“Art and music shine a light
of meaning on ordinary life,
and through them we are able
to confront the things that
trouble us
and to find consolation and
peace in their presence”
Roger Scruton
In het boek “Vermeer’s Camera” van Philip Steadman (2002) en de film
“Tim’s Vermeer” van Tim Jenison (2013) is al uitvoerig geëxperimenteerd
of en zo ja met welke optische middelen Vermeer zijn schilderijen
zou kunnen hebben vervaardigd.
Op deze plek wil ik nader ingaan op twee hints naar Vermeer’s werkwijze
die de meester zélf in zijn schilderijen heeft laten zien:
in de spiegel boven het clavecimbel in de Muziekles en in de glazen bol
in de Allegorie op het Geloof.
In de glazen bol van de Allegorie van het Geloof in New York zijn
duidelijk de drie ramen van Vermeer’s atelier te zien en hoe hij de
lichtval op het tafereel voor hem regelde door de ramen deels te
verduisteren. Intrigerend is de zwarte rechthoek die voor de witte
achterwand van de kamer is te zien. Is dit een “tent-type” Camera
Obscura ?
Wat Vermeer hier duidelijk laat zien is dat hij zijn taferelen in zijn
atelier daadwerkelijk ensceneerde als een tableau vivant en de scene
ook uitlichtte als een theaterlichtman, maar dan met raamluiken en
gordijnen ipv hedendaagse lichtspots. De lichtval in het schilderij
komt overeen met de wijze waarop hij de drie ramen in zijn atelier deels
heeft verduisterd. Hij zag de scene dus in grote lijnen daadwerkelijk
voor zich.
In de spiegel boven het clavecimbel in de Muziekles in Londen is achter
de weerspiegeling van het meisje in de spiegel ook weer de achterwand
van de kamer te zien. We zien daar een schilderezel, de mouw van de
schilder en de witte achterwand. Tussen de ezel en de mouw is een laag,
houten kastje te zien met een grote ronde opening; er staat iets, maar
het is niet goed te zien wat. Is dit meer een “tafel-type” Camera
Obscura ?
Een ding is zeker: het lichtbeeld in een camera obscura is veel te
lichtzwak om direct bruikbaar te zijn voor een schilder, en al helemaal
voor halfverduisterde scenes als de Vrouw met Weegschaal in Washington
en de Allegorie op het Geloof in New York. Met lens-projecties krijg je
nooit een voldoende lichtsterk beeld. Met een spiegel wel. Maar in het
geval van een spiegel heb je dan wel een dubbele spiegel nodig, om de
spiegel-omkering weer op te heffen. Ik kan me de schemerige scene van de
Vrouw met Weegschaal heel goed voorstellen als gezien in een spiegel met
een zwarte ebbenhouten lijst.
Persoonlijk stel ik me Vermeer’s atelier voor als een mini-theater, een
schilder-atelier en een optisch laboratorium, waarin hij experimenteerde
met een heel arsenaal aan optische middelen als lenzen, holle spiegels,
meerdere vlakke spiegels en Camera Obscura-opstellingen. Ik geloof niet
dat hij één “trucje” had, maar proefondervindelijk zich een heel scala aan
handigheidjes eigen maakte, die hem hielpen bij het creëren van zijn
lichtbeelden. Overigens: met een “trukendoos” alleen krijg je nog lang
geen Vermeer; zo’n krachtige visie, dat feilloze gevoel voor compositie
en verfijnde smaak, daar moet je toch echt een groot kúnstenaar voor zijn.
Sinds 2 juli 2016 loopt er het project “Hound in the Hunt” van Tim Jenison
en Jonathan Janson in het MONA-museum in Hobart, Australië waarin deze
Vermeer-liefhebbers proberen daadwerkelijk te reconstrueren hoe Vermeer
zijn schilderijen met optische hulpmiddelen zou kunnen hebben vervaardigd.
Ik heb persoonlijk een zwak voor dit soort “out of the box Vermeer-
avonturiers”. Ik ben er namelijk zelf ook een.
De “comparator”-spiegel van Tim Jenison vind ik wel een interessante vondst.
In dit YouTube-filmpje is te zien hoe het werkt: