De Vroege Fotografie – Van Vermeer naar de Negentiende Eeuwse Fotografie-technieken

Sinds de dagen van Constantijn Huygens, die in 1620 betoverd raakte door
de schoonheid van het licht in een camera obscura (met lens, dus met die
mooie scherptediepte) zijn uitvinders en kunstenaars éénzelfde droom gaan
najagen: dat licht in al haar schoonheid te vangen en in permanente ge-
stolde vorm vast te leggen. De schilder Johannes Vermeer slaagde als kun-
stenaar erin het licht te vertalen in verf met behulp van een camera ob-
scura met lens. Pas in de 19e eeuw storten vele uitvinders zich op het
experimenteren met lichtgevoelige chemische emulsies en deed de fotogra-
fie zijn intrede. Een verschuiving van kunst naar chemie.

“I have captured the light
and arrested its flight.
The light itself
shall draw my pictures”
Louis Daguerre

De camera obscura van Vermeer was al wel een camera met een lens, maar het
zou nog twee eeuwen duren voor de lichtgevoelige plaat – en daarmee de fo-
tografie zelf – zou worden uitgevonden.
De schilderkunst van Vermeer oogt fotografisch door zijn gebruik van de
camera obscura, maar blijft wel onmiskenbaar schilderkunst. De uitvinding
van de fotografie markeert een verschuiving van kunst naar chemie. Het
schilderdoek van de kunstschilder wordt vervangen door een via een che-
misch procedé lichtgevoelig gemaakte plaat. De eerste fotografen als Da-
guerre en Fox Talbot waren eerder uitvinder en techneut, dan kunstenaar.
De fotografie is lange tijd als een in artistiek opzicht ondergeschikte
kunstvorm beschouwd ten opzichte van de schilderkunst. Het apparaat – de
fotocamera – doet al het werk, de fotograaf is meer een technisch onder-
legde vakman, eerder een registrator van documentaire beelden, dan een
“echte, vrij scheppende kunstenaar”.

Met name de Amerikaanse fotograaf Edward Steichen (1879-1973) streefde er-
naar in zijn fotografie-stijl van het Picturalisme de fotografie naar een
hoger nivo, dat van de schilderkunst, te tillen. Een goed voorbeeld hier-
van is zijn portret van de beroemde franse beeldhouwer Auguste Rodin in
zijn studio samen met zijn meesterwerken De Denker en Victor Hugo. Hij
gebruikt en componeert het licht als een schilder om een bepaalde sfeer
op te roepen. Steichen stelde sfeer boven detailscherpte. In de geest van
Vermeer, ook al is het licht van Vermeer een ander licht en ontbreken hier
de heldere kleuren van Vermeer. Het sterke licht-donker contrast doet hier
eerder aan het clair obscur van Rembrandt denken. De fotograaf als kun-
stenaar in zwart-wit.

Geschiedenis van de belangrijkste mijlpalen/uitvindingen in de fotografie:

– pinhole camera obscura (spijkergaatje-camera, geeft lichtzwak onscherp
beeld), al bekend bij de Oude Grieken en Leonardo da Vinci in 1519.
– lens – camera obscura (lichtsterk, mooie scherptediepte), Giambattista
della Porta, 1589.
– teken-/schilder camera obscura met transparant papier op glasplaat om
lichtbeeld na te tekenen (Canaletto) of te vertalen in verf (Vermeer)
omstreeks 1660.
– de lichtgevoelige plaat – “de chemische revolutie” – uitvinding van de
fotografie – Fox Talbot, Daguerre, omstreeks 1830.
– de lichtgevoelige sensor/geheugenkaart – digitale camera en beeldbewer-
king – “de digitale revolutie”, Steven Sasson, Kodak, omstreeks 1975.

De eerste fotocamera’s waren camera obscura’s, groot formaat camera’s met
een lichtgevoelige plaat, zoals de hierboven afgebeelde originele Daguer-
re-Giroux camera.

Hieronder volgt een bloemlezing van een aantal in de 19e eeuw ontwikkelde
fotografische technieken: de daguerreotypie, albuminedruk, platina/palla-
diumdruk, kallitypie, gomdruk, cyanotypie, tindruk, nat collodium of glas-
negatief. Ze onderscheiden zich louter in het chemische procedé van de
lichtgevoelige plaat in de achterwand. Typerend voor negentiende eeuwse
groot formaat camera’s is de zwarte harmonica-balg tussen lenspaneel en
achterwand, waardoor de camera na gebruik tot een handzaam draagbaar for-
maat kon worden ingeklapt.

Daguerreotype
De daguerreotypie is een vroege fotografische methode, uitgevonden door
Louis Daguerre in de eerste helft van de 19e eeuw. Het procedé werd in
1839 door de Franse overheid aangekocht.
Bij daguerreotypie wordt een gepolijste, verzilverde koperen plaat ge
bruikt. Deze wordt lichtgevoelig gemaakt met jodiumdampen. Na het belich-
ten (maken van de foto) en vervolgens blootstellen aan kwikdampen (ont-
wikkelen) ontstaan positieve beelden (maar wel in spiegelbeeld). Het
beeld wordt gefixeerd in een zoutoplossing en daarna afgespoeld met water.
Deze beelden waren destijds gedetailleerder dan de eerdere procedures.
Doordat er geen negatief wordt gebruikt, is het niet mogelijk om meerdere
afdrukken te maken. Elke daguerreotypie is daardoor uniek. De daguerreo-
typie is een directe afdruk van het licht zelf – zonder tussenkomst van
een negatief – waardoor de magische vloei van het “eerste licht” in de
camera obscura nog zichtbaar blijft. Elke tussenstap –negatief, gebruikte
chemicaliën, afdrukprocedé – doet stapsgewijs afbreuk aan het “eerste
licht”. Hoewel elk procedé zijn eigen charme geeft aan de uiteindelijke
afdruk, blijft de daguerreotype het dichtst bij de magische schoonheid
van het “eerste licht” in de camera obscura, afgezien van de kleur.

Southworth and Hawes, Woman in Profile with Lace Collar and Shawl,
daguerreotype, c. 1850

Albuminedruk
De albuminedruk is een fotografische drukmethode. De techniek werd in
1847 gepubliceerd door de Franse fotograaf en uitvinder Louis Desiré Blan-
quart-Evrard. Het was de eerste commercieel toepasbare methode om van een
negatief een fotografische contactafdruk op lichtgevoelig papier te maken.
In het proces werd het albumine uit (kippe)eiwit gebruikt om de fotogra-
fische chemicaliën aan het papier te binden. Het werd de meest gebruikte
manier om foto’s af te drukken van 1855 tot het begin van de 20e eeuw.

Felix Nadar – portrait of Sarah Bernhard, 1855
De portretfotograaf Nadar kreeg in zijn studio alle celebrities in het
Parijs van het midden van de 19e eeuw voor zijn lens, zoals hier de be-
roemde actrice Sarah Bernhard.

Jean-Louis-Marie-Eugène Durieu (French, 1800–1874) and possibly with Eu-
gène Delacroix (French, 1798–1863), “Draped Model”, about 1854, French,
Albumen silver print, 18.6×13 cm

Platina/palladium print
Platina-afdrukken , ook wel platinotypes genoemd , zijn fotografische af-
drukken die zijn gemaakt door middel van een monochroom afdrukproces met
platina.
In tegenstelling tot het zilverdrukproces ligt platina op het papieropper-
vlak, terwijl zilver in een gelatine- of albumine-emulsie ligt die het pa-
pier bedekt. Dientengevolge is, aangezien geen gelatine-emulsie wordt ge-
bruikt, het uiteindelijke platina-beeld absoluut mat met een afzetting
van platina (en/of palladium, het zusterelement dat ook wordt gebruikt
in de meeste platina-foto’s), licht opgenomen in het papier.
Platina-afdrukken zijn de meest duurzame van alle fotografische processen.
De platinagroep metalen zijn zeer stabiel en bestand tegen chemische reac-
ties, waardoor de afdrukkwaliteit nog stabieler zou zijn dan goud. Ge-
schat wordt dat een platina-afbeelding, op de juiste manier gemaakt, dui-
zenden jaren in goede staat bewaard kan blijven. Door het mooie matte
oppervlak van de platinumdruk, heeft de beschouwer geen last van een hin-
derlijk spiegelend glanzend oppervlak van de foto.

Platinumprint

Gertrude Käsebier – portrait of actress Evelyn Nesbit, New York,1901

Irving Penn – portrait of Picasso, 1957
Een fotografische ode aan het oog van de grote meester.

Kallitype print
Patented in 1889 by W.W.J. Nicol (1855-1929), the Kallitype print is an
iron-silver process. A chemical process similar to the Van Dyke brown ba-
sed on the use of a combination of ferric and silver salts. The light-sen-
sitive element used for the Kallitype is ferric oxalate. The use of fer-
ric oxalate allows for both extended shadow definition and contrast con-
trol.
Many developing solutions can be used to give a different image color
(brown, sepia, blue, maroon and black). Kallitype images generally have
a richer tonal range than the cyanotype. These prints were popular in
the 19th century. Like the Platinotype and Cyanotype, the kallitype is
a contact printing process and the printer must have a negative of equal
size to print from. Modern kallitypes are generally made from a large for-
mat camera negative. (Bron: Wikipedia)

Carlos Sanchez – modern kallitype, 2020.

Gomdruk dichromaat
De gomdruk is een procedé , dat berust op de onoplosbaarheid van die ge-
deelten van de gevoelige laag, die door het licht getroffen zijn. Deze
laag bestaat uit een mengsel van Arabische gom, een dichromaat en een
pigment (kleurstof) dat in een dunne laag op tekenpapier wordt gestreken.
De gomdruk werd omstreeks 1855 uitgevonden door Alphonse Louis Poitevin
(1819-1882). Door de toevoeging van pigment, kan met de gomdruk in kleur
gewerkt worden. Mede daardoor krijgt deze vorm van fotografie een
“schilderachtige” werking; ook doordat de lichtgevoelige laag met een
kwast op het papier gestreken wordt.

Edward Steichen – Brooklyn Bridge, 1903
Edward Steichen, Moonlight, The Pond, 1904

Een mooi voorbeeld van het gebruik van de gomdruk is het Picturalisme van
Edward Steichen, een stroming in de fotografie, die zich vooral liet in-
spireren door de schilderkunst. Fotografie als schilderen met licht. Bij
Steichen draait alles om sfeer, door het licht een mysterieuze floers mee
te geven. Een soort “sfumato” in de fotografie.

Tintype
A tintype, also known as a melainotype or ferrotype, is a photograph made
by creating a direct positive on a thin sheet of metal coated with a dark
lacquer or enamel and used as the support for the photographic emulsion.
Tintypes enjoyed their widest use during the 1860s and 1870s.
(Bron: Wikipedia).
Tintypes worden gekenmerkt door diepe zwarten, wat ze een dramatisch,
ietwat vervreemdende, maar wel een onderscheidende, geheel eigen en her-
kenbare uitstraling geeft, die doet denken aan de Wet Plate Collodion
prints.

Tim Brown – portrait of a girl. Modern tintype. Tim Brown is een heden-
daagse Amerikaanse fotograaf in Salida, Colorado, die portretfoto’s maakt
volgens het oude procedé van de tintype.

Cyanotypie
Cyanotypie is een fotografisch proces waarbij na ontwikkeling een cyaan-
blauwe afdruk ontstaat.
De Engelse wetenschapper, fotograaf en astronoom John Herschel ontdekte
dit proces in 1842. Hoewel John Herschel misschien wel de ontdekker is
van het cyanotypie proces, is Anna Atkins. degene die het toepaste in
de fotografie. Zij bracht een gelimiteerde serie boeken met cyanotypi-
sche afbeeldingen uit, die varens en andere planten beschreven. Doordat
zij gebruik maakte van dit proces, wordt zij ook wel gezien als de eerste
vrouwelijke fotograaf.
Het proces gebruikt twee chemicaliën: ammoniumijzercitraat en kaliumhexa-
cyanoferraat. Het resultaat was dat als deze twee stoffen werden blootge-
steld aan sterk licht ze veranderden in Pruisisch blauw. Wanneer de che-
mische middelen zijn weggespoeld met water blijft er een stabiele en ken-
merkende blauwe kleur achter, waarop de afbeelding in witte lijnen is
weergegeven.

Anna Atkins, Photographs of British Algae. Cyanotype Impressions,
1843-1853

De Vrouw met Waterkan als cyanotype impression naast een plaat van Anna
Atkins uit British Algae.
Een eigen digitale versie van een Vermeer-beeld in een 19e eeuwse fotogra-
fie-techniek.

Een andere toepassing van de cyanotypie is de blauwdruk: speciaal voor
bouwplannen op groot formaat voor apparaten en voor architectonische bouw-
werken, zoals deze blauwdruk voor een villa in Apeldoorn uit 1907, en
– in dit verband zeer toepasselijk – een patent voor een camera obscura
van W.I. Taylor uit 1881.

Cyanotypie van een onbekende vrouw, rond 1900.

De rijke variatie van de blauwe kleurtinten in cyanotypieën tussen cyaan/
turquoise blauw en ultramarijnblauw zou Vermeer als liefhebber van de
kleur blauw zeker aangesproken hebben.

Wet Plate Collodion print
Another old photographic technique is wet plate collodion. This process
was the primary photographic method from the early 1850s until the late
1880s. It was introduced in 1851 by Englishman Frederick Scott Archer in
1851 and consists of coating a plate with collodion, that is sensitised
in silver nitrate. You then expose the plate, still wet, develop it and
fix it. It is crucial to go through the whole process while the plate is
still wet, as once the collodion film has dried it will not react to the
solutions. The result is a negative image on a glass plate that when
backed with a dark background forms what we call an Ambrotype, Greek for
immortal. Alternatively, on a black lacquered metal plate, the image ap-
pears directly as a positive. Collodion’s unique aesthetic produces time-
less and ethereal images … Each plate is unique. (Bron: Wikipedia).

Wet plate collodion prints hebben een heel eigen, herkenbare uitstraling.
Met name de ogen van een model krijgen een kenmerkende indringende blik.

Jacqueline Roberts – “Nebula”-portraits, 2016

Ian Ruhter – Wet plate collodion print, portrait, 2012.

Glass negative print
In 1871 vond de Engelse arts Richard Maddox een droge methode uit, de zil-
vergelatinedruk. Hij gebruikte daarvoor een glasplaat waarop zilverbromide
in een gelatinelaag ingebed werd. Dit is de oervorm van de huidige foto-
grafische films. Positieve afdrukken worden gemaakt als contactafdrukken.

Seydou Keita, Bamako, Mali, portretten, 1950-1955.

Seydou Keïta (1921-2001) was een Malinese fotograaf, bekend van zijn por-
tretten van mensen en gezinnen die hij maakte in zijn portretfotografie-
studio in Bamako, de hoofdstad van Mali in de jaren 1950. Zijn foto’s
worden niet alleen algemeen erkend als een documentaire weergave van de
samenleving in Mali, maar ook gewaardeerd als kunstwerken op zichzelf.
In zijn kleine studio maakte hij veel gebruik van stoffen met opvallende
prints van florale en zwart-wit dambord motieven, die zijn werk een heel
eigen karakter geven.

Silver gelatin print
De zilver-gelatinedruk is een proces dat werd uitgevonden in de jaren 1880
waarbij een emulsie van lichtgevoelige zilverzouten zoals zilverbromide
gecombineerd wordt met gelatine. De gelatine werkt hier als bindmiddel,
terwijl het zilver het materiaal is dat het binnenvallend licht omzet in
een beeld. Zilvergelatinedruk levert steeds een zwart-witfoto op, of een
monochrome afdruk. Aanvankelijk toegepast in het droge-platenproces, werd
het later op papier aangebracht.

Milan Hristev, Plovdiv, Bulgarije, portrait, 2018

Camera Obscura schilderkunst.
Procedé waarin het lichtbeeld in een camera obscura direct wordt vertaald
in verf.
Het beste van de fotografie en de schilderkunst in één. De schilder Johan-
nes Vermeer streefde er als kunstenaar naar het licht te vertalen in verf
met behulp van een camera obscura met lens. Het vergde zijn uitzonderlijk
artistieke talent én een half jaar om één “camera-schilderij” te schilde-
ren – een “Kodachrome uit de zeventiende eeuw”. Het paneeltje van het
Meisje met de Rode Hoed heeft ook de kenmerkende afmetingen (18x23cm) van
de achterwand van een camera obscura of groot formaat camera. De gloeiende
kleuren en de trefzekere schildertoets, verlenen dit “camera-schilderij”
van Vermeer een tijdloze frisheid, waarbij zelfs de mooiste daguerreotypes
verbleken als “plaatjes uit de oude doos”. Dat is het verschil tussen een
kunstenaar en een fotograaf. Tussen creëren en registreren.

Johannes Vermeer – Meisje met Rode Hoed, 1665.

Hedendaagse digitale groot formaat fotografie
De plaathouder van de groot formaat fotocamera is nu vervangen door een
digitale achterwand, dat het lichtbeeld op een groot formaat sensor op-
neemt. Deze digitale achterwanden zijn echter erg kostbaar en liggen voor-
alsnog buiten het budget/bereik van zuiver artistiek geïnspireerde foto-
grafen. Ze worden vooral gebruikt door professionele reclamefotografen
van grote mode en fashion bladen als Vogue.
Een voorbeeld is de Britse fashionfotograaf Jason Bell, die fotografeert
met een Phase One medium formaat digitale camera. In mijn ogen geven juist
de technische onvolkomenheden van de vroege fotografie-technieken een ge-
heel eigen charme en sfeer aan de fotografie. Technisch volmaakte en
spatscherpe opnamen met peperdure apparatuur zijn daarmee nog niet vanzelf
ook in artistiek opzicht interessant…..
Ook Vermeer maakte juist op artistieke wijze gebruik van de gebreken van
zijn nog primitieve lenzen, zoals chromatische abberratie, waardoor randen
van schaduwen soms blauwig oplichten tegen een lichte achtergrond. Techni-
sche perfectie en artistieke perfectie zijn twee verschillende dingen.
Een vakman is nog geen kunstenaar.

In onderstaand voorbeeld gebruikt Jason Bell een verdure-gobelin als ach-
tergrond, net als Vermeer in zijn Meisje met Rode Hoed.

Jason Bell, portrait, Vogue UK, 2016.

Chuck Close Photorealism – Photography and painting.
De hedendaagse Amerikaanse fotorealist Chuck Close uit New York zoekt in
zijn werk bewust de dialoog tussen fotografie en schilderkunst. Hij expe-
rimenteert met groot formaat polaroids, air brush portretten van twee me-
ter hoog en verpixelde portretschilderijen, geïnspireerd op de pixels in
digitale afbeeldingen, om zo als kunstenaar zijn eigen beeldtaal te vinden
en een spiegel te zijn van deze tijd.

Chuck Close is ook een verklaard liefhebber van Vermeer:
“Ever since I was a student, my favourite artist has been Johannes Ver-
meer. I understand, or can intuit, how every painting ever made, from the
Lascaux caves to today’s most cutting-edge work, was painted. Information
about a piece’s creation – touch, hand, process, technique – is embedded
in the paint, like a Hansel and Gretel trail.
Vermeer, however, is the only artist whose paintings I cannot readily de-
construct. Other than the fact that they were all made with a camera-ob-
scura-like contrivance, they remain impenetrable. The paint appears to
have been blown on by divine breath. Neither opaque nor translucent, it
does not seem to function as a film of pigment, but as light itself”.

Gedigitaliseerde daguerreotype, zelfportret, 2006.

Groot formaat air brush schilderij in fotorealistische stijl. “Phil”,
1969. Portret van Philip Glass, de bekende componist van Minimal Music.

Zelfportret schilderij, opgebouwd uit geschilderde pixels, 2000.

Sinds de dagen van Constantijn Huygens die betoverd raakte door de schoon-
heid van het licht in een camera obscura (met lens, dus met die mooie
scherptediepte) zijn uitvinders en kunstenaars éénzelfde droom gaan na-
jagen: dat licht in al haar schoonheid te vangen en in permanente gestolde
vorm vast te leggen.

De schilder Johannes Vermeer streefde er als kunstenaar naar het licht te
vertalen in verf met behulp van een camera obscura met lens. Het vergde
zijn uitzonderlijk talent én een half jaar om één van zijn “camera-schil-
derijen” te schilderen.

Reconstructie van de negentiende eeuwse fotostudio van de Nijmeegse foto-
graaf Wilhelm Ivens (1849-1904), grootvader van de beroemde cineast Joris
Ivens, in Museum Het Valkhof in Nijmegen, 2007.

In de 19e eeuw was het de beurt aan de chemie en de wetenschap: uitvinders
en chemici ontwikkelden chemische procedés om het licht te vangen op een
lichtgevoelig gemaakte chemische emulsie op een glazen of metalen plaat en
die lichtafdruk vervolgens permanent te fixeren.
Na die chemische revolutie begon aan het eind van de 20e eeuw de digitale
revolutie. De digitale camera doet zijn intrede. Het licht wordt nu opge-
vangen door een lichtgevoelige sensor en vastgelegd als een digitaal be-
stand, dat later in een beeldbewerkingsprogramma als Photoshop op de com-
puter digitaal bewerkt kan worden.

De tijdrovende en bewerkelijke chemische procedés uit de 19e eeuw kunnen
nu met één druk op de knop met Photoshop-plugin filters worden nagebootst.
Zelfs smartphones hebben die functie al.
De technische mogelijkheden zijn onbeperkt en grenzeloos, maar ze lijken
de kunstenaar soms te verlammen. Want veel grote meesters zijn juist groot
geworden door de beperking van hun mogelijkheden: zich te richten op één
geliefd onderwerp en zich te bekwamen in één geliefde stijl en techniek,
waar ze goed in waren. In totale vrijheid, waarin alles kan, kan de kun-
stenaar verlamd en verdwaald raken door keuzestress. Hij kan niet kiezen
en komt daardoor ofwel tot niets ofwel tot een veelvoud van middelmatige
werken. Hij verliest zijn focus en zijn werk schiet alle kanten op, be-
halve in de roos. De techniek lijkt in onze tijd het domein van de kunst
over te nemen en te “ontmenselijken”. Vermeer blijft een humanist: de
vrouw blijft het kloppende hart van zijn kunst. De camera obscura als
technische innovatie blijft bij hem altijd een middel, nooit een doel op
zichzelf. Kunst wordt uiteindelijk gemaakt door en voor ménsen, niet door
en voor apparaten.

“Truth is an arrow,
and the gate is narrow,
that it passes through”
Bob Dylan.

Voor mij persoonlijk blijft Vermeer de alfa en de omega van de fotogra-
fie én de schilderkunst. Elke fotograaf en/of kunstschilder kan in het
kleine, maar artistiek rijke oeuvre van Vermeer wel iets van zijn gading
vinden. Alleen al het turquoise hooglicht in het oog van het Meisje met
de Rode Hoed bijvoorbeeld is van hetzelfde artistieke niveau als een god-
delijke noot in de Mondschein-sonate van Beethoven, de Impromptu nr. 4 van
Schubert of een nocturne van Chopin. Het Meisje met de Rode Hoed zou zich
ook thuisgevoeld hebben in de negentiende eeuwse fotostudio van een franse
fotografiepionier als Daguerre of Nadar in Parijs. Wat zij zochten – het
licht zelf het beeld laten schilderen – dat had Vermeer op zijn eigen wij-
ze als “camera-schilder” al bereikt. Vermeer maakte zichzelf als kunste-
naar tot een zuiver instrument van het licht zelf. Een Vermeer is meer
dan de chemische of digitale registratie van licht door een vakfotograaf
met een technische camera. Een Vermeer is een ervaring van licht. En pre-
cies die menselijke ervaring en verbeeldingskracht maakt hem tot een kun-
stenaar. Waar de fotografie ophoudt, daar begint Vermeer.

Het pictorialisme van de Amerikaanse fotograaf Edward Steichen is duide-
lijk geïnspireerd door de schilderkunst en heeft de ambitie de fotografie
te verheffen van chemie tot kunst. Op YouTube is deze video te zien over
Edward Steichen:

Op YouTube is deze video te zien over de Britse 19e eeuwse fotografe
Julia Margaret Cameron: