How to Paint your Own Vermeer – What makes a Vermeer a Vermeer ?

Van alle grote meesters in de schilderkunst lijkt Johannes Vermeer voor veel kunstschilders, creatievelingen en kopiïsten de heilige graal te zijn. Wat is het in de schilderijen van Vermeer, dat hen zo aanspreekt ? En wat is het precies wat een Vermeer tot een Vermeer maakt ?

Rond de grote Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum in 2023 waren een aantal tentoonstellingen te zien met werk van hedendaagse kunstenaars van uiteenlopend niveau, allen geïnspireerd door Vermeer.

In Museum Het Prinsenhof in Delft en het Mauritshuis in Den Haag waren de winnende schilderijen te zien van de televisie-schilderwedstrijd De Nieuwe Vermeer in de categorieën Meesterschilders en Vrije Creatievelingen. Opdracht was om in elke aflevering een schilderij te maken op basis van het gegeven onderwerp van een verdwenen werk van Vermeer. Uit archieven weten we van het bestaan van een aantal schilderijen van Vermeer, die in de loop van de tijd tot op heden spoorloos verdwenen zijn.

Eveneens in het Mauritshuis in Den Haag wierp de tentoonstelling My Girl with a Pearl een blik vooruit in de toekomst van de beeldende kunst met de niet onomstreden opkomst van met behulp van Artificial Intelligence gegenereerde kunstwerken. Met als blikvanger de door Julian van Dieken met behulp van A.I. gecreëerde versie van Vermeer’s iconische Meisje met de Parel, die veel stof deed opwaaien en tot verhitte discussies leidde onder kunstliefhebbers.

In de Oude Kerk in Delft waren twee tentoonstellingen te zien: een met fotowerken van fotografe Carolien Sikkenk, en een met stillevens en kerkinterieurs van de bekende Groningse kunstschilder Henk Helmantel.

In de televisie-schilderwedstrijd De Nieuwe Vermeer van Omroep MAX kregen “meesterschilders” en “creatievelingen” in elk van de zes afleveringen van de serie de opdracht een “Verdwenen Vermeer” te schilderen. Een “educated guess” van hoe het originele Verdwenen Vermeer-schilderij er uit gezien zou kunnen hebben. We weten uit bronnenonderzoek naar beschrijvingen in oude veilinglijsten welk onderwerp ze hadden en van het feit dat ze bestaan hebben.  Maar voor zover we weten zijn de betreffende originele werken van Vermeer niet bewaard gebleven en voorgoed verdwenen.

Dit is de enige Verdwenen Vermeer, waarvan we wel precies weten hoe die er uit zag: Het Concert van Vermeer uit het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston. Deze Vermeer werd in 1990 gestolen en is tot op heden niet meer boven water gekomen.

In dit geval gaat het dus om een geschilderde kopie naar een kleurenfoto van het schilderij, die zo dicht mogelijk bij het origineel moest blijven.  Deze kopie is van de hand van “meesterschilder” Carolien van Olphen.

Mooi is haar kleurgebruik. In de blauwe kleuren van de staande dame rechts, heeft ze zich enige artistieke vrijheid veroorloofd. In het origineel zijn deze kleuren fletser, waarschijnlijk tengevolge van sleetsheid en verfverlies in het originele schilderij. In haar contouren maakt ze echter een vergissing, die veel Vermeer-kopiïsten maken.  Vermeer staat inderdaad wel bekend om zijn zachte contouren, die je kunt omschrijven als “vloei” of “Schmelz”. Veel kopiïsten proberen dat effect te bereiken met gretig en konsekwent “doezelen”, al of niet met een verdaskwast.  Het resultaat is dan dat alle contouren een beetje dezelfde vaagheid hebben. Wie goed naar een origineel schilderij van Vermeer zelf kijkt, ziet dat Vermeer juist heel precies en trefzeker de juiste variatie aanbrengt in zijn contouren, op de ene plek heel vaag, maar elders juist spatscherp, met name in de hooglichten, waardoor zijn licht gaat sprankelen.

Contouren spelen bij Vermeer een grote rol in het sturen van de blik van de beschouwer. Ongetwijfeld werd hij hierin geïnspireerd door het goed bestuderen van de lens-dieptescherpte effecten in een camera obscura lichtbeeld, waarin bepaalde delen van het beeld onscherp zijn en andere delen scherp in focus.

Deze twee werken worden in de serie aangeduid als “Een Heer van Stand” en zijn door deelnemende kunstenaars gevisualiseerd aan de hand van een beschrijving van een verdwenen topwerk van Vermeer, die terug te vinden is in de beroemde veilinglijst van de Dissius-collectie uit 1696 als kavel nr 5: “Daer een Seigneur zyn handen wast, in een doorsiende Kamer, met beelden, konstig en raer….”. Van de 21 Vermeer-schilderijen, waaronder meesterwerken als Het Gezicht op Delft en Het Melkmeisje,  bracht dit werk de vierde hoogste prijs op ( 95 gulden), dus het moet een zeldzaam topwerk geweest zijn. In het programma De Nieuwe Vermeer waren de “Meesterschilders” verplicht  zo veel mogelijk binnen het beeldtaal-idioom van Vermeer zelf te blijven in hun werk. “Creatievelingen” in de Vrije Categorie mochten een vrije interpretatie maken in hun eigen stijl, maar dan wel in de geest van Vermeer. Links is het werk te zien van Nard Kwast ( Nomen est omen !), rechts van Dominique Himmelsbach de Vries.

Dit is de “Heer van Stand”, met detailopnamen,  in de versie van Nard Kwast als “Meesterschilder”. Zijn sterkste punt is in mijn ogen de weergave van de lichtval. De compositie, perspectief en concentratie vind ik wat minder sterk. Een kaarsrecht staande mannenfiguur geheel ten voeten uit zou Vermeer nooit zo geschilderd hebben. De figuren van Vermeer zijn vaak “pyramide-vormig”, met een brede basis en smalle top. Vrouwen leenden zich in hun 17e eeuwse klederdracht daar goed voor met hun wijde rok of japon. Vermeer zou de man-figuur in het beeldvlak eerder bij de heupen “afgesneden” hebben of hebben laten zitten op een spaanse stoel, zoals de schilder in de “Weense Vermeer”. De “doorsiende kamer” uit de beschrijving komt in deze versie niet duidelijk uit de verf, de zichtlijn er naar toe wordt te veel geblokkeerd door de figuren. Gezien het feit dat de “doorsiende kamer” nadrukkelijk wordt vermeld in de korte beschrijving, moet ze een opvallende prominente plaats in de compositie hebben gehad. Niet zo half weggemoffeld achter de figuren.  Het perspectief is niet onjuist, maar ook niet sterk in haar dieptewerking. Het licht-donker contrast niet sprekend of verrassend. Het bijna-silhouet van de man in het zwarte kostuum is een beetje saai, geen levendige pose. De compositie en vlakverdeling blijven te rommelig en onrustig; het geheel  mist de focus en concentratie op één punt en de verstilling en het kalme evenwicht, waarin Vermeer zo sterk is.

Als je als kunstenaar zo  dicht mogelijk bij Vermeer zelf denkt te komen, moet ik zelf altijd denken aan die ene regel in een song van Paul Simon: “The nearer your destination, the more you’re slip sliding away”.

Deze meer grafische versie van de Heer van Stand van Dominique Himmelsbach de Vries in de Vrije Categorie is natuurlijk in een heel andere techniek uitgevoerd dan de olieverfschilderkunst van Vermeer, maar de compositie en perspectiefwerking vind ik ijzersterk. Het licht van Vermeer kon hij in deze techniek vanzelfsprekend onmogelijk  weergeven, maar het contrast en vlakverdeling  zijn prachtig.  De “doorsiende kamer” heeft hij duidelijk afgekeken van het schilderij De Pantoffels van Samuel van Hoogstraten in het Louvre in Parijs, maar een mooie prominente plaats in het geheel gegeven en naadloos en kunstig geïntegreerd in zijn eigen compositie.  De focus en concentratie ligt duidelijk op het handenwassen van de hoofdfiguur, Ook de plaatsing van de figuren op zichzelf geeft al een sterke dieptewerking. Als globale compositie zou dit in mijn ogen een “Vermeer-compositie” kunnen zijn, in een sfeer van ingetogen concentratie, zoals Vermeer zelf die in zijn verdwenen “Seigneur die zijn handen wast” in elkaar gezet zou kunnen hebben. Als Vrije Categorie-deelnemer had de kunstenaar de vrijheid er deze eigentijdse draai aan te geven in een sterk en krachtig beeld.

Ook een werk in de Vrije Categorie is deze versie van het verdwenen Tweede Straatje van Vermeer uit de Dissius-veilinglijst, van de hand van de Delftse kunstenaar Rafael Martig. Wat mij persoonlijk in dit werk aanspreekt is de mixed media-aanpak van een oud historisch fotografisch procédé – in dit geval de Cyanotypie –  met een overschildering in moderne gouache-waterverf. De mooie blauwtinten van de cyanotypie doen denken aan de mooie blauwen in de schilderijen van Vermeer of Delfts aardewerk. Een interessant concept. Oude fotografische technieken staan nog dicht bij de camera obscura van Vermeer. Zelf ben ik ook een groot fan van de Daguerreotypie, een van de vroegste vormen van fotografie. Ontwikkeld door Louis Daguerre, waarvan het procédé al in 1839 door de Franse overheid werd aangekocht. Ze hebben een unieke eigen uitstraling. Het zijn bovendien unica: een directe eerste afdruk van het licht zelf, waardoor er altijd maar één origineel, uniek exemplaar van is. Ze zijn dus niet reproduceerbaar en vermenigvuldigbaar.

Nog een werk in de Vrije Categorie dat mij bijgebleven is: deze versie van een verdwenen Vermeer, “Drie Maria’s bij het Graf”, van de Arnhemse kunstenares Merel Jansen. Als Vermeer-liefhebber voel ik mij meteen aangetrokken tot de ingetogen pose van de Maria-figuur links als “The Quiet Girl”. Het licht van Vermeer zul je hier niet vinden, maar het gebruik van helder gekleurde stoffen doet zeker aan Vermeer denken. Net als de stijlfiguur van “het schilderij in het schilderij”. Merel Janssen “schildert” met kleurige stoffen, waardoor de poses van de treurende Maria’s bij het Graf geen deprimerend beeld opleveren.

De verdwenen Drie Maria’s bij het Graf moet gezien de onderwerpkeuze een vroege Vermeer zijn geweest. De verdwenen “vroege Vermeers” zijn niet het soort Vermeerschilderijen, waaraan ik een sterk gevoel van gemis overhoud vanwege het feit dat ze er niet meer zijn. De vroege Diana van Vermeer in het Mauritshuis bijvoorbeeld is een aardig schilderij met een ingetogen, dromerige sfeer, maar geen typische Vermeer. Geen schilderij dat bij mij als Vermeerliefhebber het Vermeer-hart sneller doet kloppen.

De virtuele Vermeer-kamer op de website van het programma De Nieuwe Vermeer.

Er zaten absoluut een paar goede kunstenaars in het programma De Nieuwe Vermeer, maar bij geen enkel werk had ik het gevoel ”Zó had die ene verdwenen Vermeer er precies uit hebben kunnen zien “. Ook niet het gevoel “dat schilderij had ik zelf graag geschilderd willen hebben”, al zitten er veel betere kunstenaars in, dan ik zelf ooit zal kunnen zijn. Er kán ook gewoon geen Nieuwe Vermeer zijn. Vermeer is geen wedstrijd, en als het al een wedstrijd is, dan is het een wedstrijd, die je nooit winnen kan.

Zelfs een hedendaagse topkunstenaar als Gerhard Richter, onder andere beroemd om zijn “Photo Paintings”, verzuchtte ooit: “I cannot paint like Vermeer”. Vermeer oogt schijnbaar zo eenvoudig, maar die eenvoud is bedrieglijk. Hoe beter je gaat kijken, laat staan als je hem probeert na te doen, hoe meer je gaat inzien hoe knap bijvoorbeeld zo’n klein werkje als La Dentellière in het Louvre in Parijs in elkaar gezet is. Juist als alles klopt, lijkt alles zo vanzelfsprekend eenvoudig te zijn.

Vermeer dacht ook  niet in marketingtermen van “verdienmodel”, “de grootste ooit” of “kwantiteit”.  Vermeer’s streven als kunstenaar was zuiver gericht op kwaliteit en schoonheid.

Dat is ook precies wat hem zo geliefd maakt bij het grote publiek. Verum, Pulchrum et Bonum. Temidden van al het opdringerige lawaai van marketing, reclame en commercie wordt die ene stem door iedereen – zowel kenner als gewone liefhebber – als vanzelf direct herkend en verstaan: de stem van het Ware, het Schone en het Goede. Vermeer heeft niet de schreeuwerige marketingslogans nodig van snelle carrièretijgers en managers in maatpak. Echte kwaliteit “verkoopt” zichzelf. Marketingslogans doen eerder bijna afbreuk aan alles waar Vermeer wat mij betreft voor staat.

Twee voorbeelden van eigen digitale camera obscura-studies.

Geen van de deelnemers van de Nieuwe Vermeer heeft het aangedurfd om met een camera obscura te gaan werken en voor zover ik weet is de camera obscura zelfs niet eens ter sprake gebracht in de hele serie, ook niet door de experts. Hoe Vermeer precies gebruik gemaakt heeft van de camera obscura bij het maken van zijn schilderijen zullen we nooit weten. Maar dat het werken met de camera obscura een grote rol speelde in de ontwikkeling van zijn eigen unieke stijl en beeldtaal, daar zijn de meeste kenners het wel over eens.

Er werd door sommige kunstenaars in het programma wel gewerkt aan de hand van fotoshoots met kostuummodellen, maar dan met een gewone moderne digitale camera, die heel andere  beeldeigenschappen laat zien dan een camera obscura. Het lichtbeeld in een camera obscura heeft van zichzelf al de “look” van een schilderij, alsof het licht zelf het al “geschilderd” heeft. Wie ooit in een camera obscura kijkt, zal meteen aan Vermeer denken. Maar schilderijen maken op basis van camera obscura-beelden krijg je niet even in vier maanden in de vingers, ook niet digitaal.  Vermeer schilderde slechts één groot of twee kleine schilderijen in een heel jaar…….

Zulk langzaam en tijdrovend kunstenaarschap is niet mogelijk in een formule van een  commerciëel verdienmodel. Ik roep het al jaren:  kunstenaarschap à la Vermeer kan alleen mogelijk gemaakt worden door een mecenas of sponsor, die het aandurft een avontuur aan te gaan met een kunstenaar waar hij of zij in gelooft, waarbij hij of zij het risico durft te lopen dat “in het verleden behaalde resultaten geen garantie zijn voor de toekomst”. De moordende concurrentie van carrièretijgers in de huidige doorgedraaide kunstwereld van het snelle en grote geld, zal geen nieuwe Vermeer voortbrengen. Met een grote zak geld alleen, krijg je nog geen Vermeer.

Een van de grote technologische ontwikkelingen en innovaties van deze tijd is Artificial Intelligence. In het vertrouwde Photoshop konden al handmatig met digitale beeldbewerking diverse beeldelementen samengevoegd worden tot een nieuwe compositie (denk aan de fotowerken van Ruud van Empel) . Artificial Intelligence gaat nog een stap verder en biedt de mogelijkheid om beelden met behulp van algoritmes te genereren puur op basis van tekst, met de juiste trefwoorden, zoals je die in een zoekmachine als Google gebruikt. De ontwikkeling van A.I. gaat bijna griezelig snel. Bovenstaand beeld is van de hand van Julian van Dieken en is geheel met Artificial Intelligence gecreëerd. Het was te zien in de tentoonstelling “My Girl with a Pearl” in het Mauritshuis in Den Haag en is natuurlijk geïnspireerd op het beroemde Meisje met de Parel van Vermeer. Die oorhangers in de vorm van lampjes zijn niet mijn smaak, maar toch vind ik het op zichzelf wel een mooi beeld. Het werk leidt tot felle discussies tussen vóór- en tegenstanders. Maakt Artificial Intelligence alle creatieve beroepen als beeldend kunstenaar en grafisch ontwerper overbodig ? Ik denk van niet. Wil je een mooi beeld maken met kwalitatief hoogwaardige picturale kwaliteiten van licht, kleur, vlakverdeling, compositie, dan blijft het oog, hart en ziel en artistieke oordeel van de kunstenaar onontbeerlijk en ook diens vermogen de juiste artistieke keuzes te maken en een verhaal te vertellen dat mensen raakt. “Plaatjes maken” kan iedereen, interessante en mooie kunst maken, die mensen echt ráákt,  is niet iedereen gegeven. Reeds bij de uitvinding van de fotografie, vreesden kunstschilders voor “het einde van de schilderkunst”. Niets is minder waar gebleken. En ook de schilderijen van Vermeer zijn moeiteloos overeind gebleven tijdens die golven van spectaculaire technische innovaties als de uitvinding van de fotografie en de digitale revolutie. Technologie is slechts een instrument, waar je goede, maar ook slechte kunstwerken mee kunt maken.

Waar ik persoonlijk de grootste voordelen van het gebruik van Artificial Intelligence voor beeldend kunstenaars in zie, is in de ontwerpfase van beelden. Bijvoorbeeld variaties uitproberen van het door mij zo geliefde thema “Meisje in het licht bij het raam”, geïnspireerd op Vermeer. Uitproberen van lichtval, kleurstellingen, mise en scene, achtergrond, contrast, keuze van props, etc. De fase waarin de kwaliteit van uitvoering er nog niet zo toe doet. Hoe meer de kwaliteit van uitvoering er WEL toe gaat doen, des te meer het oog van een meester als Vermeer onontbeerlijk gaat worden en blijft.

Bovenstaande plaatjes op zichzelf raken mensen niet, liefde gaat uiteindelijk haar eigen mysterieuze weg, die het verstand ontgaat en die niet door louter een machine uit zichzelf gegenereerd kan worden. Zo is het niet de electrische gitaar op zich, zijn favoriete Fender Stratocaster, die de bluesy gitaarsolo’s van Eric Clapton zo doet ontroeren, maar hoe Clapton zelf door zijn gevoelvolle spel “can make his guitar gently weep”. Het is ook niet de camera obscura op zichzelf, die de lichtmagie in de schilderijen van Vermeer zo toverachtig mooi maakt. Het was wel het juiste instrument in de handen van van de juiste kunstenaar. Niet meer, maar ook niet minder. Vermeer maakte zijn beelden met behulp van een camera obscura, maar met een camera obscura krijg je nog lang geen Vermeer. Zo zal het vast ook met Artificial Intelligence gaan.

Voorbeelden van snelle op Vermeer geïnspireerde beelden, gegenereerd met een Artificial Intelligence-programma als NightCafe Creator, zoals die te vinden zijn op Internet.

Het heldere geel-blauw kleurakkoord spreekt me hier aan. Dit soort probeersels kunnen je helpen bij het maken van artistieke keuzes voor bijvoorbeeld het juiste kostuum voor een model-fotoshoot.

In de Oude Kerk in Delft waren in het voorjaar van 2023 twee tentoonstellingen te zien met fotowerken van fotografe Carolien Sikkenk en stilleven- en kerkinterieurschilderijen van de bekende Groningse kunstschilder Henk Helmantel.

Carolien Sikkenk is een Nederlandse fotografe, die haar fotowerken baseert op composities van Vermeer, en deze vervolgens vertaalt naar hedendaagse modellen, kostuums, locaties, props. Er zal ook vast wel wat Photoshop aan te pas komen. Maar ook dan nog komen deze fotowerken per definitie niet in de buurt van een origineel schilderij van Vermeer. Ik spreek ook uit eigen ervaring. Het licht, de kleur, de sfeer, de concentratie is bij Vermeer intenser, doorvoelder. Licht vertaald in verf door een meesterschilder als Vermeer heeft een heel andere uitstraling dan een digitale afdruk met printerinkt op Canvas of Dibond. Ook laat een foto te veel overbodige details zien, die een schilder als Vermeer zou weglaten om de werking van concentratie te versterken. Zoals ook de kleuren in een Vermeer-schilderij met meerdere glacis-verflagen gloeiender, rijker en dieper zijn. Verf en inkt zijn totaal verschillend in hun materie en aanwezigheid, geven elk heel andere resultaten en effecten in de visuele werking en uitstraling van een beeld.

De stillevens van de Groningse kunstschilder Henk Helmantel zijn van bijzondere kwaliteit en genieten ook internationaal een grote reputatie. Zijn onderwerpkeuze is weinig origineel en grijpt terug op de grote zeventiende eeuwse stillevenschilders als Heda en Claesz. Maar de kwaliteit van uitvoering en de picturale kwaliteiten van zijn schilderijen zijn van een zo hoog niveau, dat je een Helmantel in één oogopslag herkent tussen andere hedendaagse stillevenschilders. Zijn “originaliteit” ligt niet in zijn onderwerpkeuze en beeldideeën, maar in zijn uitzonderlijke kwaliteit van uitvoering. Dat heeft hij gemeen met Vermeer, waarvan hij zelf – bijna als vanzelfsprekend – ook een groot liefhebber is. Helmantel is een specialist, net als de zeventiende eeuwse genre-schilders. Zijn stillevens behoren tot de absolute top in het genre, zijn kerkinterieurs zijn van hoog niveau, maar in portret en landschap ligt niet zijn kracht. Die onderwerpen beoefent hij dan ook hoogst zelden en met weinig succes. “Wat je niet kunt, moet je ook niet willen” is een uitspraak van hem, die getuigt van veel zelfkennis. Helmantel zou nooit een mooie vrouw kunnen schilderen zoals Vermeer dat kon. Maar in de overgave waarmee hij het licht op een paar kweeperen uit zijn eigen tuin op een tafel weet weer te geven in verf en dat licht bijna laat ervaren als een goddelijke aanwezigheid; in dat opzicht is hij een zielsverwant van Vermeer.

Helmantel heeft zijn hoge niveau in zijn stillevens kunnen bereiken, doordat hij  in zijn eigen atelier in Westeremden maximale controle over zijn onderwerp heeft. Hij ziet wat hij schildert elke dag in zijn eigen atelier. Je ziet dat hij die maximale controle niet heeft in zijn kerkinterieurs, die in mijn ogen net niet helemaal hetzelfde niveau van lichtweergave halen als in zijn stillevens. Omdat Vermeer ook zo’n hoog niveau heeft in zijn weergave van het licht, ben ik ervan overtuigd dat ook Vermeer de beeldelementen van zijn interieurscènes ook direct voor zich zag in zijn atelier en zodoende ook maximale controle had over zijn onderwerp, zijn compositie en het licht.

Wat ik altijd heb bewonderd in Helmantel is dat hij altijd trouw aan zichzelf gebleven is. Toen hij in de jaren ’70 en ’80 al zijn traditionele stillevens en kerkinterieurs schilderde, ondervond hij in avant garde kunstenaarskringen veel kritiek en werd hij weggehoond als “not done”, hopeloos ouderwets en achterhaald. Vandaag de dag is juist zijn werk zeer gewild bij internationale kunstverzamelaars en evenzeer geliefd bij het grote publiek…..

De “broncode” die een Vermeer een Vermeer maakt, het “entkristal” van zijn eigen stijl en beeldtaal begint ergens in 1657 bij het “Brieflesendes Mädchen am Offenen Fenster” in Dresden en het duidelijk door Pieter de Hooch geïnspireerde “Officer and Laughing Girl” in de Frick Collection in New York. “Een jong meisje bij het raam waar het licht mooi is”, dat is het kloppende hart van elke echte Vermeer. Zijn levenslange inspiratie. In deze schilderijen vond Vermeer  zijn eigen stijl toen hij 25 jaar was, een ideale leeftijd, in de kracht en bloei van zijn leven.

Vermeer was zeker niet uniek in de keuze van dit onderwerp, we zien dit onderwerp ook al in de schilderijen van Pieter de Hooch, Gerrit Dou, Gabriel Metsu, Gerard Ter Borch, en andere tijdgenoten. Wat is het dan precies wat Vermeer tot een Vermeer maakt ? De weergave van licht, het perspectief, het heldere kleurgebruik, de weergave van contouren, de ijzersterke composities, de rust en verstilling, de fotografische effecten van de camera obscura ? Of is het een combinatie van al die beeldeigenschappen tegelijk ? We don’t know. De code van wat een Vermeer tot een Vermeer maakt, blijft een raadselachtig, ongrijpbaar en kennelijk niet te kraken geheim, want niemand is er tot nu toe echt in geslaagd werkelijk “een nieuwe Vermeer” te maken, die er overtuigend als een Vermeer uit ziet. Vermeer is a peerless genius. One of a kind. There will never be another Vermeer.

De vroege Vermeers hebben echter nog niet datgene, wat een Vermeer tot een Vermeer maakt. Ze laten een jonge kunstenaar zien die nog zoekende is en nog niet echt zijn eigen stijl gevonden heeft. De vroege Vermeers zouden net zo goed door een andere schilder gemaakt kunnen zijn – en wie weet zal toekomstig onderzoek dat ook in een enkel geval uitwijzen, zoals in het geval van de Sint Praxedis-kopie.

Bij deze Vermeer moet ik vaak denken aan “Zen in de Kunst van het Boogschieten”. De Dentellière van Vermeer  is maar een klein – bijna achteloos klein – schilderijtje, dat op het eerste gezicht oogt als een snelle snapshot. Maar de pijl van de boogschutter schiet hier midden in de roos, right on target, so direct. Bob Dylan zegt het mooier: “Truth is an arrow, and the gate is narrow, that it passes through”. Zoals een goed popliedje een “hit” kan zijn. Het raakt je, recht in het hart. Zoals een mooie melodie de kortste weg naar het hart is.

Heel soms geeft zelfs een reclame-filmpje, in dit geval van Bleu de Chanel, je dat gevoel. Dat gevoel wordt versterkt door die prachtige song uit de jaren zestig, “Nights in White Satin’ van de Britse popgroep The Moody Blues. Is dit niet waar iedere kunstenaar, jong of oud, die nog durft te dromen, diep in zijn of haar hart naar blijft verlangen ?:

“Just what you want to be, You’ll be in the end, because I love you……”

Te zien en te horen op Youtube: