s Glas Wijn in Berlijn van Wytse Koetse direct zonlicht, wat meer drama en expressie brengt in de gelaatsuitdrukking van de manfiguur. Het meer diffuus, zachte  Vermeer-daglicht versus het harde Clair-Obscur van Caravaggio. De manfiguur heeft wel een mooie, sprekende “kop”, zoals kunstschilders dat zouden zeggen.

Ik betwijfel overigens dat Wytse Koetse de hele clip in slechts twee dagen in elkaar heeft gezet. Er zal toch veel vóórwerk aan vooraf zijn gegaan. Hij zegt zelf dat ie “duizenden clips heeft gemaakt”, dat zal hij niet in twee dagen gered hebben.

Maar ook Vermeer zelf schilderde waarschijnlijk veel sneller en vlotter dan we geneigd zijn te denken. Persoonlijk denk ik dat hij schilderde in relatief korte schildersessies. Om vervolgens als een schaker steeds na zo’n korte schildersessie de tijd te nemen om te kijken en na te denken over zijn volgende “zet”. Ook bij Vermeer ging verreweg de meeste tijd zitten in het vóórwerk.

In dit Braunschweig “Glas Wijn”  Vermeer detail verdwijnt de subtiele suspense van Vermeer in de A.I. -versie. Natuurlijk is de mannelijke vrijer met het aanbieden van een glas wijn uit op de kus die in de A.I.-versie te zien is – en ook nog wel meer dan dat, denk ik zo. Vermeer laat dat allemaal aan de verbeelding van de beschouwer over. De kleuren zijn met A.I.  trouwens niet zo mooi getroffen en zou ik liever naar het origineel toe kleurgecorrigeerd zien worden met die prachtige blauwen in de witte linnen kraag en manchetten. Daarom blijft handwerk onontbeerlijk. Met mindfulness, aandacht en een goed oog. Een machine heeft geen smaakgevoel voor mooi of lelijk. Een mens wel.

Op een bepaalde manier gaan overigens alle schilderijen van Vermeer over de liefde, in al haar verschijningsvormen. Dat verklaart ook deels zijn universele aantrekkingskracht: (bijna) iedereen houdt van Vermeer.

De onderzoekende blik van Vermeer wordt ook in de houding van de A.I.-astronoom goed getroffen. Maar ik mis hier wel het koele daglicht van Vermeer met die mooie blauwtinten in de draperie. En de expressie van aandacht en concentratie van de astronoom is in het originele schilderij van Vermeer naar mijn smaak veel scherper en preciezer waargenomen en weergegeven.

De Geograaf wordt tegelijk verlicht door een zonnestraal en een briljante gedachte in zijn geest. Einstein’s “Happy Thought” at work. Het Eureka-moment van Archimedes. Het archetype van de onderzoeker, de wetenschapper.

Is Kunstmatige Intelligentie in staat om ooit de “broncode” van de schilderstijl van Vermeer te kraken ? Net zoals schaakcomputers tegenwoordig zo krachtig geworden zijn, dat zelfs de allerbeste grootmeesters van het mondiale schaken er met geen mogelijkheid meer van kunnen winnen ? Is het alleen nog maar wachten op die ene geniale kunstenaar die met behulp van Kunstmatige Intelligentie op een hedendaagse manier het artistieke niveau van Vermeer weet te evenaren ?

Vermeer zelf stond in zijn tijd nog aan het begin van zes baanbrekende revolutionaire technologische innovaties op het gebied van beeldvorming sinds de traditionele olieverf-schilderkunst: Optica/lenzen > Fotografie > Film > Digitale Fotografie > Photoshop > Artificial Intelligence.

Vermeer schilderde in de tijd van de Optische Revolutie van de Lens tijdens de 17e eeuw. Met een camera obscura met een lens, de nog primitieve voorloper van de fotocamera, zonder lichtgevoelige achterwandplaat om het beeld vast te leggen. Pas in de eerste helft van de 19e eeuw werden lichtgevoelige emulsies op basis van zilverzouten ontdekt en toegepast, waarmee het lichtbeeld in de camera langs chemische weg vastgelegd en bewaard kon worden – De Revolutie van de Fotografie. 

Eind 19e eeuw deed het Bewegende Beeld zijn intrede –  de Film-revolutie. Vanaf 1975 begint de Digitale Fotografie, waar de chemische lichtgevoelige emulsie wordt vervangen door een electronische sensor: de Digitale Revolutie. Rond 1990 komt Photoshop op de markt, het eerste volwassen digitale beeldbewerkingsprogramma, waarmee digitale foto´s op een pc nabewerkt kunnen worden tot een nieuwe compositie. De Photoshop Revolutie.  Sinds 2020 zijn de eerste algemeen toegankelijke Artificial Intelligence-tools voor het genereren van  beelden als DALL-E beschikbaar. De Artificial Intelligence-Revolutie. Zowel voor foto als video, stilstaand en bewegend beeld. Met behulp van een zelflerend algoritme kan de gebruiker via een beschrijvende tekst, een prompt, een gewenst beeld genereren. De kwaliteit van deze beelden verbetert zich in een mind-boggling snel tempo. De ontwikkelingen zijn zelfs voor professionals nauwelijks bij te houden. Die snelheid van Kunstmatige Intelligentie kan juist ook haar achilleshiel worden als het om Vermeer gaat. Vermeer is Slow Art, ontstaan vanuit een houding van verstilling en contemplatie. Maar ook Vermeer zelf leefde in een opwindende tijd van snelle groei en nieuwe uitvindingen en ontdekkingen. Even snel met op knopjes drukken kunst van Vermeer-kwaliteit maken, zie ik echter toch niet zo gauw gebeuren. Ook niet met A.I. Soms zit het hebben van te véél mogelijkheden de kunstenaar juist in de weg. Waar in de kunst alles kan, leidt het vaak tot niets of middelmatigheid.

De schilder in zijn atelier, aan het werk om licht te vertalen in verf.  Hier met zijn favoriete kleur blauw van het kostbare Lapis Lazuli. Het Atelier of De Schilderkunst was Vermeer’s favoriete schilderij, dat hij tijdens zijn leven nooit van de hand heeft willen doen. Hier komt de hele wereld van Vermeer en alles, wat hij in huis had, letterlijk en figuurlijk samen. Een eeuwige ode aan de schilderkunst.

Het genie van Vermeer was destijds misschien ook dat hij als een van de eersten de ware potentie zag van de camera obscura met een lens, als een instrument en hulpmiddel om lichtbeelden van de werkelijkheid met een ongekende precisie en natuurgetrouwheid vast te kunnen leggen. Als een door zijn tijdgenoten nauwelijks opgemerkte “profeet” van de fotografie, die zijn tijd bijna twee eeuwen vooruit zou blijken te zijn. Vermeer ontwikkelde een schilder-procédé, waarin hij het lichtbeeld in de camera obscura op een unieke manier wist te vertalen in verf. Van lichtgevoelige chemische emulsies die “zwarten” bij blootstelling aan licht, zoals zilverzouten, die de eerste 19e-eeuwse fotografen als Daguerre zouden ontdekken en toepassen,  had hij (hoogstwaarschijnlijk) nog geen weet.

De hedendaagse echte “nieuwe Vermeer” zou een kunstenaar kunnen zijn, die als een van de eersten de volle potentie en nieuwe mogelijkheden van Kunstmatige Intelligentie doorziet en vanuit een diepe broncode er een geheel nieuwe beeldtaal op weet te ontwikkelen. En daarmee verbazingwekkende nieuwe eigentijdse beelden weet te creëren, die in de buurt van het artistieke niveau van Vermeer zouden kunnen komen.

Er gaan echter ook stemmen op dat de vrije kunsten juist in de wurggreep raken van een door de grote Tech-bedrijven gecreëerd monster en dat Kunstmatige Intelligentie juist de doodsteek voor de kunst zal blijken te zijn en kunstenaars brodeloos zal maken. Maar ja, daar waren de kunstschilders ook bang voor, toen de fotografie als nieuwe technologie om beelden te vast te leggen in opkomst kwam. Angst lijkt me altijd een slechte raadgever.

Als ik een hedendaagse jonge kunstenaar zou zijn, zou ik Kunstmatige Intelligentie juist omarmen en er mijn voordeel mee proberen te doen. Zoals Vermeer de in zijn tijd innovatieve camera obscura en de lens omarmde, om er als kunstschilder de kwaliteit van zijn schilderijen te verbeteren.

In het Gezicht op Delft zien we met Kunstmatige Intelligentie ineens schepen over het in zonlicht glinsterende water glijden. Wat mij opvalt in AI-versies van Vermeer schilderijen  is dat het bewegende beeld “leven” in het schilderij brengt, maar dat het het Vermeerbeeld ook “verrommelt” en de volmaakte verstilde harmonie, orde en rust juist verstoort, die zo typerend zijn voor de originele schilderijen van Vermeer.

Zoals Salieri zei over de muziek van Mozart in de film “Amadeus”: “Displace one note, and there would be diminishment. Displace one phrase, and the structure would fall”. Salieri voegt er nog aan toe: “It was clear to me that sound I heard in the Archbishop’s palace had been no accident. Here again was the very Voice of God !”

Dat gevoel kreeg ik ook steeds weer bij het zien van een nieuwe Vermeer op mijn kunstreizen jaren geleden: dat het licht dat ik voor het eerst zag in het Gezicht op Delft of het Meisje met de Parel in het Mauritshuis geen toeval was geweest. Ook in Wenen, Braunschweig, Berlijn, Dresden, Dublin of New York “there was the very Light of God !”.

Op YouTube is hier nogmaals de videoclip “Tribute to Vermeer” van Wytse Koetse te zien. Daarin zien we ineens het meisje met de parel knipperen en in de lach schieten, de melk van het melkmeisje uitgeschonken worden en schuitjes voorbij trekken door het Gezicht op Delft. Johannes Vermeer lééft, althans: diens werk. Dankzij filmmaker Wytse Koetse en kunstmatige intelligentie. In een uitzending van Omroep West, inclusief een interview met de maker:

Van Vermeer tot Hockney – Het Gebruik van Optische Hulpmiddelen door Oude en Nieuwe Meesters

Gezien op donderdag 3 november 2022 in Teylers Museum in Haarlem: de expositie Hockney’s Eye waarin werken van oude meesters te zien zijn naast de tekeningen, schilderijen, fotomontages en digitale I-Pad schilderijen van de nieuwe meester David Hockney zelf. Hockney kwam in 2001 met een baanbrekende studie “Secret Knowledge”, waarin hij betoogt dat kunstschilders al vanaf de 15e eeuw gebruik maakten van optische hulpmiddelen als spiegels, lenzen, camera obscura en camera lucida. Voor een liefhebber van Vermeer met zijn camera obscura is Hockney een van de meest inspirerende hedendaagse kunstenaars, met zijn experimenten op het snijvlak van fotografie, schilderkunst en digitale beeldtechnieken.

Hoewel David Hockney in zijn Secret Knowledge-project vreemd genoeg relatief weinig aandacht besteedt aan Vermeer en diens gebruik van de camera obscura, zie ik een duidelijke artistieke geestverwantschap tussen beiden. Vermeer die schilderde met een camera obscura en Hockney met een digitale IPad. Beiden staan open voor de nieuwste technologische hulpmiddelen van hun eigen tijd en doen er hun voordeel mee in hun eigen artistieke proces en werkwijze. Hockney betoogt dat in de werken van een kunstenaar altijd sporen terug te vinden zijn van de optische hulpmiddelen waarmee hij heeft gewerkt. Maar hij voegt terecht eraan toe dat het begrijpen van hoe zo’n hulpmiddel werkt nog lang niet de magische schoonheid van een kunstwerk verklaart. De camera obscura op zichzelf maakt nog lang geen Vermeer.

Oude gravure van een camera obscura in de vorm van een tent. Het is een verduisterde kamer met slechts een klein gaatje of lens als lichtopening. Hierdoorheen vallen lichtstralen naar binnen, die op de wand tegenover het gaatje een ondersteboven gekeerde projectie van de buitenwereld vormen. Al in de 16e eeuw wordt de camera obscura beschreven als hulpmiddel voor kunstenaars. Het is een handige manier om een driedimensionaal beeld, zoals een stadsgezicht, interieur of portret, nauwgezet te vertalen naar het platte vlak. Hockney denkt dat veel oude meesters als Caravaggio, Canaletto en Vermeer beïnvloed zijn door de bijna magische schoonheid van deze projecties.

In de BBC TV-documentaire Secret Knowledge uit 2001 is David Hockney te zien in een studio-opstelling met een tableau vivant naar de Bacchus van Caravaggio met een levend kostuummodel. Tegenover het helder verlichte tafereel bevindt zich een verduisterde tent, die fungeert als een camera obscura met een grote lens, waarin Hockney het ondersteboven geprojecteerde lichtbeeld overtrekt op het witte schildersdoek.

Het Teylers Museum in Haarlem behoort wat mij betreft naast het Mauritshuis in Den Haag tot een van de mooiste en oudste musea van Nederland. Het werd in 1784 gesticht als “boek en konstzael” – een openbare gelegenheid voor kunst en wetenschap. Het museum heeft met de Ovale Zaal de oudste Nederlandse museumzaal waarvan het interieur nagenoeg in originele staat behouden is. Het museum is genoemd naar Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778), een rijke Haarlemse laken- en zijdefabrikant en bankier. Als aanhanger van de Verlichting had Pieter Teyler grote belangstelling voor kunst en wetenschap.. Naast het museum is nu ook zijn fraai gerestaureerde woonhuis voor het publiek opengesteld. Juist omdat Hockney zowel kunstenaar en onderzoeker is, komt zijn werk in Teylers Museum erg goed tot zijn recht.

CAMERA OBSCURA SCHILDERIJEN

In een van de woonvertrekken in het Pieter Teylershuis staat een camera obscura opgesteld die uitkijkt op de binnenplaats van het huis. Het afgebeelde schilderij is de Binnenplaats van Teylers Fundatiehuis te Haarlem, geschilderd door Wybrand Hendriks (1744-1831). Achter Teylers Fundatiehuis is nog net een stuk van het dak van de Ovale Zaal te zien met daarop de sterrenwacht. Enkele mensen staan bij de reling en genieten van het uitzicht. Kenners vermoeden dat Hendriks bij het vervaardigen van dit schilderij gebruik maakte van een camera obscura, gezien de ongewone lichteffecten en het perspectief.

Christiaan Andriessen, La Chambre Obscure, Zelfportret met camera obscura, 20 juli 1806. Pen, penseel en grijze inkt. Telescopen, panorama’s, lenzen en projecties waren alomtegenwoordig in het tijdperk direct voor de uitvinding van de fotografie. Een van de meest sprekende bronnen die daarvan getuigen is het dagboek van Christiaan Andriessen (1775-1846) in het Stadsarchief in Amsterdam. De Amsterdamse kunstenaar Christiaan Andriessen portretteerde zichzelf staande met zijn camera obscura in de deuropening van zijn huis. Waarschijnlijk gebruikte hij de camera bij het maken van zijn tekeningen. De basislijnen van een stilstaand beeld zoals een landschap of stadsgezicht zijn op deze manier gemakkelijk over te nemen.

De draagbare versie van de camera obscura. Klassieke mahoniehouten uitschuifbare doos met lens, Engeland, 1709. Met een omkeerspiegel kon het ondersteboven gekeerde projectiebeeld weer rechtop gezet worden en op doorzichtig papier overgetrokken worden, zoals te zien op deze oude gravure van Adolphe Ganot in zijn boek An Elementary Treatise on Physics, 1882.

SPIEGELS, LENZEN EN TELESCOPEN

In de prachtige Ovale Zaal van het Teylers Museum bevinden zich een grote holle en bolle spiegel op een standaard. De holle, concave spiegel heeft een vergrotend effect, de bolle, convexe spiegel geeft een groothoekbeeld, waarin de gehele ruimte juist verkleind is afgebeeld. Bovenstaand schilderij van de Ovale Zaal van Teylers, van de hand van de al eerder genoemde kunstenaar Wybrand Hendriks, is mogelijk vervaardigd met behulp van zo’n bolle spiegel.

“Scioptic ball”, Hoffman, Paris. Deze unieke projectielens werd gebruikt als draaibare lens om het lichtbeeld van een buitentafereel te projecteren op de tegenoverliggende wand van een verduisterde binnenkamer, die zo letterlijk fungeerde als een camera obscura. Daaronder links een model dat de werking van het menselijk oog als een camera obscura aanschouwelijk maakt en rechts de grafische telescoop van de Engelse kunstenaar/uitvinder Cornelius Varley, waarover hieronder meer.

De Grafische Telescoop van kunstenaar/uitvinder Cornelius Varley, Whipple Museum in Cambridge. Bovenstaande landschapstekening van de Exe-vallei vanuit Tiverton in Devon uit 1824 is gemaakt door Varley zelf met behulp van zijn grafische telescoop. De kunstenaar zag door de lens steeds een deel van het uitvergrote landschap. Daardoor is het midden van de voorstelling met veel detail uitgewerkt. Vervolgens gaf hij met het blote oog de rest met schetsmatige lijnen aan.


Model dat de werking van het menselijk oog als een camera obscura aanschouwelijk maakt, 1850-1900, Whipple Museum in Cambridge. Het menselijk oog werkt als een camera obscura. De lichtstralen van de voorwerpen die je ziet, vallen door je pupillen naar binnen, waarna ze via de ooglens ondersteboven worden geprojecteerd op je netvlies. In je hersenen wordt dat beeld vervolgens omgedraaid.

CAMERA LUCIDA – TEKENINGEN

De camera lucida, het instrument dat de Franse kunstenaar Jean Auguste Dominique Ingres (1780-1867) mogelijk gebruikte voor zijn portretten, is in 1806 uitgevonden, en bestaat uit een standaard met een prisma, die de tekenaar vanaf zijn tekentafel op ooghoogte houdt. Zo zie je gelijktijdig het onderwerp dat je wil tekenen en je blad papier voor je. In principe hoef je het dus alleen nog maar over te trekken. Van alle historische optische hulpmiddelen heeft David Hockney zich vooral toegelegd op het leren tekenen met een camera lucida en zich daarbij laten inspireren door de portrettekeningen van Ingres. Het leren schilderen met een camera obscura in de voetsporen van Vermeer is een veel tijdrovender en lastiger opgave, omdat het apparaat groter is dan de camera lucida, een lichtzwakker projectiebeeld geeft en je in het donker moet werken, wat een accurate beoordeling van kleuren en toonwaarden op het schilderdoek zelf bijna onmogelijk maakt. Waarschijnlijk heeft Hockney er om die reden van af gezien, om zelf als kunstenaar verder te experimenteren met de camera obscura van Vermeer. Hockney geeft de voorkeur aan snellere technieken, die sneller resultaat geven. Tim Jenison deed er een half jaar over om één reconstructie te schilderen van de Muziekles van Vermeer. Hockney heeft om begrijpelijke redenen niet de tijd en het geduld voor zo’n langzame werkwijze. Hockney is een kunstenaar die net als de meeste hedendaagse kunstenaars het liefst experimenteert met steeds weer nieuwe concepten en technieken, maar dan wel in dialoog met de oude meesters. Precies dat maakt hem zo interessant als kunstenaar.

David Hockney is een begenadigd tekenaar, maar het lukte hem maar niet om met zijn uit de losse hand en het blote oog getekende ( “eyeballing”) portretten ook maar in de buurt te komen van de tekeningen die de Franse kunstenaar Jean Auguste Dominique Ingres aan het begin van de 19e eeuw heeft gemaakt. Ingres’ portretten zijn zo precies weergegeven dat ze vragen begonnen op te roepen. “Uncannily accurate” noemt Hockney ze. Had de Franse kunstenaar misschien een hulpmiddel gebruikt als de camera lucida ? Dezelfde vraag roepen de schilderijen van Vermeer op, zijn schilderijen vertonen zoveel gelijkenis met de exacte weergave van licht, toonwaarden en lenseffecten in de fotografie, dat velen ervan overtuigd zijn dat hij – tweehonderd jaar vóór de uitvinding van de fotografie – al gebruik moet hebben gemaakt van optische hulpmiddelen als spiegels, lenzen en een camera obscura.

Het gebruik van hulpmiddelen is soms terug te zien in de stijl en handschrift in het werk van een kunstenaar. Hier een tekening van Ingres naast een van Warhol. De tekening van Warhol vertoont alle kenmerken van de overtreklijnen van een projectiebeeld. Hockney ziet dit soort lijnen ook in het onderste deel van de Ingres-tekening. Overtreklijnen zien er anders uit dan de lijnen van een met het blote oog uit de losse hand gemaakte tekening. Bij het overtrekken vergeet je het onderwerp en volg je gewoon vanzelf de contourlijnen in de projectie. Zonder erbij na te denken of te voelen wat het is dat je tekent. De lijnen krijgen een meer abstract karakter. Ook in de schilderijen van Vermeer zie je dat voorwerpen soms oplossen in een abstract patroon van donkere en lichte vlekken.

De mooiste werken van Hockney zelf in deze tentoonstelling zijn misschien wel de twaalf portretten die hij begin 2000 maakte van de suppoosten van de National Gallery in Londen. Hockney, besloot, geïnspireerd door Ingres, de mensen te portretteren die zelf óók bijna bij de collectie horen, met behulp van de camera lucida. Bijna net zo ongemakkelijk poserend als bij een foto, met enorme handen en kleine hoofden. Ter vergelijking zijn hierboven negen portrethoofden van Ingres naast die van Hockney afgebeeld.

DIGITALE IPAD SCHILDERIJEN

In de Grote Schilderijenzaal van Teylers hangen digitale werken van Hockney op beeldschermen tussen de 18e eeuwse schilderijen van oude meesters. Aardige bonus van de digitale mogelijkheden is dat op de digitale beeldschermen een timelapse van het hele ontstaansproces van Hockneys IPad-schilderijen te volgen is. “The Painter at Work”. Ook valt op dat olieverfschilderijen als “opzichtbeelden” lichtzwakker zijn dan “doorzichtbeelden” in een digitaal beeldscherm. Het beeldscherm straalt zelf licht uit, een olieverf reflecteert het licht.

Serie zelfportretten uit 2012 van David Hockney gemaakt op zijn IPad. Hij omarmt nog steeds gretig de nieuwe artistieke mogelijkheden van de digitale media. Ondanks zijn hoge leeftijd van 85 jaar is Hockney nog altijd zeer productief en een inspirerende mediagenieke kunstenaar met een erudiete welbespraaktheid en Brits gevoel voor humor. Een lichtend voorbeeld voor elke échte kunstenaar, voor wie het bereiken van de pensioenleeftijd geen enkele reden is om te stoppen met werken en creëren.

VERSCHUIVENDE PERSPECTIEVEN

Hockney’s eigen perspectiefstudie naar het beroemde landschapschilderij “Laantje in Middelharnis” uit 1689 van de 17e eeuwse Hollandse meester Meindert Hobbema in de National Gallery in Londen. In zijn eigen versie speelt Hockney met andere beelduitsneden en verschuivende perspectieven. Hockney ziet het perspectief als een opeenvolging van losse waarnemingen, die ons brein verbindt tot de sensatie, de visuele ervaring van een landschap.

Video-still uit de video Woldgate Woods, Winter 2010 van een besneeuwde laan in de winter. Door negen videocamera’s met elke een ander gezichtspunt gesynchroniseerd te monteren op een langzaam rijdende auto, ziet de beschouwer dezelfde ruimte vanuit een steeds iets andere hoek binnen één enkel video-kunstwerk. Fascinerend om naar te kijken. De video duurt 49 minuten. Ook vanuit het concept van het verschuivend perspectief. Doet me ook denken aan de rustgevende Slow TV van een camera vanuit een auto of trein die door een landschap rijdt. De eerste keer dat zulke Slow TV in Noorwegen werd uitgezonden was in 2009, met beelden van een 7,5 uur durende treinrit van Bergen naar Oslo. Het bleek tot ieders verrassing een enorme kijkcijferhit…..

PIETER TEYLERS HUIS

Binnenkamers in het Pieter Teylers of Fundatiehuis. Mijn favoriete binnenkamers zijn de met oriëntaals behang en vloerkleed gedecoreerde “oosterse” kamer en het atelier met een mooie Hermeskop en gipsen afgietsel van een Griekse godin. Als Vermeerliefhebber maakt mijn hart altijd een sprongetje in een interieur, waarin natuurlijk, helder daglicht door een raam van opzij naar binnen valt. Dit is het licht dat schilders eeuwenlang geschilderd hebben, naast het kaarslicht, dat heel lang de enige vorm van kunstlicht was.

In deze YouTube video uit de BBC-documentaire van David Hockneys Secret Knowledge uit 2001 is ook een fragment te zien, waarin David Hockney werkt in een camera obscura-opstelling naar een tableau vivant van het schilderij Bacchus van Caravaggio:

Ook op YouTube is deze video te zien – 225 jaar ovale zaal Teylers Museum:

“Portrait de la Jeune Fille en Feu” – Een Film als een Vermeer-schilderij

Gezien op zaterdag 31 juli 2021 bij de VPRO: film Portrait de la Jeune
Fille en Feu, Franse kostuumfilm van regisseuse Céline Sciamma uit 2019.
Sommige tableaus in deze film zijn duidelijk geïnspireerd op de klassieke
schilderkunst. Vermeer, Liotard en Caspar David Friedrich dringen zich aan
mij op. Net als in de schilderijen van Vermeer biedt de film de kijker een
blik in de intieme wereld van een mooie jonge vrouw. Het is een intense,
mooie film over kijken en bekeken worden. Het scenario baseert zich losjes
op het beroemde verhaal van Orpheus en Eurydice.

Héloïse: “Voilà des années
que je rêve de faire ça”
Marianne: “Mourir?”
Héloïse: “Courir”.

Op een afgelegen eiland bij Bretagne aan het einde van de achttiende eeuw,
krijgt kunstenares Marianne de opdracht van een gravin om het huwelijks-
portret van haar jonge dochter Héloïse te schilderen. De eigengereide Hé-
loïse staat niet te springen om het huwelijk, dus maakt Marianne het por-
tret aanvankelijk zonder haar medeweten. Tijdens lange wandelingen aan de
wilde Bretonse kust observeert ze haar model uitvoerig. ’s Nachts werkt
Marianne in het geheim aan het schilderij. In Héloïses laatste dagen van
vrijheid, groeit de aantrekkingskracht tussen de twee vrouwen, totdat uit-
eindelijk de liefde ontvlamt. Prachtig intense en intieme film over blik-
ken. Van de jonge vrouwen naar elkaar, van de regisseur naar haar acteurs,
en van het publiek naar de vrouwen op het scherm.

De film Portrait de la Jeune Fille en Feu uit 2019 is een film, die in we-
zen gaat over de blik en de schilderkunst. Dan is Vermeer dus nooit ver
weg. De wederzijdse blikken van schilderes Marianne en haar model Héloïse
draaien gedurende de hele film om elkaar heen. In de wereld die regisseuse
Céline Sciamma ons voortovert, betekent kijken het hebben van macht en be-
keken worden het gevoel begeerd te worden. De plek waar deze twee blikken
elkaar ontmoeten heet liefde.
Alle hoofdpersonages in de film zijn vrouwen. Héloïse, de uitgehuwelijkte
dochter van de Gravin, schilderes Marianne, die de opdracht krijgt haar
portret te schilderen, en het dienstmeisje Sophie.

Ik hou van Franse films, waarin alles draait om een jong meisje of mooie
jonge vrouw: La Dentellière, La Tourneuse de Pages, Portrait de la Jeune
Fille en Feu, La Belle Noiseuse, Chocolat, Le Fabuleux Destin d’Amélie
Poulain, actrices als Isabelle Huppert en Juliette Binoche in hun jonge
jaren. Ook in de wereld van Vermeer draait alles om een mooi jong meisje
of jonge dame. Om met Proust te spreken: À l’Ombre des Jeunes Filles en
Fleurs, het tweede deel uit À la Recherche du Temps Perdu, waarin de ik-
figuur in een hotel in Normandië een grote liefde opvat voor een jong
meisje.

Omdat Héloïse aanvankelijk niet bereid is om te poseren moet Marianne aan-
vankelijk zelf fungeren als model door de mooie groene zijden japon zelf
aan te trekken en zichzelf te bekijken in een spiegel.
Gaandeweg geeft Héloïse haar verzet op en ontstaat er een sterke weder-
zijdse aantrekking tussen de schilderes en haar model en worden kunstenaar
en model als twee vrouwen verliefd op elkaar.

De ultieme speelfilm over de schilder en zijn model is het ruim drie en
een halfuur durende La Belle Noiseuse (1991), waarin een oude schilder
(Michel Piccoli) een opleving krijgt als hij een jong model (Emmanuelle
Béart, in haar eerste grote rol) voor zijn schildersezel krijgt. Uren-
lang mag de kijker over de schouder van de oude kunstenaar Fernhofer
meekijken en het scheppingsproces met elke penseelstreek meemaken. Een
unieke film en nog steeds een meesterwerk.

De schilderijen en schetsen in de film zijn gemaakt door kunstenares Hélè-
ne Delmaire, waaronder dit portret van Héloïse. Veel ruimte is er in de
film voor prachtige tableaus van de schilderes Marianne en haar model
Héloïse. Een mooie jonge vrouw in kleurrijke kostuum mooi in het licht ge-
zet in een rijk interieur, dat is ook het basisgegeven van de interieur-
schilderijen van Vermeer en van onvolprezen Engelse kostuumdrama’s als
Sense & Sensibility met actrice Kate Winslet (door critici ook wel “Cor-
set Kate” genoemd, door haar vele rollen in kostuumfilms). Het meest beke-
ken schilderij in een speelfilm is ongetwijfeld het olieverfschilderij dat
Jack (Leonardo DiCaprio) maakte van zijn naakte, maar onbereikbare liefde
Rose (Kate Winslet) aan boord van de Titanic. Wie kent niet de zin: “Paint
me like one of your French girls, Jack”………

Deze mooie filmstill van Héloise eenzaam uitkijkend op de woeste rotskust
en branding van de zee in Bretagne doet denken aan het beroemde schilderij
van de Duitse romantische schilder Caspar David Friedrich : “Der Wanderer
über dem Nebelmeer” uit 1818.
Verlangen naar de vrijheid van kunstenares Marianne of het onaantrekkelij-
ke vooruitzicht van haar gedwongen/gearrangeerde huwelijk, dat is het in-
nerlijk conflict van Héloïse.

Filmstill van schilderes Marianne voor een schilderij van Orpheus en Eury-
dice in een museumzaal.
De drie vrouwen – Héloïse, Marianne, and Sophie – lezen het beroemde ver-
haal van Orpheus en Eurydice: Orpheus daalde af in de onderwereld om Ha-
des, de heerser over de doden, te smeken zijn gestorven geliefde aan hem
terug te geven. Diep ontroerd door de wonderschone zang van Orpheus be-
sloot Hades haar weer levend met hem te verenigen, echter op één dwingen-
de voorwaarde: het was Orpheus streng verboden naar zijn geliefde om te
kijken, vóórdat ze samen de bovenwereld van de levenden hadden bereikt.
De drie vrouwen spreken over het centrale onoplosbare raadsel van de le-
gende, (en van de film zelf!): waarom keek Orpheus tóch om ? Was het een
onbedwingbare impuls, iets dat sterker was dan hijzelf ? Of vroeg Eurydice
zelf aan Orpheus naar haar om te kijken, zoals Héloïse suggereert. Mari-
anne geeft een andere , meer interessante verklaring: Orpheus maakte de
keuze van de Dichter in plaats van die van de Minnaar, liever zijn liefde
te laten kristalliseren in één dramatisch moment dan zijn liefde in zijn
verdere leven langzaam te laten opgaan in een monotone, alledaagse stroom
van dagen, weken en jaren.

Detail uit schilderij Orpheus en Eurydice van de Preraphaelitische schil-
der George Frederic Watts, 1880-90.

“Niet ver meer waren zij nog verwijderd
Van de uiterste rand van de aarde
Daar, bezorgd dat ze het niet redt
En uit verlangen haar te zien,
Kijkt hij liefdevol achterom,
En direct glijdt zij terug;
Ook al strekt hij zijn armen uit
En worstelt hij om te pakken
En vastgegrepen te worden,
De ongelukkige pakt niets dan ijle lucht vast.
Al sterft zij nu voor de tweede keer,
Zij maakt haar man geen enkel verwijt
– waarover zou ze zich ook anders beklagen
Dan dat ze bemind wordt ? –
Maar spreekt een laatste “Vaarwel”,
Dat hij nog maar amper kan horen
En valt dan weer terug in dezelfde diepte “
Ovidius, Metamorfosen – Orpheus en Eurydice.

“His longing eyes, impatient, backward cast / To catch a lover’s look, but
look’d his last; / For, instant dying, she again descends, / While he to
empty air his arm extends.” The legend of Orpheus and Eurydice recounts
how Orpheus, the fabled poet and philosopher, violated Hades’ conditions
for his dead lover Eurydice’s release from the underworld by turning to
cast her a forbidden glance, and in doing so condemning her to the Under-
world forever.
This tale has occupied artists – from Ovid to Monteverdi to Jerry Garcia –
across millennia. In Portrait of a Lady on Fire, director Céline Sciamma
presents the story anew. This is a film about looking, and about the desi-
re which innervates the compulsion to look, to keep looking, and, someti-
mes, to look away.
Bron: Eurydice looks back: a review of ‘Portrait of a Lady on Fire’ –
Nicola Morrow, www.star-revue.com

Het laten kristalliseren van zijn liefde in één beslissend, volmaakt mo-
ment vormt ook de kern van de beeldpoëzie van Vermeer. Vermeer maakte on-
miskenbaar de keuze van de dichter, niet die van de minnaar. Het Meisje
met de Parel is het voor altijd gekristalliseerde beeld van het gelaat
van Eurydice, dat hij net als Orpheus heel zijn verdere leven in zich
zou blijven dragen. De dichter Vermeer verkoos het buitengewone beeld
van De Blik boven het gewone leven. Daarom is het Meisje met de Parel
ook geen gewoon portret, maar een gedicht, een metafoor: “ze is als een
parel”.

Deze filmstill met de lezende, in het blauw geklede, schilderes Marianne
doet denken aan Vermeer’s Brieflezende Vrouw in Blauw in het Rijksmuseum
Amsterdam uit 1663. Een duidelijk beeldcitaat.
Soms geeft Portrait de la Jeune Fille en Feu je het gevoel alsof je de
hele film lang naar een schilderij van Vermeer zit te kijken, zo mooi is
de film. De film gaat ook van kil naar warm, van koele afstandelijkheid
naar warme genegenheid tot vurige liefde. Bij Vermeer blijft het vuur
van de liefde ingehouden maar net voelbaar. Dat geeft Vermeer die unieke
verstilde suspense.

De gravin en opdrachtgeefster voor het portretschilderij, waar de film om
draait, is de moeder van Héloïse, Hier moeder en dochter bij hun afscheid
in het statige en aristocratische Bretonse landhuis.
De film lijkt soms een serie van zorgvuldig gecomponeerde en geënsceneerde
tableaux vivants, verstilde en langzame shots, als een gefilmd schilderij.

Net als in de Muziekles van Vermeer in Londen lijkt de vrouw in de film
gevangen in het interieur van haar landhuis in het strak geometrische web
van perspectieflijnen van de ramen en panelen lambrizeringen. Het idee van
de Gouden Kooi dringt zich op: gevangen in haar eigen rijkdom.
En de zee als metafoor voor haar verlangen naar vrijheid.

“Look,
if you look at me,
who do I look at ?”

Portrait de la Jeune Fille en Feu is een prachtig intense en intieme film
over blikken. Van de jonge vrouwen naar elkaar, van de regisseur naar haar
acteurs, en van het publiek naar de vrouwen op het scherm. Ook in de
schilderijen van Vermeer speelt de blik en uitwisseling van blikken altijd
een grote rol in de mise en scène. De blik van de kunstenares en de blik
van de minnares. Het traditionele thema van de Kunstenaar en zijn Model,
hier in de vorm van een in de achttiende eeuw onmogelijke liefde tussen
twee vrouwen.

Sommige stills in de film ogen als een schilderij, waarin licht en sfeer
in zachte contouren in mijn ogen veel suggestiever werken dan de haar-
scherp uitgelichte tableaus. Zoals een schilder het graag ziet. Het
licht laten schilderen. Meer overlaten aan de eigen verbeelding van de
kijker.

De beeldschone blonde Héloïse is een prachtig model. Ook als kijker van
de film valt het je niet moeilijk om verliefd op haar te worden. Iedere
klassieke schilder of fotograaf wenst zich zo’n model.
De lesbische liefde tussen twee vrouwen als kunstenaar en model komt over
als een feministisch manifest, mannen zijn nadrukkelijk afwezig in de
film. Regisseuse Sciamma spiegelt in haar film een bevrijd verlangen in
de ogen van vrouwen. Vanity Fair schreef: “The world looks different when
seen through a woman’s eyes”………

Deze uitwisseling van blikken tussen dienstmeisje Sophie en schilderes
Marianne in de film doet denken aan Vermeer’s Mistress and Maid in de
Frick Collection in New York. Opvallend is dat alle vrouwen in de film
ondanks het standsverschil elkaar als gelijken blijven zien.

Het dienstmeisje Sophie in de film zou zo weggelopen kunnen zijn uit
een pasteltekening van Jean-Étienne Liotard, zoals in dit pastel-por-
tret van Marianne Lavergne, nicht van de kunstenaar, ook wel bekend als
La Liseuse, uit 1746, in de collectie van het Rijksmuseum.

Op YouTube is deze scene uit de film Portrait de la Jeune Fille en Feu
te zien waarin tijdens het poseren het vuur van de liefde de overhand
krijgt tussen kunstenaar en model:

https://www.youtube.com/watch?v=Jui4olDfG0o

Ook op YouTube: de beroemde aria “Che Faró Senza Euridice” uit de opera
Orfeo ed Euridice van Gluck, vertolkt door Luciano Pavarotti:

“The Last Vermeer”- De Emmausgangers: een Valse Vermeer of een Echte Van Meegeren ?

Gelezen en gezien: het boek “De Laatste Vermeer” van schrijver/kunsthisto-
ricus Jonathan Lopez, New York, in een Nederlandse vertaling uit 2020. Het
boek werd losjes en matig verfilmd in “The Last Vermeer”, ook uit 2020. De
media en de pers blijven smullen van sensatieverhalen rond het bedrog van
kunstvervalsingen en vooral van de Van Meegeren-affaire met de “Emmausgan-
gers”, de beroemde Vermeer-vervalsing uit 1937. Hoe kon het gebeuren dat
de hele kunstwereld eind jaren 30 dit schilderij kon uitroepen tot hét
absolute meesterwerk van Vermeer ?

“Ik gaf hen,
wat zij wilden zien”
Han Van Meegeren

“There is always something authentic
concealed in every forgery”
The Best Offer

De spectaculaire en beruchte Van Meegeren-affaire rond de Vermeer-verval-
sing “De Emmausgangers” blijft fascineren. Sinds jaar en dag wordt mees-
tervervalser Han van Meegeren gezien als een dekselse volksheld, die met
zijn Vermeer-vervalsingen het kennersoog van alle experts en het snobisme
van de kunstwereld toch maar mooi te kijk heeft gezet én als kers op de
taart zelfs aan een van de machtigste nazi-leiders tijdens WO II, Hermann
Goering, voor heel veel geld een valse Vermeer durfde te verkopen..

Lopez haalt die mythe onderuit en ontmaskert Van Meegeren daarentegen als
een geniale oplichter, opportunist, kunstzwendelaar, leugenaar, en colla-
borateur met wel degelijk overtuigd fascistoïde nazi-denkbeelden. Het
blijft voor ons hedendaagse oog nog steeds moeilijk voor te stellen dat
bijna alle grote experts en kunsthandelaren in de kunstwereld van zijn
tijd konden geloven dat zijn “Emmausgangers” werkelijk niet alleen een
echte Vermeer kon zijn, maar sterker nog zelfs Vermeers absolute meester-
werk. Maar ook ons hedendaagse oog heeft weer haar eigen nieuwe blinde
vlekken. Het is een publiek geheim dat een derde van alle werken, die
vandaag de dag in omloop zijn in de kunstwereld, vervalsingen zijn……

De serene blik in de schilderijen van Vermeer roept bij velen een diep ge-
voel van liefde op, dat soms aan een religieuze ervaring grenst. Wat Johan
Huizinga ooit mooi verwoordde als “De Heiligheid van het Alledaagse”. On-
getwijfeld had Huizinga daarbij de voelbare spiritualiteit van Vermeers
Melkmeisje voor ogen. Van Meegeren trok de broden en het gebaar van het
Melkmeisje door naar de expliciet bijbelse symboliek van het “heilige ge-
baar” van het breken van het brood door Christus in de Emmausgangers. In
die ongekende populariteit van Vermeer in de jaren 30, die grensde aan
verering, schuilt helaas een gevaar. Ongekende populariteit trekt geld
aan, heel veel geld, en waar veel geld in omgaat, trekt dat vroeg of
laat ook criminelen aan: de kunstvervalser, de malafide kunsthandelaar,
de vercorrumpeerde kunstexpert, de steenrijke verzamelaar, die koste wat
kost een echte Vermeer wil hebben. Liefdevolle verering en kritiekloze
bewondering maakt op den duur blind. Of zoals Einstein het ooit zei:
“Religion without science is blind”.

De meestervervalser van Meegeren wist precies wat de kunstpausen van zijn
tijd als Abraham Bredius in Vermeer wilden zien en naar op zoek waren: een
expliciet religieuze Vermeer. Een Vermeer met de religieuze diepgang van
Rembrandt. En hij gaf ze wat ze wilden: “De Emmausgangers”. Van Meegeren
wist precies de juiste snaar te raken in de tijdgeest van zijn tijd. Om
echt succesvol te zijn, moet er paradoxaal genoeg in iedere meesterver-
valsing een vonk van authenticiteit verborgen zijn. Anders werkt het niet.
De verering, waarmee de Emmausgangers in het schilderij opkijken naar
Christus, die het brood breekt, zo keken Van Meegerens tijdgenoten in
ademloze bewondering naar Het Melkmeisje van Vermeer. Een ervaring, die
ik zelf ook nu nog steeds na kan voelen, als ik het originele Melkmeisje
van Vermeer zie in het Rijksmuseum. “De Heiligheid van het Alledaagse”.
Mooier kan het niet gezegd worden.

“Still a man sees
what he wants to see
and disregards the rest”
Paul Simon

Hoe kon het gebeuren dat de hele kunstwereld eind jaren 30 De Emmausgan-
gers van Van Meegeren kon uitroepen tot het absolute meesterwerk van Ver-
meer ? Welke voorwaarden zijn er voor nodig, om tot zo’n succesvolle ver-
valsing te komen ? Wat waren de geniale meesterzetten van de vervalser
Van Meegerens in zijn Vermeer-vervalsing, waardoor alle experts van grote
reputatie zich om de tuin lieten leiden? En wat dreef Van Meegeren om
zijn kunstenaarschap op te geven voor het metier van schilderijenver-
valser?

– het moet gaan om een immens populaire kunstenaar, zoals Vermeer in de
jaren 30, want die levert de hoogste prijzen op.
– een succesvolle vervalsing moet altijd ook de juiste snaar te raken
binnen de smaak van zijn eigen tijd, een link hebben met het soort schil-
derijen, die in zijn eigen tijd het meest populair, gewild en gezocht
zijn. In van Meegerens geval passen in de tijdgeest in de jaren 30: het
verlangen naar een nog onontdekte “bijbelse Vermeer”, een Vermeer met de
religieuze diepgang van Rembrandt. De vervalser moet weet hebben van wat
er onder de experts van zijn tijd leeft en wat ze graag willen zien. Dat
is hun zwakke plek. Hij moet hun kennersoog misleiden. Het ontdekken van
een nieuw topwerk van Vermeer was (en is nog steeds) de natte droom van
elke Vermeerspecialist.
– de vervalser maakt geen letterlijke kopie of collageschilderij van reeds
bestaande werken van Vermeer,maar creëert een nieuwe, originele compositie
met een voor Vermeer afwijkend, ongebruikelijk, onderwerp, Zo is de ver-
valsing niet te vergelijken met de bestaande echte Vermeers.
– de kunstmarkt moet in een overspannen hausse zitten, waarin exorbitante
prijzen worden betaald voor de echte topstukken van de grootste meesters.
Moordende concurrentie tussen steenrijke verzamelaars en greedy museum-
directeuren, die allemaal de mooiste Vermeer voor zichzelf willen hebben
en zo de prijs opdrijven. Er moet hebzucht zijn, die er om vraagt bedro-
gen te worden.
– in de chaos en verwarring van de WO II was het vergelijken van een
“nieuwe Vermeer” met de originele schilderijen lastig, vaak zelfs prak-
tisch onmogelijk.
– een gefrustreerde, zich miskend voelende, rancuneuze kunstenaar, die
de overstap maakt naar het vak van schilderijenvervalser, omdat daar
heel erg veel meer geld mee te verdienen valt.

– een vervalser die heel goed op de hoogte is van de bestaande chemisch
materiaaltechnische onderzoeksmethoden naar de echtheid van schilde-
rijen door de experts, en in staat is zijn schildertechniek en –materia-
len zo aan te passen, dat de tests van de experts omzeild kunnen worden.
Door in een oven volledig uitgehard bakeliet als bindmiddel te gebruiken
in plaats van lijnolie, omzeilde van Meegeren de alcoholtest, die de nog
onvoldoende uitgeharde lijnolieverf van een schilderijvervalsing in alco-
hol kon oplossen en zo een vervalsing kon blootleggen en ontmaskeren.
– een kunstschilder met een hoog schildertechnisch kunnen en de materiaal-
kennis van een schilderijenrestaurator van topnivo.
– een hoogwaardig netwerk van museumdirecteuren, kunsthandelaren, kunst-
experts, steenrijke privé-verzamelaars, die allemaal op jacht zijn naar
die ene hoofdprijs: dat ene nog onontdekte meesterwerk van Vermeer.

Wat dreef Van Meegeren? Geld, opportunisme en rancune. Van Meegeren was
geniaal in recht praten, wat krom is. Zo wist hij zich in het geruchtma-
kende proces in 1945 van collaborateur tot volksheld te praten, en ook
daar trapte iedereen weer in. Maar in werkelijkheid waren niet alleen zijn
Vermeers vals, maar ook zijn karakter.
De kiem voor zijn rancune en frustratie lag waarschijnlijk in zijn trauma-
tische relatie met zijn strenge vader, die hem als kind opdroeg honderd
keer dezelfde vernederende strafregel te schrijven: “Ik kan niets, Ik weet
niets. Ik ben niets”. Wat in wezen neerkomt op het willen vernietigen en
in de kiem smoren van alle eigenheid, identiteit en bron van creativiteit.
Dat kan de reden zijn waarom Van Meegeren een valse, afgeleide identiteit
aan ging nemen. De wraak op de kunstkenners en critici, die zijn eigen
werk ook tot de grond toe afkraakten, was misschien wel in wezen de ultie-
me wraak op zijn vader. Die diepe, aan haat grenzende rancune is in zijn
eigen werk als kunstenaar gaan zitten. Zijn vader had hem “vals” gemaakt:
en de vervalser Van Meegeren haalde uit wraak meedogenloos zijn gram.

“De jonge Van Meegeren verloor langzaam maar zeker zijn gevoel van roe-
ping. In plaats van moedig door te ploeteren en zijn volle energie te ge-
bruiken voor het maken van zijn eigen schilderijen onder zijn eigen naam,
liet hij een essentieel deel van wie hij was, de authentieke kunstenaar,
langzaam afsterven en koos hij voor een pact met de duivel”
Jonathan Lopez

Van Meegeren stond in zijn tijd als vervalser overigens niet alleen: Bel-
gië kende zijn eigen restaurator/vervalser Jef van der Veken, die Van
Eijcks en Vlaamse Primitieven vervalste. En dan was er ook nog de Ita-
liaanse vervalser Icilio Federico Joni, die met zijn vervalsingen van
13e en 14e eeuwse paneelschilderijen uit de school van Siena furore
maakte. Met name restauratoren – zoals Van Meegerens leermeester in
schilderijenvervalsing Theo van Wijngaarden – hebben vakmatig een goede
basis om vervalser te worden – materiaaltechnische kennis, een vaardige
hand en een breed contacten/netwerk met de kunsthandel en kunstverzame-
laars.

Vervalsingen in de tijd van Vermeer.
Het vervalsen van Nederlandse oude meesters is al begonnen in de Gouden
Eeuw van Vermeer zelf. In zijn overzicht over Hollandse schilders “De
Groote Schouwburgh” schrijft Arnold Houbraken (1660-1719) al dat het niet
ongewoon was dat kunsthandelaren hun mooiste schilderijen door jonge
kunstschilders lieten kopiëren voor de verkoop, maar deze kopieën soms
ook als echt aan nietsvermoedende kopers verkochten, die geen weet had-
den wie het origineel van het werk bezat. Die onfatsoenlijke praktijk
zet zich tot op de dag van vandaag voort; in de jaren negentig liet de
New Yorkse kunsthandelaar Ely Sakhai in het geheim goede kopieën maken
van zijn Gauguins en Renoirs. De originele meesterwerken verkocht hij
in de Verenigde Staten, de duplicaten in Azië, voor ongeveer dezelfde
prijzen. In 2004 werd hij aangeklaagd en veroordeeld wegens fraude.
Onlangs verklaarde de Prins van Liechtenstein, dat hij stopt met het
verzamelen van Oude Meesters, omdat er domweg veel te veel nauwelijks
van echt te onderscheiden vervalsingen van oude meesters in omloop
zijn in de internationale kunsthandel.

“We’re all gonna meet
at that million dollar bash
Ooh, baby, ooh-ee
Ooh, baby, ooh-ee
It’s that million dollar bash”
Bob Dylan

Vervalsingen zijn dus van alle tijden: ook Vermeer zelf had al te maken
met het fenomeen vervalsingen. In 1671, werd Vermeer, die naast kunst-
schilder ook een kunsthandelaar was, samen met andere meesterschilders
waaronder Johannes Jordaens, opgeroepen om hun beoordeling te geven over
de echtheid van 13 betwiste schilderijen, van “Italiaanse meesters”,die
Friedrich Wilhelm, de Keurvorst van Brandenburg aangekocht had via kunst-
handelaar Gerrit van Uylenburgh. Wilhem uitte de beschuldiging dat het
vervalsingen waren en had deze twaalf werken teruggestuurd naar Van Uy-
lenburg. Van Uylenburgh regelde op zijn beurt een contra-expertise.
Constantijn Huygens, de vooraanstaande staatsman en kunstkenner, getuigde
tegenover een notaris dat de schilderijen wel degelijk originele Itali-
aanse schilderijen waren, alhoewel “sommige meer waard zouden kunnen zijn
dan andere”. Jordaens en Vermeer getuigden echter dat de schilderijen
“niet alleen niet en sijn uytmuntende Italiaense schilderien, maer ter
contrarie eenige groote vodden ende slechte schilderien, die op verre na
de tiende part van de voors. uytgetrocke prysen niet weerdich en sijn”.
Dit document werd in 1916 voor het eerst gepubliceerd door uitgerekend
Abraham Bredius, de man die in 1937 Van Meegerens vervalsing De Emmaus-
gangers tot hét meesterwerk van Vermeer zou verklaren…….

“Oog of Chemie? “- Hofstede de Groot
Wie mocht denken dat door hedendaags chemisch-materiaaltechnisch onder-
zoek van de “feiten” alle vervalsingen veilig uit de kunsthandel en musea
geweerd en verwijderd kunnen worden en het “kennersoog” zodoende niet meer
bedrogen kan worden; het tegendeel is waar. Volgens schattingen is een
derde van alle kunstwerken in de hedendaagse kunsthandel, tot aan de muren
van sommige musea toe, een vervalsing. Met name moderne meesters als Ma-
tisse, Chagall, Picasso, Modigliani, Van Dongen, Appel en Magritte zijn
relatief eenvoudig te vervalsen voor een meestervervalser met veel histo-
rische materiaalkennis, een goed oog en een meesterschilderhand. Elke zaak,
waar heel veel geld in omgaat, trekt ook criminelen aan, dus ook de handel
in oude en moderne meesters. Een gedegen echtheidsonderzoek is een kost-
bare zaak, en blijft voorbehouden aan werken in het topsegment van de
kunsthandel. In alle kunsthandel die daar kwa prijs onder zit, kan een
goede vervalser vrij gemakkelijk wegkomen met zijn vervalsingen en een
lucratieve business hebben. U vraagt, wij leveren.
Nederland kende in Geert Jan Jansen een “nieuwe Van Meegeren” met zijn
valse Picasso’s, Appels en Chagalls. Maar in vergelijking met Vermeer-
schilderijen zijn moderne meesters veel sneller en eenvoudiger te verval-
sen. Van Meegeren speelde dus het hoogste spel en slaagde erin de heilige
graal van alle meestervervalsers te vervalsen: Vermeer. Originele Vermeer-
schilderijen zijn extreem zeldzaam en van een uitzonderlijk hoge
kwaliteit.

Het eigen werk van Van Meegeren.

Het Hertje van Van Meegeren, 1921, een reproductie van deze tekening hing
bij één op de vijf huishoudens aan de muur. Dit was voor het grote publiek
zijn bekendste werk. En – ironisch genoeg voor mij als Vermeerliefhebber –
hing het ook vroeger in mijn eigen ouderlijk huis…….
Het eigen werk van Van Meegeren ademt, net als de meeste van zijn verval-
singen, een sentimentele, zo niet naargeestige sfeer. Dat sentimentele
hertje, die zware mazi/koppen in zijn ´eigen´ bijbelse Vermeers, deca-
dente, ordinaire vrouwen, doodskoppen, die omslag van het tijdschrift De
Kemphaan met die aggressieve grijns. Dat staat mijlenver af van de serene
blik van Vermeer. De critici hadden achteraf wel degelijk gelijk wat het
eigen werk van Van Meegeren betreft. Het moet gezegd: zijn portretten
zijn vaak wel raak en vlot geschilderd, maar verder niet bijster origi-
neel. Zijn eigen werk heeft een negatieve uitstraling en is van middel-
matige kwaliteit. Hij was gewiekst, streetwise, slim en handig in de han-
del, maar een groot kunstenaar, nee. De tijd heeft hem als kunstenaar lang
en breed ingehaald….. De meeste van zijn Vermeer-vervalsingen vind ik
gewoon lelijk en gedateerd, soms zelfs de een nog belachelijker dan de
andere. Maar hij was er wel schathemeltje rijk mee geworden; alleen al in
Amsterdam bezat hij 57 huizen, zelf woonde hij in het statige grachtenpand
Keizersgracht 321, “Het Rode Huis” en kon hij een leven in decadente luxe
leiden met veel feesten, drank en vrouwen. Lef en bravoure kan hem niet
ontzegd worden.
Het verhaal van de bizarre verwikkelingen rond zijn vervalsingen blijft
op zichzelf wel fascineren, het is het scenario van een ijzersterke psy-
chologische thriller of misdaadroman. Het is geen toeval, dat er nog
steeds boeken en films over hem verschijnen.

Kopie van Dirck van Baburens “Koppelaarster” door Van Meegeren. Deze ko-
pie bevindt zich nu in het Courtauld Institute of Art in Londen.
Vermeer verwerkte het originele schilderij van Baburen uit de collectie
van zijn schoonmoeder in zijn eigen schilderijen “Het Concert” en de
“Zittende Klavecimbelspeelster”.

De Vermeer-vervalsingen van Van Meegeren laten zich indelen in drie
perioden:
1) De Amerikaanse Vermeer-vervalsingen.
1924-1930 Vermeervervalsingen in samenwerking met zijn mentor Theo
van Wijngaarden, verkocht aan steenrijke Amerikaanse verzamelaars.
2) De “Collage-Vermeers” uit zijn Franse periode
1932-1936 Collage-schilderijen met elementen uit bekende Vermeer-
schilderijen, deels verkocht, deels nooit op de markt gebracht.
3) De “bijbelse Vermeers”
1937–1945 De “Bijbelse Vermeers”- vervalsingen in een door Van
Meegeren zelf verzonnen “onbekende” stijl van de vroege Vermeer:
De Emmausgangers was het meesterstuk van de “Bijbelse Vermeers”.
Allemaal verkocht aan Museum Boijmans, steenrijke Rotterdamse haven-
baronnen en aan Nazi-kopstuk Hermann Goering voor miljoenen.

1) De Amerikaanse Vermeer-vervalsingen:
1924-1930 Vermeervervalsingen in samenwerking met zijn mentor Theo van
Wijngaarden, verkocht aan rijke Amerikaanse verzamelaars.

Meisje met Blauwe Strik, 1924
Vervalser: onbekende Vermeer-navolger -Van Meegeren/Van Wijngaarden ?
Echtheidscertificaat: Von Bode/Valentiner
Kunsthandelaar: Joseph Duveen
Koper: Charlotte Hyden
Huidige verblijfplaats: Privécollectie Charlotte Hyden Glens Falls,
New York

Door Wilhelm von Bode en Valentiner, directeur van het Kaiser Friedrich
Museum in Berlijn, als een echte Vermeer gecertificeerd. Het meisje lijkt
wel stijf vastgebonden in een dwangbuis. Hoewel het altijd moeilijk is
een schilderij te beoordelen vanaf een matige reproductie, lijkt het
in niets op een Vermeer.

Lezende Jonge Vrouw, 1925-27. Verkocht voor 134.000 dollar.
Vervalser: Onbekende navolger of Van Meegeren/Van Wijngaarden
Echtheidscertificaat: Hofstede de Groot
Kunsthandelaar: Wildenstein
Koper: Jules Bache
Huidige verblijfplaats: depot Metropolitan Museum of Art, New York
Waarschijnlijk een vervalsing van Van Meegerens mentor Theo van Wijn-
gaarden, die hem inwijdde in het metier van schilderijenvervalser.

Kantwerkster, 1925 Verkocht voor 37.000 pond, tien miljoen in hedendaagse
euro’s.
Vervalser: Onbekende navolger of Van Meegeren/Van Wijngaarden
Echtheidcertificaat expert: Von Bode, Friedländer, Plietzsch
Kunsthandelaar: Joseph Duveen
Koper: Andrew W. Mellon
Huidige verblijfplaats: in depot National Gallery of Art, Washington

De vergelijking met Vermeers briljante delicate Dentellière in het Louvre,
maakt elke vergelijking met deze stijve Kantwerkster-Vermeervervalsing
overbodig.

De rijke Engelse kunstverzamelaar Theodore Ward en de Amerikaanse kunst-
handelaar Joseph Duveen.
Theodore Ward liet een complete “Vermeer Room” inrichten in zijn huis aan
Finchley Road in Londen, compleet met zwart wit tegelvloer, eikenhouten
meubels, schilderijen in ebbenhouten lijsten aan witgepleisterde muren,
glas-in-lood ramen met luiken en rustiek balkenplafond. Van Meegeren was
persoonlijk bevriend met Theodore Ward. Bovenstaand portret van Ward is
van zijn hand.
Van de beroemde kunsthandelaar Duveen uit New York is de uitspraak:
”Europe has a great deal of art, America has a great deal of money”. Hij
speelde ongewild een grote rol bij de verkoop van Vermeer-vervalsingen.
Één aangeboden Vermeer weigerde hij: Het Meisje met de Rode Hoed. En dat
was nou net een echte Vermeer…….

Lachend Meisje, 1925. Verkocht voor 18.000 pond, vijf miljoen in heden-
daagse euro’s.
Vervalser: Onbekende navolger of Van Meegeren/Van Wijngaarden
Echtheidcertificaat expert: Wilhelm von Bode
Kunsthandelaar: Joseph Duveen
Koper: Andrew W. Mellon
Huidige verblijfplaats: in depot National Gallery of Art, Washington

Deze Vermeer-vervalsingen – De Kantwerkster en Lachend Meisje – zijn waar-
schijnlijk van de hand van een samenwerking tussen Han van Meegeren en
restaurator/vervalser Theo van Wijngaarden. Van Meegeren had als kunst-
schilder een vlotte hand van schilderen, Van Wijngaarden had als restau-
rator een grondige kennis van materiaalgebruik in schilderijen van oude
meesters en een groot netwerk van kunsthandelaren en rijke kunstverzame-
laars. Deze twee valse Vermeers werden voor veel geld verkocht aan de
rijke Amerikaanse verzamelaar Andrew W. Mellon, die ze later schonk aan
de National Gallery in Washington, waar ze nog lang als Vermeers op zaal
hebben gehangen en nu nog altijd in depot bewaard worden.
Van Meegeren kreeg in die tijd foute vrienden, waaronder de restaurator-
vervalser Theo van Wijngaarden en de louche kunsthandelaar Leo Nardus.
De toeschrijving aan Vermeer van de “Amerikaanse” Vermeer-vervalsingen
vind ik nog veel onbegrijpelijker dan in het geval van de Emmausgangers.
Dit zijn gewoon bijna belachelijk slechte schilderijen. In het land der
blinden moet Eenoog koning zijn geweest. Naast het Meisje met de Parel,
waar het Lachend Meisje duidelijk van is afgeleid, zakt het meteen
volledig door het ijs.

“Greta Garbo”-Vermeer, rond 1930 (rechts)
Vervalser: Onbekende navolger of Van Meegeren
Echtheidcertificaat expert: Friedländer, Plietzsch
Kunsthandelaar: Paul Cassirer
Koper: baron Thyssen-Bornemisza
Huidige verblijfplaats: in depot Museo Thyssen-Bornemisza, Madrid

Een aantrekkelijke vervalsing moet ook de eigen tijd aanspreken. Er klinkt
nog iets van de zwierige “Roaring Twenties” door in deze Van Meegeren ver-
valsing, de “Greta Garbo”-Vermeer. Aangekocht door baron Thyssen-Borne-
misza voor een onbekend bedrag.
Het portret links is een originele Van Meegeren, een portret van zijn
tweede vrouw, actrice Jo Oerlemans. Zijn portretten vormen nog het beste
deel van zijn eigen oeuvre.

2) De “Collage-Vermeers” uit zijn Franse periode:
1932-1936 Collage-schilderijen met elementen uit bekende Vermeer-schil-
derijen, deels verkocht, deels nooit op de markt gebracht.

Dame en Heer aan het Spinet, 1932.
Vervalser: Van Meegeren
Echtheidcertificaat expert: Bredius
Kunsthandelaar: Katz
Koper: verkocht voor onbekend bedrag.
Huidige verblijfplaats: Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Rijswijk.
De aandachtige beschouwer zal opmerken dat Van Meegeren deze “nieuwe” Ver-
meer in een collage samenstelde van delen uit echte Vermeers: Het Concert
in Boston, De Schilderkunst uit Wenen en het klavecimbel uit De Staande
Klavecimbelspeelster uit Londen.
Met dit schilderij bereikte Van Meegeren zijn grote doorbraak als verval-
ser in materiaaltechnisch opzicht – schilderen met bakeliet ipv met lijn-
olie als bindmiddel voor zijn verf. Hij moest immers een materiaaltech-
nische oplossing vinden voor de alcoholtest. Recent in olieverf geschil-
derde vervalsingen kunnen ontmaskerd worden door met een in alcohol ge-
doopt doekje over de verflaag te wrijven. Vers opgedroogde olieverf lost
op in alcohol, eeuwenoude, doorgedroogde en uitgeharde olieverf in ze-
ventiende eeuwse schilderijen niet. Bakeliet is een kunsthars, die na
bakken in een oven keihard wordt, net als eeuwenoude olieverf.

Citerspelende Vrouw, 1935-36
Vervalser: Van Meegeren
Huidige verblijfplaats: Rijksmuseum Amsterdam
In de Citerspelende Vrouw lijken delen van De Muziekles uit Londen, De
Luitspeelster uit New York en De Soldaat en het Lachende Meisje uit
de Frick Collection in New York samengevoegd tot een “collage-
Vermeer”.

Muzieklezende Vrouw, 1935-36
Vervalser: Van Meegeren
Huidige verblijfplaats: Rijksmuseum Amsterdam

Deze twee vervalsingen zijn nooit verkocht, Van Meegeren hield ze destijds
onder zich in zijn atelier in Frankrijk. Van Meegeren besefte maar al te
goed, dat een te letterlijke “Vermeer” in de vorm van een “creatieve
kopie”, een collage van delen uit echte Vermeers, als vervalsing te door-
zichtig en onverkoopbaar zou blijken. Toch vind ik deze studies nog de
mooiste van al zijn Vermeervervalsingen, omdat ze nog het dichtst bij
Vermeer staan. Het zijn “net niet”-Vermeers, en in het geval van Vermeer
betekent dat toch: hoe dichterbij je komt, des te beter je het verschil
kunt zien. Omdat je ze gemakkelijk kunt vergelijken met de overbekende
echte Vermeerschilderijen, zoals de Brieflezende Vrouw in Blauw in het
Rijksmuseum. Maar in deze schilderijen bespeur ik wel nog een laatste
glimp van de echte Vermeer-liefhebber in Van Meegeren.

3) De ”Bijbelse Vermeers”:
1937–1945 De “Bijbelse Vermeer”-vervalsingen in een door Van Meegeren zelf
verzonnen en ontwikkelde “onbekende” stijl van de vroege Vermeer, die zou
leiden tot zijn meestervervalsing De Emmausgangers en de “Bijbelse Ver-
meers”. Verkocht aan Museum Boijmans, Rotterdamse havenbaronnen en aan
Nazi-kopstuk Hermann Goering.

De Emmausgangers, 1937, geschilderd in Frankrijk
Verkocht aan Hannema voor Museum Boijmans van Beuningen voor 520.000
gulden.
Vervalser: Van Meegeren
Echtheidcertificaat expert: Abraham Bredius en Schmidt-Degener
Kunsthandelaar: Hoogendijk
Koper: Dirk Hannema, namens Museum Boijmans van Beuningen met steun
Vereniging Rembrandt
Huidige verblijfplaats: Museum Boijmans van Beuningen

Dirk Hannema, directeur Boijmansmuseum Rotterdam, Abraham Bredius, Ver-
meerkenner, Schmidt-Degener, directeur Rijksmuseum Amsterdam.
Van Meegeren wist dat Vermeer/kenners als Bredius nog steeds op zoek wa-
ren naar nog onontdekte Bijbelse Vermeers uit zijn vroege periode. En gaf
hen precies de doeken, waarvan hij al wist dat zij die graag wilden zien:
een Vermeer met de bijbelse diepgang van Rembrandt.
Een succesvolle meestervervalser zoekt altijd de juiste snaar te raken
binnen de smaak van zijn eigen tijd. Het soort schilderijen, die voor zijn
eigen tijd het meest aantrekkelijk, populair, gewild en gezocht zijn.

Bredius zocht naar een religieus schilderij van de vroege Vermeer, waarin
deze nog onder invloed stond van de Utrechtse Caravaggisten, die zich
lieten inspireren door de Italiaanse schilder Caravaggio.
Van Meegeren koos met de Emmausgangers precies het juiste onderwerp, en
liet zich daarbij leiden door een van de twee versies van Caravaggio,
die in het Brera Museum in Milaan. Zoals de passanten in Emmaus ineens
oog in oog stonden met Christus zelf en Hem herkenden, die ervaring wil-
den kenners als Bredius hebben met hun geliefde Vermeer: oog in oog staan
met een tot dan toe onbekende, nieuwe en vooral bijbelse Vermeer. En zo
beschrijft Bredius het precies in zijn artikel in het gezaghebbende Bur-
lington Magazine over de ontdekking van “A New Vermeer”. Van Meegeren gaf
hen precies wat ze wilden zien. Het Breken van het Brood als Huizinga´s
“Heiligheid van het Alledaagse”.

In 1937 dook een bijbels schilderij van Vermeer, De Emmausgangers, uit het
niets op.
Dr. Abraham Bredius, directeur van het Mauritshuis en Vermeer-kenner, er-
kende de authenticiteit van het kunstwerk, D. Hannema, directeur van museum
Boymans, zorgde dat het voor ruim een half miljoen door zijn museum werd
verworven. Abraham Bredius had al eerder twee nieuwe Vermeers ontdekt: De
Allegorie van het Geloof en Christus in het Huis van Martha en Maria. Maar
dat zijn geen top-Vermeers. Hij wilde nog een grote klapper maken met de
hoofdprijs: een absoluut meesterwerk van Vermeer met een religieus/bijbels
onderwerp.

Artikel van Abraham Bredius over de “nieuw ontdekte Vermeer” in Burlington
Magazine in 1937.

“Dr. Bredius publiceert zijn hoogdravende bevindingen als eerste: ‘Het is
een heerlijk moment in het leven van een kunstminnaar als hij zichzelf
plotseling geconfronteerd ziet met een tot nu toe onbekend schilderij van
een grote meester, onaangeraakt, op het originele linnen en zonder enige
restauratie, precies zoals het de studio van de kunstenaar heeft verlaten!
Noch de prachtige signatuur “I. V. Meer” (“I. V. M.” in monogram), noch
het pointille op het brood dat Christus zegent, is nodig om ons te over-
tuigen dat wij hier te doen hebben met het meesterwerk van Johannes
Vermeer.’ Zijn lyrische beschrijving van het werk besluit hij met: ‘In
geen enkel werk van de grote Delftse meester vinden wij zulk een gevoel,
zulk een diep begrip voor het bijbelse verhaal – een gevoel zo nobel
menselijk tot uitdrukking gebracht in de hoogste kunstvorm.’
De jubel is unaniem. ‘Dit onuitsprekelijk schoone schilderij berust op de
gemoedsbeweging, opgewekt door het verinnigd beleven, het kinderlijk zui-
ver begrijpen en aanvaarden van het zijn. Dit werk is geschilderd met de
ziel, een ziel zoo onvertroebeld als men maar zelden mag ontmoeten. Het
is verzadigd van stilte, evenwicht, rust. Het menschelijk leven is hier
getransformeerd’, schrijft Victor van Vriesland met het pathos van zijn
tijd in De Groene Amsterdammer. ‘Een werk, waarin een schilder zich uit-
schildert, waarin hij zich in den werkelijke zin van het woord uitput.
Een hoogte, die in menig opzicht als een einde kan worden gezien’, juicht
Hammacher. Het bijbelse verhaal is gesublimeerd, roept Hannema; alle grote
eigenschappen van de schilder zijn in het werk verenigd, fluistert Hef-
ting; het schoonste wellicht dat Vermeer geschilderd heeft, weet Van Tie-
nen; een nobeler schepping heeft de kunst misschien nimmer voortgebracht,
roept Hannema nog luider.
De jubel verstomde toen in 1945 bleek dat De Emmausgangers, het hoogte-
punt uit de collectie van het Boymans, een ordinaire vervalsing was van
de hand van Han van Meegeren, schilder van zoetsappige hertjes, poezen,
geitjes en niet onverdienstelijke portretten”.

Bron: Xandra Schutte – “De Hand van de Meester en die van de Vervalser”
in De Groene Amsterdammer, 1996.

De koppige Hannema bleef zelfs tot aan zijn dood in 1984 , in weerwil van
al het overtuigend wetenschappelijk bewijs van onderzoekers Van Dantzig
en Coremans, geloven dat de Emmausgangers wel degelijk een echte Vermeer
was……

Van Meegerens succes met De Emmausgangers als Vermeervervalsing is van
een bijna duivelse genialiteit: waar Bredius de “glans van het echte en
ware in Vermeer” dacht te zien, keek hij in feite naar een ordinaire
vervalsing van Van Meegeren. Als vervalsing was het een psychologische
meesterzet, die Van Meegeren nooit meer zou overtreffen. Een valse
Vermeer, maar een echte Van Meegeren.

Christuskop, 1940-41. Verkocht via kunsthandel Hoogendijk voor 475.000
gulden.
Vervalser: Van Meegeren
Kunsthandelaar: Hoogendijk
Huidige verblijfplaats: depot Museum Boijmans van Beuningen

Een studie van de Christuskop in de Emmausgangers.

Laatste Avondmaal, 1940-41
Vervalser: Van Meegeren
Kunsthandelaar: Hoogendijk
Koper: Daniel G. van Beuningen
Huidige verblijfplaats: Deventer Collectie

Van Meegeren bleef in dezelfde stijl doorgaan met zijn Vermeervervalsin-
gen, maar zou nooit meer het nivo van de Emmausgangers bereiken. De Em-
mausgangers was echter wel het ijkpunt, waarmee de kenners zijn “vervolg-
Vermeers” konden vergelijken: ze waren duidelijk van dezelfde hand. Alleen
niet die van Vermeer, maar van Van Meegeren. Hij had ze alle experts in
zijn zelfverzonnen vroege Vermeer-stijl laten geloven, wat op zich een
prestatie van formaat is.
Deze vervalsingen zakten gaandeweg kwalitatief wel naar een steeds be-
denkelijker nivo. Wat Vermeer van deze lelijke en slechte schilderijen
gevonden zou hebben? In zijn eigen woorden:
“eenige groote vodden ende slechte schilderien, die op verre na de
tiende part van de voors. uytgetrocke prysen niet weerdich en sijn”

De Voetwassing, 1941
Vervalser: Van Meegeren
Kunsthandelaar: De Boer, Amsterdam
Koper: Nederlandse Staat > Rijksmuseum
Huidige verblijfplaats: depot Rijksmuseum Amsterdam
De Christus-figuur is ontleend aan de Christus in de Martha en Maria in
Edinburgh.
Verkocht voor 900.000 gulden.

Isaac zegent Jacob, 1941
Vervalser: Van Meegeren
Kunsthandelaar: Hoogendijk
Koper: Willem van der Vorm
Huidige verblijfplaats: depot Museum Boijmans van Beuningen
Dit is wel de minste van de bijbelse Vermeer-vervalsingen van Van Meege-
ren. Verkocht aan de Rotterdamse scheepsmagnaat Willem van der Vorm voor
maar liefst 1,275 miljoen gulden.

De “Goering”-Vermeer, Christus en de Overspelige Vrouw, 1943
Vervalser: Van Meegeren
Kunsthandelaar: Aloys Miedl vanuit geconfisqueerde galerie Goudstikker,
Amsterdam
Koper: Hermann Goering
Huidige verblijfplaats: Museum De Fundatie/Kasteel Heino, Zwolle,
in bruikleen van Rijksdienst Cultureel Erfgoed, Rijswijk.
Verkocht voor 1.650.000 gulden.

Adolf Hitler had twee echte top-Vermeers: De Schilderkunst uit de collec-
tie Czernin in Wenen en De Astronoom uit de collectie Rothschild in Pa-
rijs. Goering wilde niet onderdoen voor de Fùhrer en kocht deze nepperd
van Van Meegeren. Een echo van deze klucht is terug te vinden in de hi-
larische Britse comedyserie “Allo, Allo”, waarin het schilderij “The
Fallen Madonna with the Big Boobies by Von Kleist” in elke aflevering
wel weer even in het verhaal terugkeert……

Christus in de Tempel, 1945
Vervalser: Van Meegeren
Huidige verblijfplaats: privécollectie, in 1997 op de TEFAF te zien.
Dit schilderij schilderde van Meegeren als demonstratie-schilderij tij-
dens zijn rechtzaak in 1945. Om te laten zien dat hij wel degelijk in
staat was om een schilderij als De Emmausgangers te schilderen. De mees-
terproef van een meestervervalser.

De laatste herontdekte echte Vermeers:

De Allegorie op het Geloof, 1670-72, door Abraham Bredius herontdekt als
een Vermeer in 1899. Niet de mooiste Vermeer, maar wel onmiskenbaar her-
kenbaar als een echte Vermeer.

Christus in het Huis van Martha en Maria, 1655, eveneens door Abraham Bre-
dius herontdekt als een Vermeer in 1901.
In mijn ogen blijft dit grote schilderij in caravaggistische stijl toch
een fremdkörper in Vermeer’s oeuvre. Zou wat mij betreft ook evengoed van
een andere hand kunnen zijn. Vanuit de bijbelse invalshoek van Bredius
past het thematisch wel bij de verstilling van Vermeer: de keuze voor
het contemplatieve leven (de luisterende Maria) boven het actieve leven
(de redderende Martha). “Zijn” boven “doen”.

Dame met Weegschaal, 1662-64, herontdekt als een Vermeer in 1911.
Deze Vermeer is onomstreden, omdat ze terug te voeren is op de beroemde
Dissius veilinglijst uit 1696 met 21 Vermeer-schilderijen , slechts 21
jaar na de dood van Vermeer, dus dicht bij de bron. Dit schilderij staat
bovenaan die lijst als nummer 1:
“Een juffrouw die goud weegt, in een kasje, J. vander Meer van Delft,
extraordinair konstig en kragtig geschildert”.
Geen spoor van twijfel hier: hoewel relatief laat herontdekt, dit is
een echte Vermeer. Alles klopt in dit schilderij, het licht, de delicate
toets, de fotografische look, de serene sfeer, de ingenieuze compositie,
én een betrouwbare bron van herkomst uit de zeventiende eeuw in Delft.

Het Meisje met Rode Hoed uit 1665-66 is herontdekt als een Vermeer in
1925.
De ironie wil dat het ook nu nog steeds als een echte Vermeer beschouwde
Meisje met Rode Hoed in 1925 samen met de Vermeervervalsingen De Kant-
werkster en Het Lachend Meisje tegelijk werd aangeboden aan kunsthan-
delaar Joseph Duveen. Duveen accepteerde de vervalsingen, maar weigerde
deze echte Vermeer, omdat ze te klein zou zijn om interessant te zijn.
Overigens is de Nederlandse Vermeerkenner Albert Blankert nog steeds
niet overtuigd van de authenticiteit van het Meisje met Rode Hoed, én
het verwante Meisje met Fluit, in de National Gallery in Washington.
Argument is dat de leeuwenkopjes van de stoelleuning van voren gezien
zijn en niet op de rug, wat zou moeten, aangezien het meisje op een
stoel zit.

Wat in het voordeel van het Meisje met Rode Hoed pleit, is dat het waan-
zinnig goed geschilderd is, door een echte meesterhand. Persoonlijk geef
ik het het voordeel van de twijfel, omdat het op zichzelf een meester-
werkje is. Het roept bij mij echter ook een associatie op met een frans
model door die zwierige rode verenhoed, onhollands bijna voor de zeven-
tiende eeuw. Als ooit vast zou komen staan dat het Meisje met Rode Hoed
van een laat-negentiende eeuwse franse hand is, ten tijde van de groei-
ende populariteit van Vermeer in Frankrijk en de opbloei van de foto-
grafie, dan zou ik dat heel goed kunnen plaatsen. Het Meisje met Rode
Hoed heeft iets fotografisch, als een ingekleurde Daguerreotypie. Kwa
visie komt het heel dicht bij de camera obscura-visie van Vermeer. Maar
Vermeer of niet, dit kleine meesterwerkje blijft een juweel van schil-
derkunst. Als Vermeers Meisje met Rode Hoed ooit geen echte Vermeer zou
blijken te zijn, maar ook een vervalsing, dan is dit echt een geniale
vervalsing, veel beter en mooier dan alle Vermeer/vervalsingen, die
Van Meegeren ooit geschilderd heeft. Het heeft de Vermeeriaans aan-
doende fotografische luminositeit en de delicate, vloeiende en tref-
zekere toets van een meesterhand. Van Meegeren heeft de precieze,
fotografische, “camera obscura-look” van Vermeer overigens volkomen
gemist in zijn Vermeer-vervalsingen.

Omstreden Vermeers van deze tijd.
Vandaag de dag begint echtheidsonderzoek altijd met een materiaal-
technisch onderzoek en niet meer met het net iets te vaak bedrogen
“kennersoog”. Af en toe duikt er nog een “herontdekte” Vermeer op,
waarvan de Sint Praxedis de bekendste is, een kopie naar een Ita-
liaans origineel. Ook wordt door sommigen een al in 1904 “heront-
dekte” Vermeer, die eerder was afgeschreven, alsnog aan Vermeer
toegeschreven: de kleine Zittende Vrouw aan Virginaal.
Materiaaltechnisch onderzoek levert kleine feiten op, waaruit naar
mijn idee veel te grote conclusies getrokken worden. Ik moet er
niet aan denken beide schilderijen op de Eregalerij in het Rijks-
museum tussen de andere vier Vermeers dicht bij Het Melkmeisje te
zien hangen. De Praxedis is sowieso geen echte Vermeer, want een
kopie.

Sint Praxedis, 1655, kopie van Vermeer naar een origineel van de
Florentijnse schilder Felice Ficcherelli, herontdekt als een mo-
gelijke Vermeer in 1969. De Vermeertoeschrijving is omstreden.
Vermeerkenner Wheelock gelooft er in. Het in dit schilderij ge-
bruikte loodwit zou van noord-europese herkomst zijn, dus kan het
geen Italiaanse kopie zijn. Maar is het daarmee “dus” een echte
Vermeer?

Zittende Vrouw aan het Virginaal, 1670-72, al herontdekt als een mogelijke
Vermeer in 1904.
De Vermeertoeschrijving is nooit unaniem geweest en het doek is ook lange
tijd afgevoerd van de lijst authentieke Vermeers.
Het schilderij bevindt zich nu als een “herwaardeerde” Vermeer in de Lei-
den Collection in New York, maar de toeschrijving aan Vermeer is niet on-
omstreden en unaniem. Vermeer-kenner Walter Liedtke was een pleitbezorger
voor de authenticiteit van dit schilderij. Het gebruikte linnen zou van
dezelfde rol zijn als de Dentellière in het Louvre. Maar ook hier geldt:
is het daarmee een echte Vermeer ? Ik zie geen echte Vermeer in die on-
handige gele omslagdoek, dat gezicht, de droge toets van de schilder.
Alleen het onderwerp doet aan Vermeer denken, de uitvoering niet.

De Laatste Vermeer.
De laatste échte Vermeer die op Vermeer’s schilderezel stond,voordat hij
in 1675 onverwacht en plotseling op 43-jarige leeftijd stierf, was waar-
schijnlijk De Zittende Klavecimbelspeelster, nu als pendant van de Staande
Klavecimbelspeelster te zien in de National Gallery in Londen.

In elke succesvolle vervalsing ligt iets besloten van de eigentijdse
stijlmode uit de tijd van de vervalser zelf. In de bijbelse Vermeer-ver-
valsingen van Van Meegeren ligt de zware nazi-esthetiek besloten, zoals
die tot uiting kwam tijdens de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn,
waar hij duidelijk van gecharmeerd was. Hoe meer de tijd verstrijkt,
hoe duidelijker een vervalsing zichzelf ontmaskert.
“Een vervalsing staat in dezelfde verhouding tot het origineel als een
schaduw tot een voorwerp” schreef J. Bernlef (uit De Maker, een roman
over Van Meegeren). Vermeer verhoudt zich tot Van Meegeren als het
licht tot de schaduw.

Van Meegeren probeerde te kijken met de ogen van Vermeer, alleen leefde
hij in een totaal andere wereld. De kunsthistorici zijn het erover eens
dat de kloof tussen toegeeigende stilistische kenmerken en de datum
van produktie maakt dat het vervalste werk van een oude meester nooit
zijn tijd kan transcenderen. Een valse Vermeer is zowel een historisch
als actueel schilderij en het actuele element – de aanpassing aan de
opvattingen die men op een bepaald moment van de geschiedenis heeft –
zorgt ervoor dat het maar kort voor authentiek wordt aangezien.
Vanuit onze ogen is het onbegrijpelijk dat het zoetige, wat sentimen-
tele schilderij De Emmausgangers ooit voor een Vermeer is gehouden.

Een kopiist is nog geen vervalser: de kopiist imiteert een beroemde
meester uit liefde voor zijn kunst, als studie/leerschool of gewoon
als liefhebber. De vervalser is vooral uit op geld, en probeert zijn
vervalsing als een authentiek werk van een groot meester voor zo veel
mogelijk geld te verkopen. Van Meegeren koos uiteindelijk voor het
geld, niet voor zijn liefde voor Vermeer. In de geest van pop-artist
Andy Warhol: “Art is business, and business is art”.

Op YouTube is deze video van een BBC-documentaire over Van Meegeren
te zien: “The Forger Who Fooled the Nazis” met Andrew Graham-Dixon:

Van Meegeren verhoudt zich tot Vermeer, zoals Salieri zich verhoudt
tot Mozart in de beroemde film “Amadeus” van Milos Forman uit 1984.
Geen van de films over Van Meegeren en zijn Vermeer-vervalsingen
haalt dit nivo van deze film. Ik zou graag wel eens een scene willen
zien, waarin Van Meegeren spreekt over de schoonheid van Vermeer,
zoals Salieri over de muziek van Mozart in deze scene, die te zien
is op YouTube: